Laine et al Flashcards

1
Q

Wat geeft de meerderheid van de onderzoeken aan volgens Laine et al?

A

De meerderheid van de onderzoeken geeft aan dat halitose voorkomt bij 20 tot 50% van
de volwassen bevolking.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat bleek uit een epidemiologisch onderzoek in de Verenigde
Staten, Frankrijk en Japan?

A

Uit een epidemiologisch onderzoek in de Verenigde
Staten bleek dat 10 tot 30% van de Amerikaanse bevolking
regelmatig last heeft van een slechte adem.
In Japan was dat 24% en in Frankrijk 50 tot 60%.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat bleek uit een groitschalig Nederlands onderzoek grootschalig die in 1966 werd gedaan onder 11.625 deelnemers.

A

Hieruit bleek dat 25% van de personen ouder dan
60 jaar en 10% van de personen jonger dan 20 jaar halitose
had.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat bleek uit een Braziliaans onderzoek in 2007?

A

Een Braziliaans onderzoek liet ook een 3 maal zo groot risico op
halitose zien bij personen ouder dan 20 jaar als bij personen jonger dan 20 jaar.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat bleek uit een Chinees onderzoek in 2006?

A

In een
Chinees onderzoek werd met behulp van organoleptische
scores en Halimeter®-scores bij respectievelijk 27% en
20% van de onderzochte 2.000 personen halitose vastgesteld.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat bleek uit een Zwits onderzoek in 2008?

A

Uit een recent onderzoek in Zwitser-
land bleek op basis van organoleptisch onderzoek dat 11%
van de 419 onderzochte personen last had van halitose.
Dezelfde onderzoekers kwamen op basis van een enquête
tot een score van 32%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welk percentage van halitoseklachten had
een orale en non-orale oorzaak?

A

Verreweg het merendeel van de halitoseklachten (76%) had
een orale oorzaak en van slechts 4% lag de oorsprong buiten
de mond, zoals in de keel, de neus of het maag-darmkanaal.
Bij de overige 20% kon geen oorzaak worden gevonden of
was sprake van pseudohalitose.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoe biedt de tong een mogelijkheid voor het ontstaan van halitose?

A

Elke
plaats in de mond waarop een biofilm kan accumuleren,
biedt de mogelijkheid voor het ontstaan van halitose. Het
beslag op de tongrug is de voornaamste oorzaak van orale halitose.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat waren de resultaten bij de halitosepatiënten in
Leuven?

A

Bij ongeveer 60% van de halitosepatiënten werd tongbeslag gediagnosticeerd. Daarnaast speelden gingivitis en/of parodontitis bij
30% van de patiënten een belangrijke rol.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welke andere factoren beïnvloeden ademgeur?

A

Factoren
zoals hyposialie, medicijngebruik, mondademhaling en eet-
en drinkgewoonten kunnen ademgeur beïnvloeden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Welke chemische stoffen veroorzaken een onaangename ademgeur?

A

Vluchtige zwavelverbindingen, vooral waterstofsulfide en
methylmercaptaan en in mindere mate dimethylsulfide,
veroorzaken een onaangename ademgeur en zijn bij zeer
lage concentraties al waarneembaar.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hoe worden vluchtige zwavelverbindingen geproduceerd?

A

Deze vluchtige zwavelverbindingen worden geproduceerd door voornamelijk
Gram-negatieve anaerobe bacteriën zoals Porphymonas
gingivalis, Prevotella intermedia, Fusobacterium nucleatum
en Treponema denticola.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoe produceren Gram negatieve anaerobe bacteriën vluchtige zwavelverbindingen?

A

Deze bacteriën zijn in staat aminozuren uit voedselresten, cellen,
speeksel, creviculaire vloeistof of bloed om te zetten in de
vluchtige zwavelverbindingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Benoem waar waterstofsulfide, methylmercaptaan en dimethylsulfide
naar ruiken.

A

Waterstofsulfide ruikt als rotte eieren, methylmercaptaan
heeft een penetrante geur van rotte kool en dimethylsulfide
heeft een onaangenaam zoetige geur.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat hebben onderzoeken met nieuwe DNA-detectiemethoden laten zien?

A

Onderzoeken met nieuwe
DNA-detectiemethoden hebben recent laten zien dat de
tong in vergelijking met andere orale niches een specifieke
en de meest diverse bacteriële compositie heeft.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat zijn enkele non-orale halitose aandoeningen?

A

Keel- en neusaandoeningen, gastro-intestinale
ziekten, sommige stofwisselingsziekten en carcinomen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat kan bij kinderen een oorzaak van halitose zijn?

A

Bij kinderen kan een infectie die ontstaat als gevolg van
het inbrengen van vreemde voorwerpen zoals klein speelgoed in de neus een oorzaak van halitose zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Welke oorzaken kunnen bij volwassenen verantwoordelijk zijn voor slechte adem?

A

Bij volwassenen kunnen infecties in de luchtwegen, zoals chronische
sinusitis, tonsillitis en bronchitis, of nasofaryngeale abcessen of tumoren verantwoordelijk zijn voor slechte adem.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat heeft de aanwezigheid van tonsillolieten als gevolg op de hoeveelheid vluchtige zwavelverbindingen?

A

De
aanwezigheid van tonsillolieten verhoogde de kans op een
verhoogde hoeveelheid vluchtige zwavelverbindingen in de
adem 10 keer.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Voor welk aandoening kan halitose een symptoom zijn?

A

gastro-oesofageale reflux

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Waarom wordt Helicobacter
pylori ook gesuggereerd als een oorzaak van halitose?

A

Helicobacter
pylori is ook gesuggereerd als een oorzaak van halitose, omdat de bacterie vluchtige zwavelverbindingen kan produceren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Hoe kunnen stofwisselingsziekten voor halitose zorgen?

A

Een aantal
stofwisselingsziekten onaangenaam ruikende stoffen in de
bloedbaan circuleren en worden uitgeademd door alveolaire gasuitwisseling. Dimethylsulfide is de belangrijkste
vluchtige zwavelverbinding die bijdraagt aan niet-orale
halitose.

23
Q

Hoe kan Diabetes mellitus bijdragen aan niet-orale halitose?

A

Diabetes mellitus kan
ketongeur in de adem veroorzaken.

24
Q

Hoe kan Trimethylaminuria bijdragen aan niet-orale halitose?

A

Trimethylaminuria,
het visgeursyndroom, is een zeldzame genetische stofwisselingsziekte waarbij trimethylamine niet goed wordt
afgebroken. Trimethylamine veroorzaakt een lichaamsgeur
die lijkt op de geur van rotte vis. Deze lucht komt vrij via het
zweet, de urine en de adem.

25
Q

Hoe kan een mondzorgverlener trainen om mondgeur goed te onderscheiden en beoordelen?

A

Dat is te bereiken met een training met chemische verdunningsreeksen, door te oefenen op patiënten en met
behulp van een gestandaardiseerde geurtest (Sensonics®,
www.sensonics.com).

26
Q

Hoe verloopt de gestandaardiseerde geurtest? En welk mogelijkheid biedt deze test?

A

De gebruiker moet 40 uiteenlopen-
de geuren identificeren en zo wordt het reukvermogen
getest. Deze test biedt tevens de mogelijkheid een eventu-
eel gebrek aan reukvermogen (anosmie) vast te stellen.

27
Q

Wat is de meest gebruikte
onderzoeksmethoden voor het stellen van een diagnose?

A

De meestgebruikte
methode is een organoleptische test en deze wordt als
gouden standaard gehanteerd bij onderzoek naar halitose.

28
Q

Wat zijn de mogelijke scores van een organoleptische test.

A

0 = geen geur, 1 = nauwelijks
merkbare geur, 2 = lichte geur, 3 = matige geur, 4 = sterke
geur en 5 = hele sterke (overweldigende) geur.

29
Q

Hoe kan een organoleptische test worden uitgevoerd?

A

De waarnemer
kan recht tegenover of haaks op de patiënt plaatsnemen.
De patiënt kan al dan niet actief uitademen of spreken. Het
is ook mogelijk de geur in de mond te ruiken met de neus
van de waarnemer vlak voor de mond van de patiënt. De
persoon in kwestie kan ook door een buisje uitademen,
terwijl de waarnemer aan de andere kant van het buisje
ruikt. Naast de mondgeur kan
ook het tongbeslag en de neusadem organoleptisch worden
gescoord.

30
Q

Hoe kan het tongbeslag ook kunnen worden veoordeeld?

A

Van het tongbeslag wordt ook de dikte gescoord (0 = geen beslag, 1 = een beetje beslag en 2 = dik
beslag), en de kleur. De uitgebreidheid van het tongbeslag
kan worden gemeten door de tong in 9 of 6 compartimen-
ten te verdelen.

31
Q

Wat blijkt uit de biofilm en de waarneembaarheid ervan?

A

De consistentie
van de biofilm blijkt van groter belang dan de visuele waarneembaarheid.

32
Q

Noem enkele apparaten om de
mondgeur objectief vast te stellen.

A

De bekendste zijn Halimeter en OralChroma

33
Q

Hoe werkt de Halimeter?

A

De Halimeter
is een apparaat dat de totale hoeveelheid vluchtige zwavel-
verbindingen meet.

34
Q

Hoe werkt de OralChroma?

A

De OralChroma
geeft de concentraties van waterstofsulfide, methylmercaptaan en dimethylsulfide apart weer.

35
Q

Wat bleek uit de resultaten van de Halimeter en
de organoleptische testen?

A

De resultaten van de Halimeter en
de organoleptische testen bleken met elkaar te correlere. Het aantal micro-organismen in
de biofilm op de tong was sterker gecorreleerd aan de orga-
noleptische testen en de uitslagen van de Halimeter dan
de hoeveelheid tongbeslag.

36
Q

Wat bleek uit de resultaten van de OralChroma en
de organoleptische testen?

A

De
correlatie tussen organoleptische testen en metingen met
de OralChroma is nog niet vaak onderzocht maar deze
lijkt positief.

37
Q

Waarom is
het belangrijk de patiënt er op te wijzen wat diegene wel of niet kan
doen vóór het onderzoek?

A

Eten, roken
en het gebruik van cosmetica voorafgaande aan de metin-gen kan een sterke invloed op de metingen hebben.

38
Q

Waarom hebben veel mensen ’s ochtends een minder frisse
mondgeur?

A

Veel mensen hebben ’s ochtends een minder frisse
mondgeur door de sterk verminderde speekselsecretie-
snelheid tijdens een nacht slapen.

39
Q

Wanneer wordt er gesproken van een persisterende
halitose?

A

Wanneer na het nuttigen van
een ontbijt en een goede mondverzorging de
halitos niet verdwijnt.

40
Q

Wanneer wordt er gesproken van een pseudo-halitose?

A

Als bij een
patiënt na de metingen geen halitose kan worden vastgesteld, had de patiënt tot op dat moment pseudo-halitose.

41
Q

Wanneer wordt er gesproken van een halitofobie?

A

Als een patiënt er niet van kan worden overtuigd dat hij
geen halitose heeft en halitose blijft ervaren, is de diagnose
‘halitofobie’ en kan het wenselijk zijn de patiënt te verwijzen
naar een psycholoog.

42
Q

Waar richt de behandeling van halitose zich primair op?

A

Behandeling van halitose richt zich primair op het dagelijks
effectief verwijderen van micro-organismen en de hoeveelheid voedingstoffen voor micro-organismen.

43
Q

Hoe kan het beslag op
de tongrug worden verwijderd?

A

Het beslag op
de tongrug, de meest voorkomende oorzaak van orale halitose, kan mechanisch en/of chemisch worden verwijderd.

44
Q

Wat blijkt uit dagelijkse mechanische tongreiniging?

A

Het is gebleken dat dagelijkse mechanische tongreiniging
de hoeveelheid tongbeslag verminderde.

45
Q

Welk verband blijkt uit enkele onderzoeken tussen de mechanische verwijdering van tongbeslag en de productie van vluchtige zwavelverbindingen?

A

Een
aantal onderzoeken heeft een relatie aangetoond tussen
mechanische verwijdering van tongbeslag en verlaging van
organoleptische scores en vermindering van de hoeveelheid vluchtige zwavelverbindingen.

46
Q

Hoe kunnen mondspoelmiddelen, tandpasta’s of tonggels een slechte adem verminderen?

A

Door de bacterien te elimineren en door de hoeveelheid geproduceerde
gassen te reduceren.

47
Q

Wat zijn de actieve componenten in mondspoelmiddelen?

A

De actieve componenten in mondspoelmiddelen zijn
meestal antimicrobiële middelen zoals chloorhexidine, cetylpyridiniumchloride, etherische oliën, chloordioxide, metaalionen (zinklactaat en zinkchloride), triclosan
en waterstofperoxide.

48
Q

Hoe effectief zijn de actieve componenten in mondspoelmiddelen?

A

Al deze middelen kunnen tijdelijk halitose verminderen. De meeste middelen zijn relatief korte
tijd (3-4 uur) effectief.

49
Q

Hoe kun je een optimaal effect verkrijgen met mondspoelmiddelen?

A

Voor een
optimaal effect is het belangrijk dat de patiënt gorgelt, bij
voorkeur met een uitgestoken tong zodat het achterste
gedeelte van de tongrug wordt bereikt.

50
Q

Welke dagelijkse schoonmaak activiteiten zorgen voor het beste resultaat?

A

Het beste resultaat
wordt behaald met tongschrapen, eventueel in combinatie
met gebruik van mondspoel middelen, naast dagelijkse interdentaal reinigen en tandenpoetsen

51
Q

Welke stoffen in tandpasta’s blijken effectief te zijn?

A

Vooral tandpasta’s met natriumbicarbo-
naat, triclosan met zinkcitraat en tinfluoride lijken effectief
te zijn.

52
Q

Leek tongreiniging met tandpasta of mondspoeling effectiever?

A

Tongreiniging met
tandpasta leek wel minder effectief dan een mondspoelmiddel

53
Q

Wat kun je concluderen over het gebruik van pepermuntjes en kauwgom?

A

Producten zoals pepermuntjes en kauwgom kunnen tijdelijk de slechte adem maskeren door stimulering van
de speekselsecretiesnelheid en het verspreiden van de mintgeur.