De Jongh et al Flashcards

1
Q

Wat werd er in het artikel De Jongh onderzocht?

A

De invloed van subjectieve mondgeur perceptie op het sociaal functioneren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hoeveel deelnemers waren er en wat was de schaal van beoordeling?

A

Deelnemers: 1082
Schaal: 0-100, waarbij 0 = helemaal niet fris en 100 = heel erg fris.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat was de gemiddelde mondgeurperceptie in het onderzoek De Jongh?

A

66,8

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welk percentage had hun mondgeur als ‘onfris’ beoordeeld?

A

4,2

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoeveel deelnemers gaven aan dat ze er rekening mee hielden dat een persoon tijdens de eerste ontmoeting hun mondgeur kan ruiken?

A

2/3 deel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat bleken deelnemers die hun mondgeur als ‘onfris’ beoordeelden te doen in vergelijking met deelnemers die hun mondgeur als ‘fris’ beoordeelden?

A

Deelnemers die hun mondgeur als ‘onfris’ beoordeelden, bleken significant meer afstand te houden tot een ander persoon.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat was een opvallende observatie in een subgroep van deelnemers die hun mondgeur als ‘fris’ beoordeelden?

A

Een subgroep van deelnemers die hun mondgeur als ‘fris’ beoordeelden hield toch afstand tot een ander.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat bleek de subjectieve mondgeur perceptie voor sommige deelnemers tijdens het sociaal functioneren?

A

Een potentieel belemmerende factor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoe vaak komt halitose ongeveer voor?

A

10-30%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is een van de zaken dat halitose compliceert?

A

Mensen merken er zelf betrekking weinig van en men attendeert elkaar niet over halitose, waardoor beiden er last van blijven houden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoe werkt de pols-liktest?

A

Een groot deel van de tong op de pols likken, het vocht laten drogen en vervolgens de pols ruiken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Waarom gebeurt het erg weinig dat men elkaar over hun mondgeur attendeert?

A

Het schijnt een taboe te zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is de conclusie van een recente representatieve steekproef van de Nederlandse bevolking van 16 jaar en ouder?

A

Naarmate de sociale afstand tussen personen toeneemt, neemt de neiging om iemand op halitose te attenderen af.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hoeveel procent is bereid of geneigd om een bekende EN onbekende op halitose aan te spreken?

A

Slechts 40% van deelnemers is bereid een bekende op halitose aan te spreken en minder dan 7% is bereid een onbekende aan te spreken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat wordt halitose in sociaal opzicht door de Nederlandse bevolking beschouwd?

A

Als een van de grootste afknapper.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat heeft halitose als gevolg op het sociaal functioneren?

A

Mensen passen uit onzekerheid en/of angst voor halitose (en de mogelijke negatieve sociale consequenties ervan) hun sociaal functioneren aan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat was het doel van het onderzoek van De Jongh?

A

Het vaststellen van de algemene mondgeurperceptie van de Nederlandse bevolking en in welke mate dit in het sociaal functioneren rekening mee wordt gehouden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Welk hypothese werd in het onderzoek De Jongh getoetst?

A

De subjectieve mondgeur perceptie hangt samen met de mate waarin men hier rekening mee houdt tijdens het sociaal functioneren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Via welk platform werd het onderzoek De Jong et al onderzocht?

A

Panelwizard

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Hoeveel deelnemers werden er uitgenodigd en wat was de uiteindelijke respons?

A

Uit het bestand van 20.000 panelleden van >= 16 jaar, werden er 1586 personen uitgenodigd en deden er uiteindelijk 1083 personen mee. Dus een respons van 68%.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Hoe representatief was het onderzoek De Jongh et al?

A

De steekproef was representatief voor de Nederlandse bevolking van 16 jaar en ouder ten aanzien van geslacht, leeftijd, opleidingsniveau, gezinssituatie en arbeidssituatie.

22
Q

Wat waren de arbitraire grenswaarden van dit onderzoek?

A

Een score tot en met 30 is onfris en een score vanaf 70 is fris.

23
Q

Hoe werd de vraag over de gemiddelde subjectieve mondgeur perceptie gesteld?

A

Sommige mensen hebben een frisse mondgeur en anderen niet. Hoe denkt u in het algemeen over uw eigen mondgeur

24
Q

Hoe werd de vraag over het sociaal functioneren ten aanzien van mondgeurperceptie gesteld? En wat waren de antwoord categorieën?

A

Als u iemand voor de eerste keer ontmoet, houdt u er dan rekening mee dat iemand uw mondgeur zou kunnen ruiken, bijvoorbeeld door de afstand die u tot die persoon bewaart?

Antwoord categorieën: Helemaal geen/ bijna geen/ soms/ vaak/ altijd

25
Q

Hoe werd het opleidingsniveau in dit onderzoek gedefinieerd?

A

Laag: geen onderwijs, alleen basisonderwijs, lbo/vbo/vmbo, mavo, eerste 3 jaar havo/vwo.

Middelbaar: mbo, havo, vwo, wo-propedeuse

Hoog: hbo/wo doctoraal of master

26
Q

Hoe werd de gezinssituatie verdeeld in dit onderzoek?

A

Alleenstaand
Samenwonend/gehuwd zonder of met kinderen

27
Q

Hoe werd de arbeidsparticipatie verdeeld in dit onderzoek?

A

Geen
Volledig dienstverband
Deeltijd aanstelling

28
Q

In welk programma werden de onderzoeksgegevens geanalyseerd en welk significantieniveau werd gehanteerd?

A

Statistical Package for Social Sciences 18

Significantieniveau: 0.05

29
Q

Welk percentage van de deelnemers was vrouw?

A

48,2%

30
Q

Hoe vergeleek het opleidingsniveau tussen mannen en vrouwen in dit onderzoek?

A

Het opleidingsniveau van de vrouwen bleek relatief vaker laag en van de mannen relatief vaker hoog.

31
Q

Hoe vergeleek de arbeidsparticipatie tussen mannen en vrouwen in dit onderzoek?

A

De vrouwen werkten relatief minder vaak in een volledig dienstverband en vaker in deeltijd dienstverband of helemaal niet.

32
Q

Hoe beoordeelden de deelnemers gemiddeld hun mondgeur? Benoem de percentage die hun mondgeur fris en onfris vonden.

A

Gemiddeld score mondgeur: 66,8 +- 17,2. Hiervan vond 4,2% hun mondgeur onfris en 56,3% hun mondgeur fris

33
Q

Wat is de samenhang tussen score mondgeur en het geslacht?

A

De hoogte van de score mondgeur bleek niet statistisch samen te hangen met het geslacht.

34
Q

Welk statistisch significant verschil in subjectieve mondgeur perceptie was er gevonden tussen de deelnemers ten opzichte van leeftijd?

A

Deelnemers van 60 jaar of ouder beoordelen hun subjectieve mond-
geurperceptie gemiddeld beter dan de jongeren (71,5 ± 16,4), terwijl de andere leeftijdsgroepen op deze variabele niet van elkaar verschilden (65,1 ± 17,2).

35
Q

Welk statistisch significant verschil in subjectieve mondgeur perceptie was er gevonden tussen de deelnemers ten opzichte van gezinssituatie?

A

Deelnemers van gezinnen met kinderen scoorden relatief het slechtst.

36
Q

Welk statistisch significant verschil in het rekening houden van subjectieve mondgeur tijdens een eerste ontmoeting was er gevonden tussen de deelnemers ten opzichte van geslacht?

A

Vrouwen gaven in vergelijking met mannen (19% versus 12%) statistisch significant vaker aan hiermee altijd rekening te houden.

37
Q

Welk statistisch significant verschil in het rekening houden van subjectieve mondgeur tijdens een eerste ontmoeting was er gevonden tussen de deelnemers ten opzichte van leeftijd?

A

Deelnemers jonger dan 60 jaar gaven aan hiermee vaker (‘soms tot altijd’) rekening te houden dan de deelnemers van 60 jaar en ouder, namelijk 69,9% versus 53,8%.

38
Q

Welk statistisch significant verschil in het rekening houden van subjectieve mondgeur tijdens een eerste ontmoeting was er gevonden tussen de deelnemers ten opzichte van geslacht?

A

Deelnemers met een laag opleidingsniveau gaven vaker aan altijd rekening te houden met hun mondgeur tijdens een eerste ontmoeting dan mensen met een hoog opleidingsniveau, namelijk 18% versus 14%.

39
Q

Welk statistisch significant verschil in subjectieve mondgeur perceptie is er tussen de groepen deelnemers die in het sociaal functioneren ‘geen’, ‘bijna geen’, ‘soms’, ‘vaak’, ‘altijd’ rekening hielden met het feit dat anderen hun mondgeur zouden kunnen ruiken?

A

Mensen die meenden een onfrisse mondgeur te hebben, gaven aan hier vaker rekening mee te houden dan mensen die meenden een frisse mondgeur te hebben.

40
Q

Wat is een uitzondering op de bevinding in de groep die aangaf ‘altijd’ rekening te houden met mondgeur?

A

Deze 166 deelnemers (15,3%) meenden een goede mondgeur te hebben.

41
Q

Wat zijn de resultaten van de frequentieanalyse van de subjectieve mondgeurperceptie die binnen de groep ‘altijd’ is uitgevoerd?

A

Binnen deze groep had 4,2% een score 30 of lager, 36,7% een score tussen 30 en 70 en 59% een score hoger dan 70.

42
Q

Wat kun je concluderen uit de 59% van de deelnemers die aangaven bij het sociaal functioneren altijd rekening te houden met hun mondgeur en tegelijkertijd meenden dat hun mondgeur fris was.

A

Dit betrof 9,1% van alle deelnemers en daarvan was 60,2% vrouw.

43
Q

Verklaar het statistisch significante verband dat tussen geslacht en in het sociaal functioneren rekening houden met mondgeur werd gevonden?

A

Dit verband komt voort uit de aanwezigheid van onevenredig veel vrouwen in de groep die aangaf in het sociaal functioneren altijd rekening te houden met hun mondgeur.

44
Q

Wat lieten de resultaten van de logistische regressieanalyse zien?

A

De resultaten van de logistische regressieanalyse lieten zien dat subjectieve mondgeurperceptie een significante voorspeller is voor afstand houden.

45
Q

Waarom is de gevonden prevalentie van subjectieve mondgeurperceptie beduidend lager dan die van objectief vastgestelde halitose die in de literatuur op 10-30% wordt geschat?

A

Deze discrepantie is niet onlogisch gezien het feit dat mensen nu eenmaal slecht in staat zijn hun eigen mondgeur te beoordelen.

46
Q

Benoem een vergelijkbaar onderzoek naar subjectieve mondgeurperceptie.

A

In een onderzoek onder bewoners van de Zwitserse stad Bern (n = 419), waarbij werd gebruikgemaakt van een vierpuntenschaal voor (on)frisse mondgeur, gaf 5% van de ondervraagden aan vaak last van halitose te hebben.

47
Q

Wat blijkt uit de subgroep die aangaf altijd rekening te houden met afstand bij de eerste ontmoeting?

A

Dit geeft mogelijk te maken met een algemene onzekerheid in het sociaal functioneren en is dit gedrag een manifestatie van sociale angst, dat wil zeggen: angst te worden afgewezen, in dit geval vanwege halitose.

48
Q

Wat is ‘olfactory reference syndrome’?

A

Dit syndroom is een ziektebeeld waarbij sprake is van een persisterende preoccupatie met lichaamsgeuren, zoals die van oksels, voeten, het genitale gebied en de mond.

49
Q

Wat is halitofobie?

A

Men spreekt over halitofobie als ook na subjectieve metingen met een negatief resultaat de patiënt nog steeds ervan overtuigd is halitose te hebben.

50
Q

Wat is een beperking van het onderhavige onderzoek en wat is een gevolg hiervan?

A

Halitose is niet objectief vastgesteld, waardoor niet kon worden beoordeeld welke deelnemers al dan niet terecht meenden een frisse of onfrisse mondgeur te hebben. Een gevolg hiervan is bovendien dat niet kon worden beoordeeld of deelnemers ‘passende’ in plaats van op de werkelijkheid berustende antwoorden hebben gegeven.