Heitz-Mayfield et al Flashcards

1
Q

Wat zijn peri-implantaire ziektes een resultaat van?

A

Peri-implantaire ziektes zijn een resultaat van een onevenwicht tussen de bacteriele uitdaging en de reactie van de gastheer.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn de karakteristieken van peri-implantaire mucositis?

A
  • Aantasting van peri-implantaire mucosa.
  • De aanwezigheid van een ontsteking in de mucosa bij een implanmtaat zonder tekenen van verlies van de ondersteunende bot.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn de karakteristieken van peri-implantitis?

A
  • Aantasting van het ondersteunende bot
  • Naast de ontsteking in de mucosa ook botverlies
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoe verloopt de kolonisatie van orale implantaten bij edentale deelnemers?

A
  • vooral een microbiota met grampositieve, facultatieve organismen (zowel aeroob als anaeroob)
  • op een plek subgingivaal (onder de gingiva) anaerobe gramnegatieve bacterien
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoe verloopt de kolonisatie van orale implantaten bij gedeeltelijk edentale deelnemers?

A
  • bacteriele kolonisatie treedt onmiddelijk na mucosale implantaatplaatsing op
  • De compositie van de microbiota die na 3 maanden aanwezig is, blijkt voorspellend te zijn voor de kolonisatie na 1 jaar
  • Microbiota in de mondholte kan een aanzienlijke invloed hebben op de biofilmvorming op nieuw geplaatste implantaten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welke microbiota zijn geassocieerd met gezonde peri-implantaire weefsels?

A
  • grampositieve facultatieve (zowel anaeroob als aeroob) cocci (bolletjes) en staven
  • gramnegatieve anaerobe staven kunnen ook gevonden worden in kleine aantallen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke microbiota zijn geassocieerd met peri-implantaire infecties?

A
  • hoge aantallen gramnegatieve anaerobe bacterien
  • hoge prevalentie van pathogenen die geassocieerd worden met parodontitis
  • verband tussen de aanwezigheid van staphylococcus aereus, enteriche staven en candida albicans met peri-implantitis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat zijn enkele rode en oranje complex soorten ivm pathogenen die geassocieerd worden met parodontitis?

A

rode complex soorten: porphyromonas gingialis, treponema denticola en tannerella forsythia

oranje complex soorten: fusobacterium sp en prevotella intermedia

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat duidt de aanwezigheid van aggregatibacter actinomycetemmcomitans?

A

De aanwezigheid van aggregatibacter actinomycetemcomitans is ook gerappoteerd bij peri-implantitis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welk gelijkenis is er bevonden in de intra-individuele overdracht van pathogenen?

A

Eris een gelijkenis gevonden tussen de samenstelling van microbiota rond de tanden en implantaten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Welk intra-individueel overdracht van pathogenen is er bevestigd binnen dit onderzoek?

A

De overdracht van bacterien van tand naar implantaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welke maatregelen moeten er genomen worden om intra-individuele overdracht van pathogenen te minimaliseren?

A

Het elimineren van potentiele reservoirs van parodontale pathogenen voor een implantatie en de behouding van de gezondheid van gedeeltelijk dentale patienten met implantaten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Welk overeenkomst hebben de meeste onderzoeken aangetoond mbt de samenstelling van de microbiota?

A

De meeste onderzoeken tonen aan dat de samenstelling van de subgingivale microbiota bij gezondheid en ziekte vergelijkbaar is rond de implantaten en tanden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Noem hoe de biofilmvorming wordt beinvloedt.

A
  • De eigenschappen van het te koloniseren oppervlak
  • chemische compositie
  • affiniteit van S. aureus voor titaniumoppervlakken
  • oppervlakteruwheid
  • vrije energie van het oppervlak
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hoe sterk is S. aureus geassocieerd met parodontitis?

A

S aureus wordt niet sterk geassocieerd met chronische periodontitis, maar wel met therapieresistentie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Beschrijf de gastheerrespons gedurended de biofilmvorming bij de hondenmodel.

A

De vroege gastheerrespons op de biofilmvorming rond de implanto-mucosale eenheid is vergelijkbaar met de reactie bij de dentogingivale eenheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat is de implanto-mucosale eenheid

A

implantaat en slijmvlies

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat is de dentogingivale eenheid?

A

tand en tandvlees

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Waar is gastheerrespons op gevestigde biofilm heftiger bij het hondenmodel?

A

Het gastheerrespons op gevestigde biofilm is heftiger in het peri-implantaire mucosa dan in de gingiva.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat is het ligatuurmodel?

A

Hierbij wordt mbv een draad rond de tand of het implantaat een ontsteking geinduceerd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Beschrijf de gasheerrespons op de biofilvorming bij het mensenmodel.

A

Er is een vergelijkbare oorzaak-effect relatie tussen de ophoping van het biofilm & de ontwikkeling van experimentele gingivitis en peri-implantaire mucositis.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Is er in het mensenmodel een verschil in de gasheerrespons op de biofilmvorming waargenomen tussen de gingiva en peri-implantaire mucosa?

A

Nee, er is geen verschil in de gastheerrespons van de gingiva en peri-implantaire mucosa waargenomen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Beschrijf hoe de progressie van een parodontale ontsteking zich uitbreidt bij het apenmodel.

A

De progressie van de ontsteking breidt zich verder uit tot in het beenmerg op peri-implantitis plekken en minder op parodontitis plaatsen.

24
Q

Beschrijf het effect van de afwezigheid van het parodontale ligament (vezels die tand aan kaakbot verbinden)

A

De afwezigheid van het parodontale ligament kan een bevorderend effect hebben in de pathogenese van peri-implantitis.

25
Q

Noem een overeenkomst tussen parodontitis en peri-implantitis.

A

De ontwikkeling van parodontitis en peri-implantitis volgt een vergelijkbare opeenvolging van gebeurtenissen.

26
Q

Hoe ontwikkeld een parodontitis ontsteking zich mbt het beenmerg?

A

Een parodontitis ontsteking is ommuurd door bindweefselvezels, waardoor de ontsteking zich niet in het alveolaire beenmerg verder ontwikkeld.

27
Q

Hoe ontwikkeld een peri-implantitis zich mbt het beenmerg?

A

Een peri-implantitis ontsteking ontwikkeld zich in de afwezigheid van bindweefselvezels, waardoor de infectie zich in sommige gevallen kan uitbreiden tot in het beenmerg.

28
Q

Wat is een risicofactor en wat voor soort invloed is dit?

A

Een omstandigheid die de kans op ziekte vergroot. Dit is een directie invloed.

29
Q

Hoe kun je de risicofactoren bij een ziekte identificeren?

A

Door middel van een longitudinale studie met een prospectief ontwerp

30
Q

Wat is een risico indicator en wat voor een soort invloed is dit?

A

Omstandigheden die ertoe kunnen bijdragen dat iemand een verhoogd risico op het ontwikkelen van een ziekte heeft. Dit is een indirectie invloed.

31
Q

Hoe kun je risico-indicatoren bij een ziekte identificeren?

A

Door middel van een cross-sectionele analyse.

32
Q

Noem enkele risicofactoren voor de ontwikkeling en progressie van parodontitis.

A
  • slechte mondhygiene
  • gingivitis
  • tabaksgebruik
  • diabetes mellitus
33
Q

Noem enkele risico-indicatoren voor peri-implantitis.

A
  • slechte mondhygiene
  • geschiedenis van parodontitis
  • tabaksgebruik
  • diabetes mellitus
  • alcoholgebruik
  • genetische kenmerken
33
Q

Wat voor risico vormt de ontoegangelijkheid van mondygiene rond de implantaten bij gedeeltelijk dentate patienten?

A

Risico voor peri-implantitis

34
Q

Welke risico-indicatoren zijn nog niet sterk gerelateerd aan peri-implantitis?

A

Diabetes mellitus en alcoholgebruik

35
Q

Waarom is het klinisch identificeren van genetische kenmerken niet nodig voor peri-implantaatziekten?

A

Er is tot op heden geen hard bewijs voor genetische kenmerken bevonden.

36
Q

Wat is de belangrijkste risicofactor voor peri-implantitis? En waarom?

A

Een voorgeschiedenis van parodontitis, sinds de drie belangrijkste risicofactoren voor parodontitis ook risico-indicatoren zijn voor peri-implantitis.

37
Q

Hoe wordt een parodontitis diagnostiek uitgevoerd?

A
  • een beoordeling van de ontstekingsveranderingen
  • een beoordeling van de schade aan het parodontaal weefsel
  • rontgenfoto’s
38
Q

Hoe wordt de beoordeling van de schade aan het parodontaal weefsel uitgevoerd?

A
  • pocketdiepte
  • verlies van klinische aanhechting
39
Q

Wat is de aanbevolen sondeerkracht en waarom.

A

De aanbevolen sondeerkracht is 0,2 - 0,3 N, aangezien je heirmee betrouwbare beoordelingen krijgt. Bij peri-implantitis kun je namelijk door het bindweefsel doordringen, wat voor foutieve metingen zorgt.

40
Q

Hoe kun je de pocketdiepte het beste beoordelen?

A

Door gebruik te maken van een basismeting waarmee je kunt vergelijken.

41
Q

Welk pocketdiepte is een indicator van peri-implantitis?

A

Een pocketdiepte van 6 mm of hoger is een indicator van peri-implantitis.

42
Q

Wat moet je doen bij een toename van de pocketdiepte en het bloeden tijdens het sonderen?

A

Rontgenfoto’s nemen om botverlies vast te stellen.

43
Q

Welk kenmerk van implantaatfalen is nutteloos voor diagnostiek?

A

Mobiliteit van implantaten

44
Q

Wat is een resonantiefrequentieanalsye?

A

Een methode om implantaatstabiliteit te meten met behulp van stabiliteitsquotientwaardes.

45
Q

Hoe betrouwbaar is een resonantiefrequentieanalyse?

A

Een resonantiefrequentieanalyse kan niet op betrouwbare wijze verlies van implantaatstabiliteit aantonen.

46
Q

Wat duidt de aanwezigheid van pus in het parodontaal gebied aan?

A

Dit duidt op een aanhoudende ontsteking.

47
Q

Wat is ee behandeling voor parodontitis?

A
  • instructies voor de verbetering van de mondhygiene
  • Professionele gebitsreiniging
48
Q

Wat is een behandeling bij diepe parodontale defecten?

A

Parodontale chirurgie

49
Q

Wat wordt er uitgevoerd tijdens een flapoperatie?

A

Het opensnijden van tandvlees om alle tandsteen en tandplaque onder de gingiva te verwijderen

50
Q

Wanneer moet parodontitis bij voorkeur behandeld worden?

A

Voordat een implantaat gezet wordt

51
Q

Wat alternatief kan er genomen worden bij de gebitsreiniging van een patient met een implantaat?

A

antimicrobiele middelen

52
Q

Hoe kun je peri-implantaire mucositis behandelen?

A

Professionele gebitsreiniging (mechanisch) en aanvullend antimicrobiele middelen (chemisch)

53
Q

Hoe effectief is een parodontale chirurgie bij diepe ontstekingen?

A

Bij diepe ontstekingen kan een flapoperatie nodig zijn, maar dit lijkt niet altijd succesvol op lange termijn.

54
Q

Wat is het effect van antiseptische oplossingen en/of fysiologische zoutoplossing op een infectie?

A

De bacteriele belasting kan verminderd worden, waardoor de aangeboren en adaptieve gasheerreacties de infectie onder controle gehouden worden.

55
Q

Wat is de grootste uitdaging voor voorstelbare behandelingsresultaten?

A

Decontaminatie van het implantaatoppervlak dat zich in een submucosaal gebied (onder de slijmvlies) bevindt.