PET en MRI Flashcards

1
Q

Waarom is het niet altijd handig om naar de waardes in het CSF te kijken?

A

Omdat je alleen waardes krijgt die afkomstig zijn van het CSF en je dus niet alles kunnen vertellen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hoe werkt Positron Emissie Tomografie

(PET)?

A

Er wordt een licht radioactieve stof ingespoten bij een patiënt, de stof bindt in de hersenen met zijn target en dit wordt omgezet in een beeld.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Waarom vertoont de PET-scan van een controlegroep (bij bijv. scan voor plakken) ook lichte radioactiviteit?

A

Omdat bij de controlegroep de stof nergens kan binden en dan aselectieve binding aangaat met de witte stof.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Waarom kunnen we niet met zekerheid zeggen dat amyloid beta de initiator is voor Alzheimer’s?

A

Omdat de functie van het eiwit nog onduidelijk is, zo zien we amyloid-beta pathologie ook in gezonde ouderen en non-AD dementie. Ook komt vaak de locatie van de plakken niet overeen met welke symptomen de patient ervaart. Daarnaast lukt het vaak wel om amyloid-beta plakken te verminderen, maar resulteert dit niet in verbetering van cognitieve functies.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Een amyloid-b PET-scan ziet er bijna altijd hetzelfde uit, op welke plekken wordt veel amyloid-b gevonden?

A

In de temporoparietale en frontale cortex.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Is er altijd hypometabolisme op de plekken waar amyloid-b plakken onstaan?

A

Nee, hypometabolisme blijft beperkt tot de plekken waar de symptomen ontstaan, de plakken zitten verspreid over de hersenen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

In een meta-analyse met patiënten met verschillende vormen van dementie werd er gevraagd naar amyloid-b status (+/-), de leeftijd en het ApoE-genotype. Wat was de conclusie bij non-AD patienten?

A

Dat deze patienten vaak een andere vorm van dementie hebben, maar wel amyloid-beta + zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoe kan het dat een patiënt geen AD heeft maar wel amyloid-b +?

A

Er is een foutieve diagnose gemaakt of er is sprake van comorbide pathologie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Bij dezelfde meta-analyse waar werd gevraagd naar amyloid-b status, leeftijd en ApoE-genotype kwam er bij AD-patiënten naar voren dat die vaak naarmate ze ouder worden minder amyloid-b hebben. Hoe kan dit?

A

Dit kan te wijten zijn aan vals-negatieve resultaten op de PET-scan. Of door een AD-fenokopie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wanneer gebruiken we een PET-scan voor het scannen op amyloid-b bij dementie?

A

Bij early-onset dementie, atypische dementie en persistente of onverklaarde MCI.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wanneer gebruiken we geen PET-scan voor het scannen op amyloid-b bij dementie?

A

Bij late-onset dementie, het bepalen van de ziekte ernst en bij asymptomatische individuen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welke kleur wordt weergegeven op een MRI-beeld voor het hersenvocht?

A

Zwart

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Welke kleur wordt weergegeven op een MRI-beeld voor de grijze stof?

A

Grijs

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Welke kleur wordt weergegeven op een MRI-beeld voor de witte stof?

A

Wit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is het verschil tussen hypothese en data gedreven diagnose?

A

Bij hypothese gedreven diagnose ga je er vanuit dat de meeste vormen van dementie dezelfde plekken heeft waar atrofie opspeelt. Data gedreven diagnose wordt door een computer gedaan, waardoor er 4 supgroepen atrofie ontstaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Je kan klachten hebben die overeenkomen met het gebied dat is aangedaan, maar je kan ook klachten hebben die niet overeenkomen met het gebied dat is aangedaan. Waardoor komt dit?

A

Het brein is een soort netwerk, waarbij alle hersengebieden in contact met elkaar staan. Klachten kunnen dus ook ontstaan doordat een verbinding tussen twee gebieden is aangedaan.

17
Q

Waarmee kan je het netwerk van het brein onderzoeken?

A

Door middel van een Diffusion Tensor Imaging (DTI), hiermee kan je de witte stof banen meten en volgen. Of door een functionele MRI uit te voeren, waarbij je het zuurstofverbruik meet.

18
Q

Er is een functionele MRI studie gedaan naar de functionele connectiviteit in gezonde jonge mensen. Wat hebben ze hier gedaan en wat was het resultaat?

A

D.m.v. de functionele MRI werd de functionele connectiviteit onderzocht. Hieruit kwam een plaatje die vergeleken werd met een amyloid-b PET-scan. Hieruit bleek dat de gebieden die het meest actief waren in gezonde jonge mensen, dit later de plekken waren waar amyloid-beta plakken ontstonden.

19
Q

Waarom is er nog geen duidelijke conclusie gekomen uit de functionele MRI studie?

A

Omdat bijv. de hippocampus het meest wordt aangedaan (atrofie) bij Alzheimer’s, maar de hippocampus weinig functionele connectiviteit vertoont in gezonde jonge mensen. Er is dus geen verbindingsactiviteit of plakvorming op die plek.