Diermodellen Flashcards

1
Q

Wat is het nut van gebruik van diermodellen? Waarom kunnen we het niet gelijk toepassen op patiënten?

A

Onderzoek met patiënten is tijdroven en duur en vaak ethisch niet juist. Daarnaast zijn diermodellen essentieel voor het achterhalen van mechanismes en ontwikkelen van behandelingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is belangrijk om te onthouden bij het selecteren van het juiste model?

A

Wat je precies wilt onderzoeken; pathologie/neuronale dysfuncie/gedrag?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Noem dingen die belangrijk zijn bij het kiezen van het juiste model:

A
  • Dier staat zo dicht mogelijk bij de mens
  • Ethisch verantwoord
  • Dier met snelle generatietijd.
  • Toegang tot het genoom
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is een transgeen muismodel?

A

Hierbij kloneer je een gen die je in een plasmide plaats, die je vervolgens in een bevruchte muizeneicel injecteert. De plasmide wordt geïntegreerd in het DNA van de bevruchte eicel en zo wordt er een muis geboren met een transgen in zijn DNA.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is homologe recombinatie?

A

Hierbij maak je een gen dat bijv. codeert voor alfa-synucleine, dit breng je in de muis. Hierbij gebruik je vervolgens een knock-out/in techniek om dit gen te vervangen met het muizengen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Waarom kan je bij het gebruik van diermodellen het best voor een (autosomaal) dominante variant kiezen?

A

Omdat je dan gelijk resultaat hebt als het dier drager is van het gen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Autosomaal dominante genen voor Parkinson’s zijn alfa-synucleine en LRRK2. Wat zou je met deze genen in een diermodel kunnen doen?

A

Je zou kunnen kijken wat het effect is als je deze genen uitschakelt in muizen met Parkinson’s. Hieruit blijkt dat dit weinig effect heeft op de dopaminerge neuronen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Als je dominante genen voor Parkinson’s uitschakelt, heeft dit weinig effect op de dopaminerge neuronen. Wat zegt dit over deze genen?

A

Dat als je deze genen niet hebt, het geen neurodegeneratie veroorzaakt. Maar ook dat er wel iets in de genen moet zitten wat een ziekmakend effect heeft.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat gebeurd er als je via een transgeen muismodel een gemuteerd alfa-synucleine voor Parkinson’s in de muis plaatst? Wat is het nadeel hiervan?

A

De muizen ontwikkelen Parkinson’s, maar de dopaminerge neuronen in de substantia nigra zijn nog intact. Het laat ons geen neurodegeneratie zien.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Aan de hand van welke stof kan je de neurodegeneratie van Parkinson’s weergeven in muizen? Wat laat dit diermodel niet zien?

A

Door MPTP uit heroïne toe te dienen. Hierdoor zul je een sterk verlies in dopaminerge neuronen zien. Maar er is geen typerende alfa-synucleine pathologie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoe kan je Huntington in diermodellen toepassen?

A

Door een humaan transgen met een grote herhaling CAG te injecteren. Of door verschillende muizengenen met CAG-repeats te injecteren en te kijken wanneer de muis Huntington ontwikkelt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly