Perifeer neurologische aandoeningen Flashcards

1
Q

algemeen rijping hersenen

A
  1. cortex
    - meer windingen = toename van cortex
    - meer functies & cogniviteit
    - heel lange rijpingstijd vooraleer mature motorische ontwikkeling
  2. witte stof
    - myelinisatie = betere connectiviteit
    - begin al intra uterine maar vooral eerste maanden tot 2-3j
  3. perifeer
    - opbouw van neuromusculaire juncties
    - ook myelinisatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

overzicht van neurologische ontwikkelingsachterstanden

A

van centraal naar perifeer

  1. hersenen
    - CP cerebral palsy = infectieus of infarct
    - gentisch
    - metabool
  2. ruggenmerg
    - spina bifida
    - congenitale afwijkingen
  3. voorhoorncel
    - ALS
    - SMA
  4. zenuwen
    - neuropathie
    - spastissche diplegie
  5. neuromusculaire junctie = congenitale myastenie
  6. spieren
    - myopathie
    - dystrofie = lekkage van spier in bloed te merken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

klinische kenmerken van ontwikkelingsachterstanden

A
  1. hersenen
    - algemeen = gedaalde alertheid & interactie
    - tonus = axiaal gedaald & perifeer gestegen
    - reflexen = assymetrische hyperreflexie
    - andere = gedaalde hoofdomtrek
  2. ruggenmerg
    - algemeen = mogelijk diplegie
    - tonus = gestegen in aangetaste regio
    - reflexen = symetrische hyperreflexie
    - andere = continentie problemen
  3. zenuwen
    - algemeen = distale aantasting
    - tonus = gelijk
    - reflexen = hypo of areflexie
    - andere = amyotrofie
  4. NM-junctie
    - algemeen = variabele spierzwakte
    - tonus = gelijk
    - reflexen = hyporeflexie of normaal
    - andere = ptose & oogmobiliteit probelemen
  5. spieren
    - algemeen = variabele spierzwakte
    - tonus = gelijk
    - reflexen = hyporeflexie of normaal
    - andere = faciaal zwakte mogelijk
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

normale mijlpalen kruipen & zitten

A
  1. kruipen
    - 1-2 kin oprichten
    - 3-4. hoofd op. 50-90° houden & op ellebogen steunen
    - 5-6. van ruglig naar buiklig draaien
  2. zitten
    - 3-5 hoofd continu recht zonder steun
    - 5-7 hoofd naar voor bij tractie
    - 7-9 zit 1 min zonder handensteun
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

normale mijlpalen lopen & fijne motoriek

A
  1. lopen
    - 10-14 trekt zichzelf op en staat met steun + zijwaarts lopen
    - 11-14 stappen met steun
  2. fijne motoriek
    - 5-7 kijken naar ring & grijpt
    - 6-8 speelt met eigen tenen
    - 10-15 gebruikt altijd zelfde woord voor zelfde begrip
    –> meestal mama of papa
  3. visuele ontwikkeling
    - 1-3 volgt voorwerp horizontaal 15cm voor hem
    - visuele ontwikkeling vertraagd = altijd effect op motoriek
    - ofwel visueel probleem ofwel centrale problematiek!
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

anamnese van het kind

A
  1. zwangerschap
    - prematuriteit = correctie tot 1,5 jaar
    - zwangerschap = bewegelijkheid van kind zal vaak al gedaald zijn
    - geboorte = momenten van vertraagde hartslag & minder O2 naar hersenen
    - net na geboorte = APGAR-score 5 & 10 min na geboorte
    –> ouders niet weten = navragen ze meteen kind mochten zien
  2. neonataal
    - bewegelijkheid van kind
    - hoeveelheid drinken
    - interactie & intresse in omgeving
  3. andere
    - tijdsverloop van klachten
    - familiale anamnese
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

inspectie van het kind

A
  1. algemeen
    - altijd ontbloot zien voor huidaandoeningen ≈ hersenaandoeningen
    - actieve bewegingen = manieren van zitten, kruipen, …
  2. inspectie van aangezicht
    - oogmobililiteit stoornis & ptose = NM-stoornis
    - afgezwakte mimiek, openmondhuiding & tentvormige bovenlip = spieraandoeningen
    –> vaak ook overmatige speeksel productie
    - tongfasciculaties = voorhoornlijden vooral SM
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

inspectie van spieren kind

A
  1. inspectie van romp
    - hyperlordose
    - neuromusculaire scoliose
    - scapula alata = typisch teken spierzwakte
    - licht aanwezig zijn in rust -> elevatie nog steeds aanwezig = altijd pathologisch
    - meestal tieners, kinderen = beenspieren
  2. inspectie van benen
    - pseudohypertrofie bij duchenne
    - atrofie & platvoeten = neuropathie
    –> vaak onevenwicht = enkel eerste tenen in dorsiflexie kunnen houden
    - wijdbeens staan = gedaalde stabiliteit
  3. inspectie van handen
    - atrofie interossei = neuropathie
    –> langste spieren zijn aangedaan
    - vaak samen met hyperlaxiteit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

testen van het kind

A
  1. testen
    - tonus = axiaal & perifeer
    - reflexen = perifeer & primitief
    - passieve mobilisatie voor contracturen opsporen = te weinig gebruik van gewricht
  2. tonus
    - hyperreflexie = centraal want geen onderdrukkende baan
    - voorhoorncellen = areflexie
    - alle andere = hyporeflexie
  3. groeiparameters
    - hoofdomtrek
    - gewicht
    - lengte
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

nieuwe begrippen kind

A
  1. sectio = keizersnede
    - primaire = plannen van keizersnede
    - secundaire = nood aan op moment zelf
    –> meer risico
  2. consagnuïne ouders = ouders die verwand hebben
  3. infantiel hemangioom = vlak die na 2j weg is en geen verband heeft met hersenontwikkeling
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

hypotone neonaat

A
  1. neuromusculaire hypotonie
    - veralgemeende hypotonie & geen antizwaartekracht bewegingen
    –> head lagg bij tractie die niet weg gaat
    - alert kind = zuigreflex & ogen openen op stimuli
    - herevaluatie belangerijk = vaak slapen & moe zijn
  2. andere oorzaken = genetische & niet relevant voor kine
    - Down
    - Prader-Willi
    - HIE
    - infectie
    - metabool
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

voorhoorncel aandoeningen

A
  1. SMA type I = Werdnig-Hoffman disease
    - geen antigravitatie bewegingen
    - geen controle over tonus
    - tong fasciculaties
  2. ALS = minder frequent bij kinderen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

neuropathieën

A
  1. eigenschappen = erg variabel
    - variabele beginleeftijd
    - langste zenuwen eerst aangedaan = kuit, onderbeen & hand
    - aantasting OL > BL
    - progressief & opstijgend
  2. symptomen
    - sterk variabel
    - soms rolstoel gebonden, soms enkel streching
    - gangmoeilijken
    - schrijfmoeilijkheden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

hereditaire spastische paraparese

A
  1. sterk verhoogde spasticiteit
    - verhoogde perifere tonus
    - hyperreflexie & babinski reflex
  2. gang
    - spitsstand van de enkels = teengang
    - stijve benen zonder knieflexie = houterig
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

myasthenie

A
  1. algemeen
    - variabele beginleeftijd
    - aandoening van neuromusculaire eenheid
  2. kliniek
    - veralgemeende spierzwakte
    - verhoogde vermoeibaarheid
    - ptose
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

spierdystrofiën

A
  1. Duchenne
    - kuitpseudohypertrofie
    - Gower’s sign = proximale spierzwakte
  2. Limb Girdle dystofie
    - spierzwakte in schouder & bekkengordel
    - scapula alata
    - Gower’s sign
  3. FSHD fascio-scapulo-humeraal syndroom
    - initieel m. deltoideus sparen
    - assymetrische schouders vb: alata
    - rechte clavicula
    - atrofie m. pectoralis
  4. ziekte van Steinert
    - myotonie
    - tentvormige bovenlip