Kinderpsychiatrie Flashcards
1
Q
normale ontwikkeling van angst 0-5j
A
- vroege babytijd
- eerste weken = verslies vb: geen fysiek contact met verzorgers
- 0-6m = opvallende sensorische stimuli - late babytijd = 6-8m
- vergelenheid & angst voor vreemde personen/objecten
- hoogte & diepte - dreumestijd = 12-18m = separatie angst
- peuter/kleutertijd
- 2-3j = onweer, vuur, water, donker & nachtmerries
- 4-5j = dieren, dood, verlies van lichamelijke integriteit
2
Q
normale ontwikkeling angst 5-18j
A
- late kleutertijd -> vroege adolescentie = 5-13j
- specifieke objecten = dieren, monsters, geesten, …
- natuurrampen & angst voor letsel/dood
- falen van prestaties
- anticipatie op reële nare gebeurtenissen vb: oorlog & scheiding - adolescentie
- afwijing van leeftijdsgenoten
- siutaties waar beoordeling ivm uiterlijk
- existentieel gevaar = rampen
- krijgen van ziekte
3
Q
prevalentie van angststoornissen
A
- prvalentie
- zeer frequent
- meisjes > jongens
- jongens = internaliserende stoornissen = niet goed te zien
- meisjes = externaliserende stoornissen - leeftijdsafhankelijk
- separatie-angststoornis = 2-5%
- gegeneraliseerde angststoornis = 3-4%
- schoolfobie & andere fobieën = 1%
- paniek aanval = 0,5%
- 75% van stoornissen in volwassenheid zijn ontstaan voor 25j
–> preventie!!
4
Q
risicofactoren voor angststoornissen
A
- het kind
- genetische aanlag van gedragsinhibitie
- angstige cognitieve stijl
- onveilige / afwerende gehectheid - ouders & gezin
- internaliserende stoornis bij een ouder = vaak moeder
- opvoedingsstijl met afwijzing & overbezorgdheid
- verwaarlosing & mishandeling - omgeving
- meemaken van angsaanjagende gebeurtenissen
- slechte relatie met leeftijdsgenootjes
- geen of gebrekkige vriendschappen
5
Q
sparatie angststoornis
A
- algemeen
- niet meer bij leeftijd passend = na 3j
- overmatige bezorgdheid rond separatie
- oppositioneel om scheiding te vermijden - lichamelijke klachten
- paniek bij afscheid
–> buikpijn & overgeven van angst
- niet slapen van idee op kamp gaan
- nachtmerries & angstige fantasieën - andere
- weinig vrienden
- meer algemene achterstand
6
Q
specifieke fobie
A
- algemeen
- onredelijke angst voor specifieke object dat niet gevaarlijk is
- meestal voor 10j - symptomen
- angst is ongewenst & buitenproportie
- leidt tot vermijding
- kan niet beargumenteerd worden
- ernstig belemmeren van dagelijks functioneren
7
Q
sociale angststoornis
A
- algemeen
- extreme angst voor sociale situaties
- niet enkel met volwassenen maar ook kinderen
- kans waar bekeken/beoordeling - verschil ASS
- sociale angststoornis = wel willen maar niet durven
- ASS = niet op zoek naar sociale contactne
8
Q
paniekstoornis
A
- oorzaken van aanval
- continu bezorgd over krijgen van nieuwe aanval = kan oorzaak zijn
- bij lichte fysieke symptomen angst voor nieuwe aanval = vaak oorzaak tot effectieve aanval - aanvallen
- herhaaldelijke & onverwachte paniekaanvallen
- golven van angst met piek binnen enkele minuten
- fysieke en/of cognitieve symptomen
9
Q
gegeneraliseerde angststoornis
A
- algemeen
- buitensporig piekeren
- niet te beheersen of te stoppen
- alles kan bron van zorgen zijn
–> niet verbonden aan siutatie of gebeurtenis - piekeren
- overschatten van negatieve kanten toekomst
- onderschatten van eigencapaciteiten - lichamelijke symptomen
- rusteloosheid -> slaapproblemen -> concentratie problemen
- gespannen & nerveus
- irritatie
10
Q
therapie van angststoornissen
A
= chronologisch
- specifieke fobie
- psychoeducatie
- cognitieve gedragstherapie met focus op kind
- cognitieve gedragstherapie met focus op kind & betrekking ouders
–> kinderen zijn geen eiland
- intensievere behandeling indien nodig vb: opnames - alle andere = zelfde + farmacotherapie
- psyschoeducatie
- rationele hoop geven aan mensen
- aantonen dat niet abnormaal is
11
Q
gedrag bij angst
A
- driehoek rond gebeurtenis
- alle hoeken beïnvloeden elkaar
- gedachten
- gevoelens
- gedrag
- gedachten makkelijkste te veranderen - andere hulpmiddelen
- stappen plan = kleine stapjes met head on aanname van angst
- op voorhand oplossingen opschrijven
12
Q
depressieve stemmingsstoornissen
A
- algemeen
- stressgerelateerde stoornis
- adolescenten zijn extra gevoelig = hersen-rijping & sociale uitdagingen - prevalentie
- kinder leeftijd = 2% & evenveel jongens als meisjes
- adolescentie = 4-8% & meisjes > jongens met verhouding van 2:1
13
Q
beeld van depressie bij kind
A
- klinisch beeld
- sombere stemming
- en/of
- verlies van intresses & plezier
- voor enkele weken - andere klachten = 4/dag
- problemen met eten
- problemen met slapen
- traagheid of onrust
- vermoeidheid
- zich schuldig of waardeloos voelen
- concentratie problemen
- denken over de dood
14
Q
neurobiologische & neuroendocrinologische factoren
A
- neurobiologische factoren = neurotransmittor hypothese
- tekort aan 1 of meer neurotransmitter
- verschuiving in belans
- verlaagde activiteit noradrenergee en serotonerge
- effect van antidepressiva - neuoendocrinologische factoren
- hormonale aandoeningen = schildklier & bijnier
- psychische stoornissen -> klieren
–> verhoogde cortisol
15
Q
genetische & gezins factoren van depressie
A
- genetische factoren
- tweeling/adoptie studies
- kwetsbaarheid wordt overgeërfd
- stressoren in omgeving bepalen uiting
- rol genetica < omgevingsfacotren - gezinsfactoren
- depressie of andere stoornis bij ouder
- te weinig aandact
- chronische conflicten - opvoedingsstijl
- autoritaire of verwennnen
- minder positieve gevoelsuiting
- minder eigen beslissen & autonomie moeilijk