Motometrie Flashcards

1
Q

algemeen motometrie

A
  1. doelen
    - identificeren van kinderen = diagnose of doorverwijzing voor extra onderzoek
    - sterktes & zwaktes in kaart brengen voor interventie
    - effect van tijd of interventie
  2. criterium & norm gerefereerd
    - criterium gerefeerd = enkel observatie bekijken
    - norm gerefereerd = tov. standaard waarden voor interpretatie in leeftijd
  3. kwalitatief onderzoek & kwantitatief
    - kwantiatief/product = enkel uitkomst vb: mijlpalen
    –> makkelijker!
    - kwalitatief/process = hoe uitkomst bekomen
    –> subjectief & moeilijker maar klinisch belangerijk bij voldoende kennis & ervaring
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

moto-metrische principes

A
  1. gestandaardiseerd
  2. betrouwbaar
  3. valide
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

standaardisatie

A
  1. inhoud
    - test op exact dezelfde manier uitvoeren
    - bekomen van objectief meetresultaat
    - voor sommige testen nood aan opleiding
  2. beschrijven van test
    - uitgangshouding
    - aantal oefenpogingen
    - materiaal
    - instructies
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

algemeen betrouwbaarheid

A
  1. betrouwbaarheid
    - gemeten waarde ≈ werkelijke waarde
    - volledig betrouwbaar bij geen meetfouten
    - er zijn altijd meetfouten = geen absoluut gegeven maar aanvulling van kliniek
  2. onderdelen betrouwbaarheid
    - test-hertest betrouwbaarheid
    - inter-tester betrouwbaarheid
    - intra-tester betrouwbaarheid
    - interne consistentie = validiteit
    –> beantwoord test aan het doel van de test
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

test-hertest betrouwbaarheid

A
  1. beïnvloedende factoren
    - prestatie van deelnemer vb: concenstratie
    - prestatie van tester
    - situatie-tijd van dag & omgeving
    - nauwkeurigheid van meetinstrument
  2. testen
    - grote groep test 2-3 keer doen met enkele dagen/weken tussen
    - overeenstemming uitdrukken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

relatieve betrouwbaarheid

A

= betrouwbaarheidsindex = correlatie

  1. ICC intraclass correlation
    - score tussen 0 - 1 = 0,8+ is goede betrouwbaarheid
    - geen eenheden = relatieve waarde = moeilijk te beoordelen
    - grotere heterogeniteit = hogere correlatie
  2. kappa = categorische scoren
    - percentage overeenkomst bij opeenvolgende test
    - 0,80+ is goede score
    - mogelijkheid van bias = leer-effect
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

absolute betrouwbaarheid

A
  1. SEM standard error of measurement
    - estimatie van distrubutie rond ware score
    - ware score = gemiddelde bij voldoende grote groep
    - directe indicatie = meetfout in eenheden dus klinisch meer relevant
  2. LDD least detectable difference
    - betrouwbaarheidsinterval
    - LDD95 = SEM * √2 * 1,95 (z-waarde)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

inter & intra-tester betrouwbaarheid

A
  1. inter-tester betrouwbaarheid
    - verschil tussen verschillende testers bij zelfde persoon
    - filmen van testafname
    –> meerdere mensen beoordelen dit
    - ICC & kappa-coëfficienten voor overeenstemming
  2. intra-tester betrouwbaarheid
    - verschil bij herhaling van zelfde tester
    - filmen van testafname
    –> beoordelen met enkele weken verschil
    - ICC & kappa-coëfficienten voor overeenstemming
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

algemeen validiteit

A
  1. betekenis
    - test meet wat het moet meten
    - resultaten van test ≈ verschijnsel
    - moeilijk door effectief verschijnsel te weten bij motometrie = geen gouden standaard
  2. validiteit veranderd afh van doel
    - diagnose
    - opvolging
    - opstelling therapie
  3. soorten validiteit
    - inhoudsvaliditeit
    - begripsvaliditeit
    - criteriumvaliditeit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

soorten validiteit

A
  1. inhoudsvaliditeit = content validity
    - inhoud van test ≈ onderwerpen die je wilt meten
    - afh van selectie vragen/testimets
    - alle aspecten goed vertegenwoordigd
  2. begripsvaliditeit = construct validity
    - theoretische inbedding van een begrip
    - relatie tot andere begrippen
    –> bestaan relaties ook & op zelfde manier met uitkomsten van metingen
    - vb: onderliggend motorisch controle model
  3. criterium validiteit
    - uitkomst instrument ≈ 1 of meer criterium variabelen
    - criteriumvariabele = iets wat je wilt meten maar niet kan of te moeilijk is
    –> op andere manier meten
    - 5 vormen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

vormen van criteriumvariabelen

A
  1. predictieve validiteit
    - toestand in toekomst voorspellen
    - enkele jaren na meting kijken of juiste predictie is
  2. concurrent validiteit
    - correlatie van test met gelijktijdige criterium gegevens
    - person, spearman, ICC & kappa
    - verschillende tests bij zelfde personen
  3. discriminant validiteit
    - correlatie met andere variabelen = ander onderzoek
    - lagere correlatie = beter
    –> minder deel van onderzoek bepaald door andere variabele
  4. sensitiviteit & specificiteit
    - sensitiviteit = vals-negatieven
    - specificiteit = vals-positieven
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

normering

A
  1. normgroep
    - gezonde personen van zelfde leeftijd, geslacht & populatie
    - leeftijdsgroepen zijn kleiner bij jongere kinderen
    –> meer verschil bij eerste jaren
    - grotere normgroep = juistere gegevens
    - geen nut van normvergelijking bij gekende pathologie
  2. leeftijdsgroepen
    - eerste jaar = per maand
    - peuter = per 3 maand
    - kleuter = per 6 maand
    - lagereschool = per jaar
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

vergelijking met norm

A
  1. percentiel
    - plaats binnen iederen
    - percentiel 10 = 90% scoort beter
    - arbiraire cut-offs bepalen = 2, 5, 10 of 15
    - niet-normaal verdeeld
  2. standaardscores
    - normaalverdelingen & z-scores
    - z-score = gemiddelde 0 & standaard deviatie 1
  3. andere frequent standaardscores
    - gemiddelde 100 & standaarddeviatie 15
    - gemiddelde 10 & standaarddeviatie 3
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

testen van belemmerende factoren

A
  1. houding & -afwijkingen
    - kyfose/scoliose/lordose
    - stand van schouders
    - stand van voeten
  2. kracht
    - functioneel testen
    - verre sprong = kracht OL
  3. gewrichtsmobiliteit
    - spierverkortingen
    - ligamentaire laxiteit = samen met hypotonie
    –> overstrekking van ellebogen, knieën of vingers
  4. uithouding
    - uithoudings & weerstandstest
    - normen = bieptest & 6MWT
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

testen van tonus

A
  1. inhoud
    - langdurig kracht ontwikkelen
    - houding bewaren tegen zwaartekracht
  2. hypotonie
    - ernstig neuro-motorisch = CP
    - ook matig = DCD
    - onderuit zakken bij zitten, afgezakte schouders & leunen
    - geen gestandaardiseerde tests = observeren
    - houding, activiteiten & passieve mobilisaties
  3. hypertonie
    - ernstig neuro-motorisch maar ook matig vb: gestresseerde kinderen
    - houding, activiteiten & passieve mobilisaties
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

testen van evenwicht

A
  1. kwantitatief onderzoek
    - vaardigheden kunnen uitvoeren met hoge graad van evenwichtscontrole
    - veel mogelijke onderdelen kunnen belemmeren
  2. kwalitatief onderzoek
    - evenwichtsreacties
    - bewegingsstrategiën
    - effect van visus
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

testen van coördinatie

A
  1. algemeen
    - vrij intuïtief merken van afwijkende bewegingen
    - houterig, suntelig & hoekerig
    - zal tot uiting komen bij kwantitatieve tests
  2. 4 ledematen
    - jumping jack met symmetrisch & assymetrische opdrachten
    - probleem bij assymetrische taken = verminderde ontwikkeling van corpus callosum
  3. specifieke coördinatie taken
    - VNP
    - diadaochokinese test
    - testen voor cerebellum
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

testen van ruimtelijke oriëntatie & structuur

A
  1. algemeen
    - vaardigheid om ruimte te organiseren
    - motorisch, perceptueel & cognitief
    - moeilijke differentiatie
  2. testen
    - afstanden inschatten tussen zichzelf & voorwerpen
    - zelfde afstand vergelijken met aftstand tussen zichtzelf & ander voorwerp
    - route op 2D plan volgen
19
Q

testen van visuomotorische integratie

A
  1. algemeen
    - noodzakelijk bij alle bewegingen
    - vooral bij beweging afstemmen op bewegende voorwerpen = oog-hand coördinatie
  2. neuropyschologie
    - meestal pen-en-papier taken = hoge moeilijkheid van perceptie
    –> integreren & transformeren tot motorisch antwoord
    - VMI-test
20
Q

VMI-test

A
  1. Beery Developmental Test of Visual Motor Integration
    - 27 geometrische figuren natekenen
    - progressief moeilijker van rechte lijnen -> ster
    - 2 toegevoegde tests voor differentiate
  2. subtests
    - subtest motorische coördinatie = zelfde figuren opnieuw tekenen tussen spoorlijnen
    - subtest visuele perceptie = 1 figuur uit reeks gelijkende figuren te differentiëren
21
Q

testen van mentale representatie van bewegingen & lateralisatie

A
  1. verbale kennis lichaamsdelen
    - vaak gekoppeld van beide vaardigheden
    - kennis lichaamsdelen integreert beeld van lichaam niet altijd
    - focus op mentale voorstelling van houding & bewegingen
  2. lateralisatie = handvoorkeur
    - 70% rechtshandig = afh van type test
    - aantal linkshandig
    - aantal ambidexter = minder duidelijke handvoorkeur die consequent is <=> onhandigheid
  3. factoren die lateralisatie beïnvloeden
    - verwerven van begrippen links & rechts
    - taalontwikkeling & ruimtelijke oriëntatie
22
Q

testen van praxis

A
  1. organisatie van motoriek
    - visuele intructies = imitatie taken
    - verbale instructies = congitie vereist
  2. taken
    - gebruik van objecten
    - transitieve gebaren = objecten denkbeeldig gebruikten
    - representatieve gebaren vb: zwaaien
    - houdingen zonder betekenis
23
Q

testen van motoriek

A
  1. functies
    - sommige tests specifiek voor kinderen
    - verschillende invloeden op motoriek
    - vb: andere outcome van uithouding bij lopen of fietsen
  2. mogelijkheden
    - zoeken naar overkoepelend beeld van motorische aanleg
    - niet mogelijk = altijd verbonden met inteligentie, …
    - nooit score op HET evenwicht kunnen plakken = wel inschatting maken door 2-3 tests
  3. activiteiten
    - zelfde vaardigheden komen tot andere uitting bij andere omgeving
    - vb: schrijftest tov. schrijven in klas
24
Q

kwalitatief onderzoek

A
  1. algemeen
    - vaak afwijkende kwaliteit van beweging al voor afwijkende kwantiteit
    - altijd tijdens uitvoering van test ook kwaliteit bekijken
  2. observatie
    - Gestalt-observatie = geheel is belangerijker dan som van kleine details
    - weinig consensus over gebruik van termen
  3. OMQ observable movement quailty
    - onderzoek naar gebruik van termen
    - 13 termen gevonden met 80% consensus
25
Q

OMQ termen 1

A
  1. spiertonus
    - verlaagde spiertonus = houding is slap & niet aangepast aan taak/omgeving
    - verhoogde spiertonus
  2. snelheid
    - vertraagde bewegingen = lagere snelheid dan geschikt voor taak
    - versnelde of abrupte bewegingen = hogere snelheid
    –> beide: ook door instructie niet kunnen vertragen
  3. haperingen
    - vloeiendheid = geen haperingen & aangepast aan taak/omgeving
    - tremor = onvrijwillig/oncontroleerbare trilling die rimtisch & periodiek is
26
Q

OMQ termen 2

A
  1. precisie
    - nauwkeurigheid = doel wordt nauwkeurig & direct bereikt
    - krachtregulatie = goed afgestemd op taak/omgeving
  2. grof motorisch
    - assymetrie = lichaamshelft/deel doet onvoldoende mee aan taak
    - variatie in bewegingen = lichaamsdelen relatief onafhaneklijk van elkaar bewegen
  3. onbewust
    - onvrijwillige bewegingen = bewegende & niet-bewegende delen tonen bewegingen die niet passend zijn voor leeftijd
    - geautomatiseerde bewegingen = vaardigheden voor leeftijd die gepast consistent & zonder aandacht zijn
    - stereotype bewegingen = spontaan, repititief & doelloos
27
Q

general movements schaal

A
  1. algemeen
    - kwalitatieve observatie tot 3m
    - voorspellende waarde voor CP & mild-neurologische aandoeningen
    - observatie van illekeurige bewegingen
  2. stadium 1 = 0m
    - wringende & kronkelende bewegingen
    - van hele lichaam
    - dicht bij lichaam
  3. stadium 3 = 3m
    - fidgety & kleine bewegingen
    - afwezigheid = 95% kans op CP
    - CP = weinig complexe & monotone stereotiepe bewegingen
28
Q

algemeen AIMS

A
  1. Alberta Infact Motor Scale
    - mijlpalen & kwalitatief testen
    - observatie van spontane bewegingen
    - kijken naar vertraging of afwijkende motoriek
    - gebaseerd op Canada = afwijkende scores in België
  2. leeftijd
    - leeftijd van 0-18m
    - kan ook bij kinderen met jongere motorische ontwikkeling maar geen goede interpretatie
    - correctie voor maturiteit = alle testen tot 2j
29
Q

onderdelen van AIMS test

A
  1. 4 subschalen = houdingen
    - 21 taken in buiklig = liggen -> kruipen
    - 9 ruglig = liggen -> draaien naar buiklig met rotatie
    - 12 zit = met steun -> zonder armsteun
    - 16 stand = met steun -> squat
  2. cirteria
    - gewichtsverdeling
    - houding
    - bewegingen tegen zwaartekracht
30
Q

indicaties voor AIMS

A
  1. doelen
    - valide voor vertraging of deviante motoriek
    - niet valide voor lange termijn predictie
  2. indicaties
    - monitoring van normale motoriek
    - at risk baby’s vb: prematuren
    - gekende diagnose
    - vragen bij routine screening
  3. contra-indicaties
    - evolutie van motoriek bij kinderne met abnormale bewegingspatronen
    - spina bifida
    - CP
31
Q

AIMS voorbereiding

A
  1. bepalen van testleeftijd & corrigeren voor prematuriteit tot 2j
  2. testleider
    - boek kennen
    - instructies in klein boek
    - beschrijving uitgebreid in groot boek = hoofdstuk 5-8
    - zo weinig mogelijk manipulaties, vooral bij jonge kinderen
  3. materiaal
    - onderzoekstafel = 0-4maand
    - mat = oudere kinderen
    - speelgoed geschikt voor leeftijd
    - stabiele tafel of stoel voor rechttrekken & zijwaartsstappen
32
Q

AIMS praktisch

A
  1. omgeving
    - thuis of onderzoekscentrum
    - aanezigheid van vertrouwd persoon
    - zoveel mogelijk uitgekleed
  2. tijd
    - 20-30min
    - eerst laten wennen aan ruimte & instructor
  3. stoppen van test
    - wenen, ziekte, honger = invloed om motoriek
    - indien hervatting binnen dezelfde week = samentellen van scores
  4. pogingen
    - geen max of min
    - wisselen van subschalen mag
    - bij geen vermoeden van assymetrie mogen bilaterale tests unilateraal uitgevoerd worden
33
Q

AIMS score

A
  1. window
    - van minst naar meest mature item van subschaal
    - alles hiervoor = scoren als geobserveerd = 1
    - alles hier tussen = motorisch repetoire = afh van observatie
  2. score afh van observatie
    - dichotoom scoren
    - geobserveerd = 1
    - niet geobserveerd = 0
    - geen pariële score mogelijk
    - geen score door vermoeden
  3. score
    - formulier achteraf invullen = volledige aandacht naar test
    - AIMS score = som van alle testen
    - percentiel > p16 = terugbetaling
    - follow-up, doorverwijzing of andere
34
Q

supine lying

A

= 100%0mnd = norm is dat 100% van kinderen van 0 maand dit kan

  1. gewicht dragen
    - zijde hoofd
    - romp
  2. houding
    - hoofd gedraaid
    - fysiologische flexie
  3. antizwaartekracht beweging
    - hoofdrotatie
    - hand/mond
    - random arm- en beenbewegingen
  4. opmerking = baby kan uit flexie bewegen -> keert in rust terug
35
Q

sitting with support

A

90%1mnd

  1. gewicht dragen op = zitvlak & benen
  2. houding = geen anti-zwaartekracht
    - heupflexie
    - rompflexie
  3. bewegingen tegen de zwaartekracht
    - heft en houdt het hoofd voor een korte periode in de middellijn
    - extensie van het bovenste deel CWZ
  4. opmerkingen
    - hoofd op de middelijn met iets wat hoofdcontrole
    - het bovenste deel van de romp moet door de onderzoeker ondersteund worden
36
Q

supported standing

A

100%1mnd

  1. kind draagt soms gewicht
  2. houding:
    - hoofd in anteflexie
    - heupen achter de schouders
    - heupen en knieën in flexie
    - voeten mogen dicht bij elkaar
    - het kind glijdt niet door de handen van de onderzoeker
  3. bewegingen tegen de zwaartekracht = er mag afwisselend knie- en heupflexie zijn
37
Q

algemeen MOV ABC

A
  1. Movement Assesment Battery for Children 2
    - motorisch functioneren bepalen
    - gestandaardiseerde normen = motorische acterstand tov. leeftijd
    - screening & identificatie van motorische problemen
    - niveau - & therapie bepaling
  2. 3 leeftijdsbanden
    - 3-6j
    - 7-10j
    - 11-16j
    - per leeftijdsband andere taken maar zijn gelijkend
  3. 3 motorische componenten = 8 vaardigheden
    - HV handvaardigheid
    - MV mikken & vangen
    - EV evenwicht
38
Q

doelgroep van MOV ABC

A
  1. algemeen
    - 3-16j zonder ernstige motorische of gedragsproblemen
    - kinderen moeten instructies kunnen volgen
    - regulier of buitengewoon onderwijs met lichte beperkingen
    - mentale beperkingen zullen ook effect hebben op motoriek
  2. kinderen met problemen
    - kinderen at risk = prematuriteit, FAS foetaal alcohol syndroom, …
    - milde neuromotore problemen = DCD, ASS & motore beperkingen
    - bekende pathologie met invloed op motoriek vb: turner
    - hartchirurgie & chemokuur
39
Q

opbouw van test

A
  1. algemeen
    - 20-40min
    - test enkel door professionals af te nemen
    - checklist kan door iedereen = ouder of leerkracht
    - items zijn representatief voor dagelijkse vaardigheden
  2. procedure
    - demonstratie = opdracht begrijpen
    - oefenfase = hier mag correctie
    - 2 testpogingen
    –> enkel bijsturen tussen deze pogingen
    - kind mag zoveel mogelijk aangemoedigd worden
  3. eindresultaat = 3 zones
    - P > 15 groen = normaal
    - P5-15 oranje = risico op motorische moeilijkheden
    - P < of = 5 rood = motorische problemen
40
Q

aandachtpunten voor test

A
  1. educatie
    - veiligheid
    - duidelijk & kindvriendelijk
    - kind motiveren tijdens test
    - goede houding aan tafel
  2. test
    - zoveel mogelijk items in volgorde tenzij motivatie
    –> eerst grofmotorisch
    - alles klaarzetten
41
Q

unilaterale testen

A
  1. handen
    - voorkeurshand bepalen door naam te laten schrijven/tekenen
    - beginnen met voorkeurshand
  2. uni of bilateraal
    - unilaterale taken = materiaal aan voorkeurszijde positioneren
    - bilaterale taken = materiaal op middenlijn positioneren
  3. onderzekerheid
    - bij twijfels of beste score is = ook eens laten doen met andere
    - enkel beste resultaat noteren
    - kind mag indien hij zelf onzeker is kiezen of 2x uitvoeren
    - bij meerdere herhalingen = alle herhalingen met zelfde kant
42
Q

procedure van MOV ABC

A
  1. exacte leeftijd berekenen door datum test - geboorte datum
  2. aandachtspunten
  3. testformulier invullen
    - voorblad invullen = ruwe scores noteren
    - M mislukt = indien kind wel probeert maar niet kan beginnen
    - W weiger = kind is onwillig
    - O ongeschikt = lichamelijke beperking item niet kan uitvoeren
    –> geen totale score achteraf meer kunnen berekenen
43
Q

omzetten van ruwe scores

A
  1. beste ruwe score van elke item vooraan invullen
  2. linker kolom
    - ruwe score omzetten naar ISS item standaardscore
    - afh van normtabellen voor leeftijd = tabel 1
    - waarde voor beste hand & ander hand
    - waarde van 0-19
  3. indien bij 1 onderdeel 2 ISS zijn = samentellen & delen door 2
    - som boven 20 = afronden naar boven
    - som onder 20 = afronden naar beneden
  4. CS component score = som van ISS
  5. verder = tabel 2
    - CSS component standaardscore
    - percentiel
  6. totale test-score = ook omzetten in standaard & percentiel = tabel 3