pathologie hc 1 Flashcards

1
Q

Wat voor soorten geneeskunde bestaan er?

A

• Curatieve geneeskunde - het herstel van ziekten
• Preventieve geneeskunde - het voorkómen van
ziekten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is pathologie?

A

Pathologie (=de ziekteleer)
– het voorkomen, de symptomen, classificatie,
het beloop en de oorzaken van ziekten
– het bestuderen van ziekteprocessen (algemene
pathologie) en de ziekelijke veranderingen die
in de individuele organen op kunnen treden
(speciële pathologie)
– een laboratoriumvak: pathologische anatomie
en pathofysiologie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wie waren hippocrates, phytagoras en aristotales?

A

Hippocrates -> hij wordt de vader van geneeskunde genoemd. Hij benaderde ziektes op systemische wijzen in plaats van religieuze.
Phytagoras en aristoteles hebben bijdrage geleverd aan anatomie van dieren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

vertel hoe de geschiedenis van geneeskunde is verlopen:

A
  • Griekse dokter (30 n.Chr): Hij kwam met de termen: rubor, calor, tumor, dolor en functio laesa (respectievelijk roodheid, warmte, zwelling, pijn en verlies van functie)
  • Rennaisance: nieuwe medicijnen en instrumenten ontdekt. Leonardo da vinci maakte duidelijke tekenen van het lichaam.
  • 19e eeuw:
    1921 insuline (Banting)
    • 1928 penicilline (Fleming)
    • Het virus werd ontdekt, röntgenstraling, het radium (tegen kanker)
    • 1967 de eerste harttransplantatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is gezondheid?

A

Gezondheid is een staat van lichaamelijk, geestelijk en sociaal welbevinden en dus niet alleen afwezigheid van ziekten en gebreken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is positieve gezondheid?

A

“Gezondheid is het vermogen van mensen zich
aan te passen en een eigen regie te voeren, in
het licht van fysieke, emotionele en sociale
uitdagingen van het leven“

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zijn de voorwaarden van lichamelijke, geestelijke en sociale gezondheid?

A

• Lichamelijke gezondheid
– een goede lichaamsverzorging, (goede hygiëne, goede, volwaardige voeding) lichaamsbeweging, ontspanning en slaap
• Geestelijke gezondheid
– zware of abnormale spanningen vermijden
• Sociale gezondheid
– een goed sociaal klimaat en goede intermenselijke verhoudingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat voor klachten zijn er?

A

• Subjectieve klachten (pijn, jeuk, misselijkheid enzovoort)
• Objectieve klachten (koorts, hoge bloeddruk,
bleekheid)
• Symptomen (de objectieve als de subjectieve
klachten)
• Syndroom - een groep van bepaalde gelijktijdig
optredende symptomen (Het syndroom van
Raynaud)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoe kun je ziektes onderverdelen?

A

 ziekten van het lichaam (somatisch)
 ziekten van de geest (psychisch)
 ziekten tengevolge van stoornissen in het sociale leven (psychosomatisch)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welke onderzoeksmethoden zijn er?

A
  • Anamnese (subjectief)
  • Lichamelijk onderzoek (objectief)
  • Aanvullend specifiek onderzoek (objectief)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat voor soorten behandelingen zijn er?

A
  • Cullatief: bedoeling is genezen
  • Palliatief: verlichting van klachten
  • levensbeëindigende behandeling
  • preventieve behandeling (voorkomen)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hoe noem je de oorzaken waardoor de mens zijn gezondheid kan verliezen?

A

ziekmakende agentia of etiologische factoren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Het effect dat een ziekmakend factor op het lichaam heeft wordt bepaald door:

A
  • De aard en de intensiteit van de factor
  • De tijd dat men eraan blootgesteld wordt
  • Weerstand. Dit wordt bepaald door:
    1. De constitutie: het geheel van erfelijk bepaalde eigenschappen.
    2. De conditie: Het geheel van verworven eigenschappen van het individu.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat zijn endogene factoren?

A

• komen voort vanuit het individu zelf
• zijn meestal genetisch bepaald (DNA)
• kan bij de geboorte al aanwezig zijn (congenitaal)
• kan zich tijdens het leven openbaren
• kan beschadiging in de baarmoeder veroorzaken (exogene factor )
- een genetische aandoening hoeft niet geërfd te zijn
- een erfelijk/ genetisch bepaalde ziekte hoeft niet aangeboren te zijn
- een aangeboren ziekte hoeft geen erfelijke/ genetische basis te hebben

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn exogene factoren?

A
Oorzaken voor een ziekte van buitenaf
• fysisch (natuurkundig)
• chemisch (scheikundig)
• biologisch
• oorzaken gelegen in de voeding
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hoe kunnen de fysische ziekte oorzaken onderverdeeld worden?

A

• mechanische traumata: botbreuken, beschadigde bloedvaten, hersenschuddingen, inademen van stofdeeltjes jarenlang werken in steengroeven en
steenkoolmijnen.
• thermische traumata: Lokaal: verbranding of bevriezing, 1e, 2e of 3e graads, eventueel 4e. Algemeen: hyperthremie en hypothermie
• elektrische traumata: verbrandingen aan het oppervlak en in de diepe van het lichaam door afgegeven energie, functiestoornissen van het hart en hersenen (acute functie-uitval)
• straling: Uv- straling, infrarode straling, ioniserende straling.
• barotrauma: een snelle stijging of daling in de
atmosferische druk (bij explosies), het longweefsel kan scheuren, snelle decompressie - de duikers- of
caissonziekte.

17
Q

Wat zijn chemische ziekteoorzaken?

A

• denaturatie van eiwitten
• celfysiologie wordt beïnvloed, uiteindelijk leidt
tot het afsterven van de cel
• etsende stoffen (zoutzuur en zwavelzuur)
• acute orale intoxicaties (lever en nieren)
• hersenweefsel (retina) beschermt door bloedhersen-
of liquorbarrière, bloed-retina barrière

18
Q

Voeding kan een ziekte-oorzaak zijn als:

A
  • het voedsel kan besmet zijn
  • het voedsel kan andere ziekmakende bestanddelen bevatten
  • het voedsel kan kwantitatief of kwalitatief onjuist van samenstelling is
19
Q

Noem de wateroplosbaar vitamine:

A
Vitamine B1:
•aneurine of thiamine
•vliesjes om graankorrels, peulvruchten
•fruit, groenten, vlees, vis
•noodzakelijk co-enzym voor
koolhydraatstofwisseling
•droge of natte beri beri
Vitamine C
•ascorbinezuur
•citrusfruit, rozenbottels, bessen,
groene groenten
•collageensynthese
•scorbuut of scheurbuik
•tekorten - vooral voor bij
alleenstaande zelfstandig wonende
bejaarden
20
Q

Noem de vetoplosbare vitamine:

A

Vitamine A
• retinol
• zuivelproducten, eieren en lever, pro-vitamine (caroteen) in groene groenten, worteltjes, vruchten
• xerophthalmie, keratomalacie (de cornea extra
gevoelig voor infecties!)
• tekort – nachtblindheid, ARMD
• overdosering – leverafwijkingen, afwijking van de
foetus
• vit. A tekort en mazelen de meest voorkomende oorzaak van blindheid! (kinderen in de ontwikkelingslanden)

Vitamine D
• cholecalciferol
• in de huid - ultraviolet licht
• visolie
• de resorptie van Ca uit de darm en de verkalking van het skelet
• tekort bij kinderen – rachitis (Engelse ziekte)
• tekort bij volwassenen – osteomalacie
• overdosering vitamine D - metastatische
verkalkingen (de ooglens)

Vitamine E
• granen, dierlijke vetten
• het elimineren van sterk oxiderende zuurstofradicalen (macula bescherming)

Vitamine K
• groene groenten en runderlever
• synthese door bacteriën (darm)
• met behulp van gal en pancreassap geresorbeerd uit de darm
• synthese van een aantal stollingsfactoren in de
lever
• tekort - stollingsstoornissen

21
Q

Wat zijn sporenelementen?

A
  • meestal metalen, die in dagelijkse kleine hoeveelheden nodig zijn
  • tekorten en overdoseringen kunnen ziekteverschijnselen geven
  • ijzer
  • jodium
  • selenium