Organisatiekunde Flashcards

1
Q

Noem de 3 kenmerken van een organisatie

A
  1. Samenwerken tussen mensen
  2. Gemeenschappelijk doel
  3. Het is de bedoeling de organisaties voort te laten bestaan
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Noem de partijen en omgevingen van een organisatie

A
  1. De interne omgeving
  2. De taakomgeving (direct mee te maken)
  3. De algemene omgeving
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Noem de DESTEMP factoren

A

DESTEMP Factoren (Outside-in fase)
- Demografische
- Economische
- Sociale
- Technologisch
- Ecologische
- Markt- en bedrijfsfactoren
- Politieke

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is Supply Chain Management?

A

Steeds verdergaande samenwerking tussen opeenvolgende schakels in de keten van oerproducent tot consument.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Formele organisatie

A

Geeft aan op welke wijze de taken binnen de organisatie zijn verdeeld over de verschillende afdelingen en op welke wijze de afstemming tussen de afdelingen plaatsvindt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is het primaire proces?

A

Kernactiviteiten van de organisatie (activiteiten waaraan de organisatie zijn bestaansrecht ontleent)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is het ondersteunende proces?

A

Processen die het primaire proces mogelijk maken (inkoop/ planning/ personeel)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat zijn besturingsprocessen?

A

Uitgevoerd door management van de organisatie en zorgen ervoor dat andere processen op elkaar worden afgestemd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Noem de drie dingen met uitleg die horen bij arbeidsverdeling

A
  • Functie: geheel van bij elkaar horende taken
  • Taak: deel van een functie. Vaak vastgelegd in een procedure en werkinstructie
  • Rol: hetgeen iemand wel en niet doet in zijn functie. Niet formeel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is verticale arbeidsverdeling?

A

Organisaties die uit meer dan 1 persoon bestaan waarbij de werkzaamheden moeten worden verdeeld.

  • Scheiding tussen leiding en uitvoering.
  • Ontstaan van een hiërarchie (rangorde).
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is horizontale arbeidsverdeling?

A

Arbeidsverdeling op gelijk niveau.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is een lijnorganisatie?

A

Een organisatiestructuur waarin verschillende hiërarchische niveaus centraal staan. Strikte hiërarchische verhouding tussen leidinggevende en ondergeschikten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is een Lijn-staforganisatie?

A

Het management wordt ondersteund door stafafdelingen en staffunctionarissen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is een matrixorganisatie?

A

Organisaties in complexe en dynamische omgevingen die voortdurend in projectvorm werken.

  • Tijdelijke samenwerkingsverbanden binnen een grote organisatie.
  • Vakspecialisten uit verschillende afdelingen worden tijdelijk ingezet in een projectgroep om een specifiek omschreven project uit te voeren.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is het strategische management?

A

(top management) Verantwoordelijk voor het opstellen van de strategische doelen van de organisatie en het strategisch beleidsplan (ondernemingsplan)

  • Zorgen voor de formulering van de missie en visie van de organisatie.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is het tactische management?

A

(middenmanagement) vertaalt strategisch beleidsplan in bijv. afdelingsplannen.

  • Is de Schakel voor het doorgeven van info van lager management naar top management.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat is het operationeel management?

A

(lager management)
stuurt het primaire proces aan (de mensen op de werkvloer).

  • Werkt het afdelingsplan verder uit en brengt het ten uitvoer.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Welke machten heeft een leidinggevende?

A
  • Beloningsmacht: bijv. omdat je salaris krijgt moet je aanwijzingen van leidinggevende opvolgen
  • Sanctionele macht: gedrag van anderen beïnvloeden door te dreigen met straf
  • Legitieme macht: de mogelijkheid van je leidinggevende om jou gedrag te sturen accepteren op basis van zijn positie
  • Informationele macht: manager beschikt over informatievoorsprong op de werknemers en kan hiermee gedrag beïnvloeden
  • Expertisemacht: deskundigen kan gedrag van mensen beïnvloeden omdat zij zijn deskundigheid accepteren
  • Referentiemacht: gedrag van werknemers beïnvloeden omdat zij hem bewonderen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat zijn de leiderschapsstijlen van Hersey?

A

*Directieve stijl (management by prescription) veel sturing en weinig ondersteunend gedrag
- De manager schrijft voor wat de medewerkers moeten doen via instructies.
- Geen vrijheid

*Begeleidende stijl (resultaatgericht management): manager deelt verantwoordelijkheden en ondersteunt en coacht zijn medewerkers > motivatie door complimenten geven
- De taken staan nauwkeurig vastgelegd en worden achteraf gecontroleerd.

*Ondersteunende stijl (organisch management): manager en werknemers beslissen samen over de wijze van uitvoering van een taak
- De manager stimuleert, luistert en helpt de medewerkers.
- Gericht op het opbouwen van een goede relatie met medewerkers en het geven van erkenning.

*Delegerende stijl (management by exeption): voorwaarden voor de medewerkers die nodig zijn voor het uitvoeren van de taak
- De medewerker is zelfstandig en krijgt verantwoordelijkheden en bevoegdheden om zelf te beslissen over de aanpak en uitvoering van het werk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat is een missie?

A

Vertelt wat de organisatie wilt uitdragen naar de buitenwereld
- Alles wat de organisatie doet is gebaseerd op die missie (bijv. het leven van mensen verbeteren met zinvolle innovaties).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat is een visie?

A

Het beeld dat de organisatie van de toekomst heeft en geeft aan wat ze verwachten van de wereld van morgen. (bijv. Ikea wilt dat mensen hun aankoop meteen mee naar huis kunnen nemen).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat is een strategie?

A

Hoe je je ondernemingsdoelen wilt gaan bereiken en deze worden uitgewerkt in het beleid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat zijn strategische beslissingen?

A

Gaan over inhoud en karakter van de activiteiten van de onderneming. Deze beslissingen geven aan wat de onderneming de komende 3 tot 5 jaar gaat doen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Wat zijn tactische beslissingen?

A

komen voort uit strategie van de onderneming (bijv. een nieuw product op de markt brengen leidt tot de aankoop van nieuwe machines)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Wat zijn operationele beslissingen?

A

Concrete activiteiten van de onderneming die nodig zijn om de tactische beslissingen uit te voeren (bijv. aantal nieuwe medewerkers dat moet worden aangenomen om nieuwe machines te bedienen).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Wat is een strategische planning?

A

Planning op hoogste niveau.
- De wijze waarop de organisatie haar doelen wilt bereiken wordt concreet uitgewerkt.
- Tijdshorizon van 5 tot 10 jaar maar wordt elk jaar opnieuw gemaakt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Wat is een tactische planning?

A

Strategische planning wordt vertaald naar deelplanningen
- Tijdshorizon van 1 tot 5 jaar maar wordt jaarlijks of zo vaak als nodig is aangepast.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Wat is een operationele planning?

A

Uitwerking van tactische planning voor de korte termijn, namelijk 1 jaar die uitmonden naar een jaarbudget.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Wat is een strokenplanning?

A

Geeft de activiteiten aan door middel van stroken (brede lijnen). Deze lijnen geven de volgorde weer waarin de activiteiten uitgevoerd moeten worden en de doorlooptijd van elke activiteit.
bevat de volgende onderdelen:

  • Activiteiten: aangeduid met een balkje of strook. De lengte van strook geeft tijdsduur van activiteit aan.
  • Speling: aangeduid met stippellijn. Geeft de uitloop weer wanneer een activiteit langer duurt dan gepland.
    Afhankelijkheden: aangeduid met verticale streepjes. Geeft de activiteiten weer die pas kunnen starten nadat andere gereed zijn.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Noem de 7 J’s van de logistiek.

A
  1. Het juiste product
  2. In de juiste hoeveelheid
  3. In de juiste conditie
  4. Op de juiste plaats
  5. Op de juiste tijd
  6. Voor de juiste afnemer
  7. Tegen de juiste prijs.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Wat is inkooplogistiek?

A

(physical supply)
Het besturen en beheersen van de goederenstroom vanaf de producent van grondstoffen en halffabricaten tot aan het begin van het productieproces.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Wat is productielogistiek?

A

(material management) (aanvoerlogistiek)
Houdt zich bezig met de logistieke activiteiten binnen het bedrijf, vanaf het magazijn met grondstoffen tot aan het magazijn gereed product (eindproducten)
- Streven: een zo kort mogelijke doorlooptijd en zo hoog mogelijke benutting van productieapparaat.
- Is intern gericht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Wat is distributielogistiek?

A

(physical distribution management) (marketing logistiek)
Logistieke traject dat direct aansluit op de markt.
- Houdt zich bezig met de besturing en beheersing van de goederenstroom gereed product, vanaf het einde van het productieproces tot en met de uiteindelijke afnemer.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Wat is retourlogistiek?

A

(reverse logistics)
Deelgebied van het logistiek management dat zich bezighoudt met terugkomende retourgoederen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

Wat zijn de 4 deelgebieden van de logistiek?

A
  1. Inkooplogistiek
  2. Productielogistiek
  3. Distributielogistiek
  4. Retourlogistiek
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

Wat zijn de vier niveaus van ketenintegratie?

A
  1. Fysieke integratie
  2. Informatie-integratie
  3. Besturingsintegratie
  4. Grondvormintegratie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

Wat is fysieke integratie?

A

Hierbij gaat het om efficiencyvergroting bij de afhandeling van de goederenstromen (bijv. standaardisatie van transportmiddelen/ transporthulpmiddelen).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

Wat is informatie-integratie?

A

Het afstemmen van informatiestromen tussen leveranciers en afnemers (bijv. barcodering en internet).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

Wat is besturingsintegratie?

A

Je gebruikt op systematische wijze info uit voorafgaande en volgende schakels in de keten of het netwerk (bijv. time-levering en co-makership).

Andere verwoording:
Hierbij gaat het erom dat je verschillende schakels in de logistieke keten slim met elkaar verbindt door zogeheten stuurinformatie uit te wisselen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

Wat is grondvormintegratie?

A

Je draagt een gedeelte van de beheersende en besturende logistieke activiteiten over aan een andere partij in de keten (bijv. uitvoerende activiteiten of een deel van de beslissingsbevoegdheid).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q

Wat is EDI? (Electronic Data Interchange)

A

Elektronische gegevensuitwisseling die het mogelijk maakt info direct uit te wisselen tussen computers en klant.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
42
Q

Wat zijn voordelen van EDI?

A

EDI (Electronic Data Interchange)
-Niet meer via post.
-Direct informatie-uitwisseling tussen computers leverancier en klant.
-Gestandaardiseerde elektronische berichten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
43
Q

Wat is ERP? (Enterprise Resource Planning)

A

software die alle informatie binnen een onderneming integreert. Voorbeelden van ERP-pakketten zijn: SAP, Peoplesoft, Microsoft Dynamics.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
44
Q

Wat zijn voordelen van ERP?

A
  • Geen ‘losse’ informatiesystemen.
  • Centrale database met alle informatie.
  • Gegevens overal beschikbaar.
  • Geen dubbele gegevens.
  • Integratie van o.a. financiën, verkoop, inkoop, distributie, planning en personeel.
  • EDI vaak in het pakket aanwezig.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
45
Q

Wat zijn nadelen van ERP?

A

Bedrijfsprocessen moeten vaak grondig worden aangepast, Volledige invoering van ERP-systeem is ingewikkeld, Nieuwe hardware nodig, Opleiding van de eindgebruikers.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
46
Q

Wat is de total cost of ownership?

A

De totale automatiseringskosten voor het in bedrijf hebben en houden van de betreffende computers en de bijbehorende software.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
47
Q

Wat is cloud computing? En noem de voor en nadelen

A

Software en hardware worden niet gekocht maar door de leverancier via internet als dienst aangeboden.

  • Voordelen: Een vast bedrag per maand per gebruiker, minder investeringen in software en hardware en het flexibel vergroten van de capaciteit (bijv. meer gebruikers of meer data).
  • Nadelen: Volledige afhankelijkheid van de leverancier (bijv. bij geen goede back-up zijn alle bedrijfsgegevens weg). Ook kan een kwaadwillende leverancier vertrouwelijke info inzien.
  • Software-as-a-Service: De leverancier biedt de complete applicaties aan die in de cloud aanwezig zijn.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
48
Q

Wat is een bedrijfskolom?

A

Laat de weg zien die een product aflegt van oerproducent totdat het product bij de consument is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
49
Q

Wat is het verschil tussen single channel en multi channel?

A

Single channel: Consument kan maar 1 verkoopkanaal gebruiken namelijk de winkel

Multichannel: Consument kan gebruik maken van verschillende kanalen (bijv. product online bestellen en ophalen bij een fysieke winkel)

50
Q

Wat is pick-to-light?

A

Door middel van led-displays wordt op de schappen aangegeven welke hoeveelheid gepickt moet worden.

51
Q

Wat zijn logistieke kosten?

A

Alle kosten die je moet maken om de goederen door de keten te bewegen van oerproducent tot de uiteindelijke klant.

52
Q

Wat is green logistics?

A

Duurzamer de logistiek inrichten met drie uitgangspunten: People, planet, profit

53
Q

Noem de 7 J’s met een kenmerk erbij

A
  1. Juiste product:
    - Rationele eigenschap: grootte, vorm, service, garantie
    - Emotionele eigenschap: plezier, veiligheid, status
  2. Juiste hoeveelheid:
    Verkoper mag de klant niet teveel beloven
  3. Juiste afnemer:
    Producten moeten naar de juiste afnemer
  4. Juiste plaats
  5. Juiste conditie:
    - Afgesproken kwaliteit
  6. Juiste tijd:
    - Leverbetrouwbaarheid
    - Levertijd: Moment van ontvangst order tot moment van levering
  7. Juiste prijs
    - Afroomprijspolitiek: Bij nieuwe producten
    - Penetratieprijspolitiek: Markt moet snel veroverd worden
    - Put-out pricing: Bestaande concurrenten van markt drukken.
    - Stay-out pricing: Afschrikken potentiële concurrenten
    - Me too pricing: Geldende prijs op de markt volgen
54
Q

Wat zijn prestatie-indicatoren? Geef ook een voorbeeld

A

Prestatie-indicatoren: Een getal dat meet ‘hoe goed’ een onderneming het doet op een bepaald gebied
Voorbeelden:
- bijv. 75% van de producten wordt binnen 48 uur afgeleverd.
- 80% van de uitgebrachte offertes wordt een bestelling.
- Niet meer breuk dan 0,1%.

55
Q

Wat is een regelkring?

A

Heeft als doel te zorgen dat het resultaat van een proces overeenkomt met de doelstelling of norm.

56
Q

Wat is het verschil tussen feedback en feedforward?

A

Feedback: Productieproces aanpassen als de eindproducten niet aan de gewenste kwaliteit blijken te voldoen.

Feedforward: Productieproces pas aanpassen als de kwaliteit of samenstelling van de ingekochte grondstoffen veranderd

57
Q

Wat is divergente productie? Noem twee voorbeelden.

A

Van één grondstof verschillende eindproducten gemaakt:
- Hoogovens (staal wordt omgezet in platen, balken, blik etc.)
- zuivelfabriek

58
Q

Wat is convergente productie? Noem 2 voorbeelden en wat er gebruikt wordt.

A

Heel veel halffabricaten worden samengevoegd tot eindproduct
- auto-industrie
-elektronica-industrie

Gebruik van:
- halffabricaten
- Standaardonderdelen (modulaire opbouw)

59
Q

Wat is continue productie?

A

Logistiek meest voordelig, materiaal stroomt continu door en er ontstaat geen onderhanden werk. Machines staan in de juiste volgorde opgesteld (lijnopstelling).

60
Q

Wat is functionele opstelling?

A

Mensen en machines die dezelfde bewerkingen uitvoeren staan bij elkaar. Machines kunnen worden afgesteld op seriegroottes en zijn flexibeler. Grote serieorders kunnen leiden tot grote voorraden en kleine series tot lange doorlooptijden.

61
Q

Wat is Optimized Production Technology (OPT)?

A

Bottlenecks zien te vinden (productie wordt bepaald door grootste knelpunt)
Doel is om de wachttijden te verminderen en de productiekosten te verlagen.

62
Q

Wat is het KOOP? Klantorderontkoppelpunt

A

Punt dat aangeeft hoe ver een klantorder doordringt in het productie- of distributieproces van de aanbieder van een product of dienst.

63
Q

Wat is KOOP 1?

A

Maken en verzenden naar voorraad (decentrale voorraad):
Producten worden gemaakt en gedistribueerd naar voorraadpunten die verspreid en dicht bij de nog onbekende klant liggen (bijv. supermarkt).

64
Q

Wat is KOOP 2?

A

Maken op voorraad (maken op voorraad):
Eindproducten worden op voorraad gehouden aan het eind van het productieproces en van daaruit naar verschillende klanten verzonden (bijv. kabels voor elektrische installaties).

65
Q

Wat is KOOP 3?

A

Assembleren op order (assembleren op order):
Onderdelen waaruit het eindproduct gaat bestaan zijn al geproduceerd en op voorraad. Samenstelling van eindproduct vindt pas plaats als de klant een order heeft geplaatst (bijv. auto-industrie).

66
Q

Wat is KOOP 4?

A

Maken op order (maken op order):
Er liggen alleen grondstoffen en onderdelen op voorraad. Elk order is een klant specifiek product (bijv. kleermaker).

67
Q

Wat is KOOP 5?

A

KOOP 5: Inkopen en maken op order:
Er worden geen voorraden aangehouden. Inkoop vindt plaats naar aanleiding van klantorder (bijv. architectuur).

68
Q

Wat is Material Requirements Planning (MRP)?

A
  • Productie op basis van een voorspelling.
  • Push systeem, stroomopwaarts van KOOP.
  • Afstemming tussen afdeling productie en verkoop is belangrijk.
69
Q

Wat is Just in time (JIT)?

A

Wanneer een leverancier optimaal aan zijn afnemers grondstoffen levert, precies op het moment dat deze ze nodig heeft.

70
Q

Wat bereik je met Six Sigma?

A
  • Verminderen van verspilling
  • Sneller produceren
  • Meetbaar maken van kwaliteit van processen
  • Verminderen van fouten
  • Medewerkers gekwalificeerd: Green Belt, Black Belt, Champion
71
Q

Wat is het belang van prijs bij het inkopen?

A

Korting op inkopen levert direct een bijdrage aan het bedrijfsresultaat. Standaardproducten (homogeen) algemeen verkrijgbaar met standaardkwaliteit is prijs het belangrijkste aspect om in te kopen.
Belang van inkopen bij handelsbedrijf groter dan industrieel.

72
Q

Wat is het belang van kwaliteit bij het inkopen?

A

In een industriële onderneming is kwaliteit belangrijker. Als kwaliteit van inkopen onvoldoende is zal eindproduct ook niet goed zijn wat grote nadelige gevolgen kan hebben.

73
Q

Wat is uitbesteding?

A

Wanneer er wordt besloten delen van de productie voortaan helemaal niet meer zelf te doen.

74
Q

Wat is inkoop als staffunctie?

A

Functie inkoop staat dan los van de afdelingen of processen binnen het bedrijf. Functie van verkoop is dan beperkt tot intern adviseur voor het gezamenlijk inkopen.

75
Q

Wat is het verschil tussen goederenstroom en informatiestroom?

A

Goederenstroom: Inkoop vindt plaats aan het begin van het proces.

Informatiestroom: Inkoop vindt plaats aan het eind van het proces.

76
Q

Wat is de commerciële inkoopfunctie? En noem de 3 punten die erbij horen.

A

Gaat over het maken van keuzes van producten en leveranciers

  1. Specificeren: Op basis van de order die binnenkomt bij Inkoop wordt er bepaald welke eigenschappen het product moet hebben op functioneel en technisch gebied en dan bepaal je wat en hoeveel moet worden ingekocht van dit product.
  2. Selecteren: Je maakt de keuze welke leveranciers in aanmerking komen voor de levering.
  3. Contacteren: Contract opstellen om de afspraken vast te leggen voor de levering.
77
Q

Wat is de logistieke inkoopfunctie?

A

Goederen worden daadwerkelijk besteld en ontvangen
4. Bestellen
5. Bewaken: Het bewaken van de bestelling. Verschillende zaken worden gecontroleerd zoals moment van order plaatsen, de levertijd, de kwaliteit, de betaling van de bestelling enz.
6. Nazorg: Afhandeling van problemen of geschillen

78
Q

Wat is een rechtstreekse herhalingsinkoop?

A

Traject 4 + 5 + 6. Betreft de aankoop van een bekend product bij een leverancier waarmee al ervaring is opgedaan.

79
Q

Wat is een gewijzigde herhalingsaankoop?

A

Traject 3 t/m 6. Er is sprake van inkoop van een nieuw product bij een al bekende leverancier of van de inkoop van een bestaand product bij een nieuwe leverancier.

80
Q

Wat is een new task-situatie?

A

Als een bedrijf een geheel nieuw product besluit te kopen waarvoor nog geen leverancier is geselecteerd (alle 6 de trajecten).

81
Q

Wat is staffelkorting?

A

Hoe meer je koopt hoe lager de prijs van de producten per stuk is.

82
Q

Wat is suboptimalisatie?

A

Het optimaliseren van slechts 1 onderdeel van het bedrijf terwijl het voor het bedrijf als geheel nadelig is.

83
Q

Wat is de subjectieve methode bij een leveranciersbeoordeling?

A

Alle criteria tellen even zwaar mee in de eindbeoordeling van een leverancier.

84
Q

Wat is de gewogen factorscore methode bij een leveranciersbeoordeling?

A

De score wordt uitgedrukt in punten waarna de gewogen punten bij elkaar worden geteld.

85
Q

Wat is de Kraljic-klantmatrix en noem de 4 producten?

A

Kraljic-klantmatrix: Onderverdeling van verschillende soorten inkoopproducten

  • Routineproducten: Weinig risico dat de leverancier niet de juiste producten met de juiste kwaliteit kan leveren. (bijv. kantoorartikelen)
  • Knelpuntproducten: Het bedrijf kan moeilijk zonder het specifieke product en er is vaak maar 1 leverancier, terwijl het product maar een beperkt aandeel in de kostprijs heeft. Hierdoor is het bedrijf kwetsbaar.
  • Hefboomproducten: Er zijn veel leveranciers voorhanden en het product heeft een relatief hoog aandeel in de kostprijs
  • Strategische producten: Er moet een intensieve communicatie plaatsvinden tussen de opdrachtgever en leverancier.
86
Q

Wat is de Kraljic-leveranciersmatrix en noem de 4 producten?

A

Kraljic-leveranciersmatrix: Redeneert niet vanuit de klant maar vanuit de verkoopfunctie van een leverancier.

  • Sterproducten: Producten waarbij naarmate het financiële belang toeneemt het belang voor de leverancier ook toeneemt.
  • Potentieel: Producten die de leverancier achter de hand houdt en die het potentieel hebben om door te kunnen stoten naar de sterpositie.
  • Routineproducten: Verkoopproducten op een beperkt complexe markt met weinig financieel belang en die tegen weinig inspanning beperkte inkomsten leveren.
  • To get rid of: Producten die de leverancier zo snel mogelijk kwijt moet.
87
Q

Wat is inkoopethiek?

A

Inkoopethiek: Inkoop geeft (veel) geld uit van het bedrijf. Grote belangen bij verkopers leverancier.
Misbruik mogelijk. Ethiek heeft te maken met gedragsregels.

88
Q

Noem de 3 redenen om voorraad aan te houden?

A
  • Afstemmingsverschillen: Voorraden om afstemmingsverschillen tussen 2 opvolgende schakels in een logistieke keten op te vangen.
  • Onzekerheid: Voorraden houden wanneer het onzeker is hoeveel er afgenomen gaat worden.
  • Voordelig inkopen: Bij een grote afname krijg je vaak korting.
89
Q

Wat zijn de nadelen van voorraad aanhouden?

A
  • Voorraad kost geld.
  • Voorraad kan bederven.
  • Voorraad kan incourant raken (producten zijn niet meer gangbaar, verouderd of uit de mode)
90
Q

Noem de 7 manieren hoe je voorraad in kan delen.

A
  • Strategische voorraad: Wanneer je zeer afhankelijk bent van een product.
  • Speculatievoorraad: Wanneer je verwacht dat de prijs van de goederen binnenkort gaat stijgen.
  • Ontkoppelingsvoorraden (buffervoorraden): Wanneer je de afstemmingsverschillen in de logistieke keten wilt voorkomen.
  • Seriegrootte voorraden: Wanneer je niet per product maar per serie produceert. Serie wordt ook wel batch genoemd
  • Anticipatievoorraden: Voorraden die je expres aanlegt omdat je een extra vraag naar die goederen verwacht.
  • Veiligheidsvoorraad: Dient als buffer tegen onverwachte hoge vraag tijdens de levertijd.
  • Voorraad onderhanden werk: Voorraad producten die op een gegeven moment bij elke machine of werkplaats aanwezig is.
91
Q

Noem de 5 verschillende voorraadsoorten.

A
  • Fysieke voorraad (technische voorraad): De voorraad die werkelijk in het magazijn aanwezig is en die je kunt zien en voelen.
  • Economische voorraad: Voorraad waarvan de organisatie eigenaar is en waarover je financieel risico loopt.
  • Bestelde voorraad: Is besteld bij een leverancier en waarvan het bedrijf wettelijk eigenaar is.
  • Gereserveerde voorraad: Is door de afnemer besteld. Het staat nog wel in het magazijn maar wordt binnenkort afgeleverd.
  • Beschikbare voorraad: De voorraad die je direct vrij aan klanten kunt uitleveren.
92
Q

Benoem en leg de 4 soorten bestelsystemen uit.

A

BQ-systeem: Je bestelt onmiddellijk een vaste hoeveelheid (Q) wanneer het niveau van de economische voorraad beneden het bestelniveau (B) komt.

BS-systeem: Je bestelt op een variabel moment zodra het niveau van de economische voorraad beneden het bestelniveau (B) komt. Je vult bij tot maximum voorraad niveau (S).

sQ-systeem: Je kunt op elk moment bestellen maar je bestelt op vaste tijdstippen een vaste hoeveelheid (Q). Je bestelt alleen wanneer de voorraad onder het bestelniveau (s) komt.

sS-systeem: Je kunt niet op elk moment bestellen maar je bestelt op vaste tijdstippen een hoeveelheid tot een maximum (S). Je bestelt alleen als de voorraad onder het bestelniveau komt (s).

93
Q

Noem en leg de 3 locatiesystemen uit.

A
  1. Vast locatiesysteem: Elk artikel heeft een eigen plaats
    - Voordeel: Artikelen gemakkelijk te vinden en gunstige plaats bewaard.
    - Nadeel: Bij lage voorraad wordt er toch een ruimte voor een artikel gereserveerd.
  2. Vrij locatiesysteem: Je kunt goederen op elke plaats in het magazijn plaatsen.
    - Voordeel: Magazijnruimte optimaal benutten.
    - Nadeel: Er wordt geen rekening gehouden met snellopende artikelen.
  3. Semivrij locatiesysteem: Een mengvorm van vast en vrij en houdt rekening met snellopers, grijpvoorraad, bulkvoorraad en fifo- en lifo-systemen.
94
Q

Wat zijn consigatiegoederen?

A

Goederen waarbij de voorraad in de winkel eigendom blijft van de leverancier totdat ze zijn verkocht.

95
Q

Wat is Vendor managed inventory?

A

Leverancier is eigenaar van de grondstoffen of halffabricaten totdat de klant ze afroept.

96
Q

Wat is distributie-intensiviteit?

A

Geeft het aantal winkels aan waar het product van de fabrikant in het assortiment wordt gevoerd.

97
Q

Welke 3 distributienetwerken zijn er?

A
  • Intensieve distributie: Een zo groot mogelijke markt van groothandels en detaillisten voor de te verkopen producten (bijv. snoep en frisdrank).
  • Selectieve distributie: Selectie van verschillende aanbieders van het product (bijv. studieboeken).
  • Exclusieve distributie: Leverancier onderhandeld met 1 of enkele bedrijven (bij. Duur automerk).
98
Q

Wat is een distributiekanaal?

A

De weg die een product aflegt van producent naar klant.

99
Q

Wat is Value Added Logistics (VAL)?

A

Extra waarde toevoegen aan een product door middel van extra activiteiten.

100
Q

Welke transportmethodes zijn er?

A

Vervoer over de weg: + snel over de weg - Files
Vervoer per spoor: + veiliger voor stoffen - minder flexibel
Vervoer over water: + niet bederfelijke goederen met groot volume - traag
- Coaster: Een klein vrachtschip dat wordt gebruikt voor de handel over de Noordzee en de Oostzee.
- Rederij: Zeevoerder die eigenaar is van de schepen.
- Cargadoor: Vertegenwoordigd de rederij en verhuurt onder andere scheepsruimtes aan de verlader.
- Stuwadoor: Zorgt voor het laden en lossen van de scheepslading
Vervoer door de lucht: + snel - kostbaar
Vervoer per pijpleiding: + connectie bestaand netwerk - niet flexibel

101
Q

Wat is traffic management?

A

Verzamelbegrip voor alle externe transportactiviteiten van een bedrijf. Het gaat hier om zowel inkomende als uitgaande goederenstromen.

102
Q

Wat is een informele organisatie?

A

Onbeheersbare processen tussen mensen. (Bijvoorbeeld een docent die niet contact opneemt met zijn/haar coördinator, maar gelijk met de conrector.)

103
Q

Wat is e-commerce?

A

De verkoop van producten wordt door een leverancier aan zijn klanten ondersteund door het gebruik van internet.

104
Q

Wat zijn de verschillende niveaus van e-commerce?

A

Niveau 1: Informatieverstrekking aan de klant.
Niveau 2: Interactie met de klant.
Niveau 3: Transactie
Niveau 4: Integratie

105
Q

Beschrijf de piramide van Maslov:

A
  1. Lichamelijke behoefte
  2. Veiligheid en zekerheid
  3. Sociaal contact
  4. Waardering en erkenning
  5. Zelfontplooiing
106
Q

Wat is een prestatie-indicator?

A

Een getal dat meet ‘hoe goed’ een onderneming het doet op een bepaald gebied.

107
Q

Noem 4 voorbeelden belangrijke prestatie-indicatoren

A
  1. Customer-servicegraad
  2. Leverbetrouwbaarheid
  3. Levertijd
  4. Levercompleetheid
108
Q

Wat is de vijfstappenmethode van Lean six sigma?

A

Lean Six laat bedrijven duurzamer en aantoonbaar het productieproces verbeteren.
1. Define: Definieer het probleem
2. Measure: Meet de prestaties van de processen
3. Analyze: Analyseer de oorzaken van de problemen.
4. Improve: Verbeter de processen en verwijder de activiteiten die geen waarde toevoegen.
5. Control: Beheers de processen om te voorkomen dat de problemen zich opnieuw voordoen.

109
Q

Wat zijn de vijf inkoopaspecten?

A
  1. Prijs
  2. Kwaliteit
  3. Leverbetrouwbaarheid
  4. Flexibiliteit
  5. Innovativiteit
110
Q

Wat zijn de 8 fases van het strategisch dialoog?

A
  1. Zoeklicht fase: Waarom doen we wat we doen? Wat is het idee erachter? (BHAG).
  2. Outside-in: Verkennen van de business omgeving (DEPEST, 5-krachten model van Porter).
  3. Inside-out: Analyse maken van eigen kunnen (Business model canva)
  4. Opties: Bepalen van strategische opties (SWOT)
  5. Keuze: Wegen van de opties (BCG-Matrix)
  6. Doorvertalen: Uitwerken van het business model
  7. Executie: Uitvoeren business plan (7 krachten model)
  8. Monitoren: In de gaten houden (PCDA)
111
Q

Wat is BHAG?

A

Zoeklicht:
Big Hairy Auditious Goal

112
Q

Wat is het vijf krachten model van porter?

A

Outside-in:
Dit zijn de 5 concurrentiekrachten volgens Porter:
1. Potentiële toetreders
2. Kracht van substituten
3. Leverancierskracht
4. Afnemerskracht
5. Concurrentiekracht

113
Q

Wat is de BCG-Matrix?

A

Deze marix (x as = marktaandeel, y as = marktrgroei staan de volgende begrippen:
(Van linksboven naar onder)
1. Question marks
2. Dogs
3. Cash Cows
4. Stars

114
Q

Wat is het business model canvas?

A

Inside-out:
Beschrijft zo eenvoudig mogelijk de grondgedachte van de wijze waarop een organisatie waarde creëert. Hierbij worden 9 bouwstenen gebruikt.

115
Q

Wat zijn de 9 bouwstenen van het business model canvas?

A
  1. Klantsegmenten
  2. Waardepropositie
  3. Bedieningsmodel
  4. Klantrelatie
  5. Inkomsten
  6. Hoofdactiviteiten
  7. Middelen
  8. Sleutelpartners
  9. Kosten
116
Q

Wat is een SWOT-analyse?

A

Opties:
Een analyse van een organisatie op basis van:
* Interne sterke en zwakke punten
* externe kansen en bedreigingen

117
Q

Wat is een MaBa-analyse?

A

Keuze:
* Verticaal heb je de marktaantrekkelijkheid
* Horizontaal de bedrijfsaantrekkelijkheid
Door hier je opties in te vullen kan het model helpen om beslissingen te nemen.

118
Q

Wat is het communicatie model bij vergaderingen?

A

Doorvertalen:
Bij verandering in de organisatie kunnen met het communicatiemodel de communicatiestijl en -methoden bepaald worden waarmee de veranderingen effectief kan worden ondersteund.
Uitvoering:
1. Implementeren
2. Vernieuwen
3. Transformeren
4. Interveniëren

119
Q

Wat is stakeholder management?

A

Executie:
Geeft een overzicht van de belanghebbende van een organisatie en hoe belangrijk deze zijn.

120
Q

Wat is de PDCA-cyclus?

A

Monitoren:
Plan -> Do -> Check -> Act -> herhaal