Marketingmix Flashcards
Noem en beschrijf de 3 productieniveau’s van Kotler
- Kernproduct: Toegevoegde waarde, voordeel
- Toegevoegde waarde: Product plus eigenschappen (verpakking, kwaliteit, vorm)
- Uitgebreid product: Niet tastbare voordelen (garantie, verzekeringen)
Deel de consumentenproducten in 4 indelingen in op basis van koopgedrag
- Convenience products: Producten die je vaak koopt zonder inspanning
- Shopping products: Producten die je minder vaak koopt, veel inspanning
- Specialty products: Producten die je niet vaak koopt, veel inspanning
- Unsought products: Onbekende producten, kopen indien nodig
Leg de dimensies van het assortiment uit
- Breedte: Het aantal verschillende productgroepen
- Diepte: Het aantal varianten binnen een productgroep
- Lengte: Het totaal aantal merken/producten in het assortiment
- Consistentie: Samenhang tussen producten
Leg het begrip ‘trading up’ en ‘trading down’ uit
Trading up: Product of productlijn met een hogere prijs / kwaliteit toevoegen aan het assortiment.
Trading down: Product of productlijn met een lagere prijs / kwaliteit toevoegen aan het assortiment.
Leg het begrip ‘downgrading’ en ‘upgrading’ uit
Downgrading: Gericht op kostenverlaging (Snijden in personeel, assortiment en online)
Upgrading: Gericht op het bewust verhogen van het serviceniveau
Benoem en beschrijf de 5 fases van de productielevenscyclus
Fase 1 introductie: Langzame afzetgroei, lage bekendheid, verlies
Fase 2 Snelle groei: Snelle afzetgroei, break-evenpunt, eerste winst
Fase 3 Afnemende groei: Omzetgroei neemt af, iedereen kent het product
Fase 4 Volwassenheid: Afnemende groei/winst, veel concurrentie
Fase 5 Neergang: Sterk dalende afzet en winst, geen nieuwe kopers
Noem de 3 functies van een verpakking
- Technische functie: Ordening, bescherming, bederf verminderen
- Communicatiefunctie: Merkimago, productinformatie
- Commerciële functie: Verbruik stimuleren, minder schapruimte, productdifferentiatie
Noem de voordelen van een sterk merk
Herkenbaarheid: Onderscheidt zich van concurrenten
Productimago: Identiteit of imago spreekt de doelgroep aan
Herhalingsaankopen: Creëert een relatie en dus herhalingsaankopen
Meer steun bij introductie nieuwe producten
Leg het verschil uit tussen de individuele- en familiemerkstrategie
Individuele merkstrategie: Elk product een andere merknaam.
- Bescherming bestaand product
- Omzetverhoging door merksegmentatie
- Interne concurrentie stimuleren
Familiemerkstrategie: Alle producten dezelfde merknaam.
1. Ieder nieuw merk lift mee op de bestaande reputatie.
Benoem de typen productinnovaties
- Productinnovatie: Totaal nieuw product voor de wereld. Komt zeer weinig voor
- Me-too product:
A. Brand extension: Nieuwe product en nieuwe productgroep
B. Lijn extentie: Nieuwe productvariant word aan bestaande productgroep toegevoegd. - Productmodificatie: Verbeterede versie van een product
- Herpositionering: Nieuw imago
Benoem de impact op het consumentengedrag bij productinnovaties
- Continue innovaties: Geleidelijk (Geen verandering van houding en gedrag noodzakelijk.
Marketingdoelstelling: Reclame en distributie - Dynamisch continue innovatie: Vrij ingrijpend (Enige verandering van houding en gedrag noodzakelijk)
Marketingdoelstelling: Positionering en uitleg product - Discontinue innovatie: Radicaal (Uitgebreide verandering van houding en gedrag noodzakelijk
Marketingdoelstelling: Leerproces klant, persoonlijke verkoop
Leg uit waarom nieuwe producten ontwikkeld worden
Omzetgroei Overcapaciteit benutten Aanvulling assortiment Wetgeving Concurrentie Veranderende wensen consument Nieuwe technologie
Noem de factoren voor succes van nieuwe producten
Klantgerichtheid Kernactiviteit Superieur product Intern ondermingsklimaat Goed ontwikkelproces
Noem de factoren voor mislukking bij een nieuw product
Geen duidelijk pluspunt Foute marketingstrategie Kwaliteitsproblemen Reacties van de concurrenten Slechte timing
Noem de 5 stappen van het adoptieproces
- Bekendheid: Consument merkt het nieuwe product op.
- Interesse: Belangstelling en informatie zoeken
- Evaluatie: Voordelen afwegen
- Probeeraankoop: Kopen en uitproberen
- Adoptie: Indien het bevalt adoptie of verwerpen bij ontevredenheid
Let op: Niet iedereen doorloopt alle fases, verwerpen kan in alle fases. Adoptie kan tijdelijk of permanent zijn.
Noem de 5 adoptiecategorieën bij de adoptiecurve
- Innovators: Kleine groep trendzetters, wil een nieuw product absoluut hebben
- Early adopters: Trendgevoelige groep, koopt het nieuwe product snel, maar volgt de innovators.
- Early majority: Grote belangrijke groep, denkt langer na over het kopen.
- Late majority: Grote belangrijke groep, net gevoelig voor nieuwe producten
- Laggards: Kleinere groep, zeer terughoudend met aankoop en acceptatie van een nieuw product.
Noem de 5 zaken die de adoptiesnelheid versnellen
- Relatief voordeel: Product is superieur aan bestaande
- Compatibiliteit: Nieuwe product sluit aan op ervaringen en behoefte van consument
- Complexiteit: Eenvoudige producten worden meestal sneller geaccepteerd.
- Deelbaarheid: Minder weerstand indien de nieuwe producten voor aanschaf uitgeprobeerd kunnen worden.
- Zichtbaarheid: Meer marketing leidt tot snellere acceptatie
Noem de 4 kenmerken van een dienst
Ontastbaar: Je kunt het niet aanraken
Onscheidbaar: Productie en consumptie vallen samen
Vergankelijk: Je kan er geen voorraad van aanleggen
Variabiliteit: De kwaliteit verschilt
Noem de 3 moderne marketinginstrumenten
- Stealth marketing: Merknaam tonen in een film of game
- Guerilla marketing: Promotietactiek op onverwachte plaats
- Buzz & Viral marketing: Mond-tot-mond reclame, online en offline
One-step flow communicatiemodel
De boodschap in één keer naar de ontvanger brengen
Two-step flow model
De boodschap in 2 stappen naar de ontvanger brengen
Leg het verschil uit tussen de push- en pull strategie
Bij de push strategie probeer je de product door de productielijn heen te drukken. Communicatie is gericht op de tussenhandel.
Bij de pull strategie probeer je het in 1 keer bij de klant te verkopen. Communicatie is vooral gericht op consument.
Noem voordelen voor de push- en pull strategie
Push:
- Korting tussenhandel
- Commissie
Pull:
- Reclame
- Sales promotion
- Display
- Artikelpresentatie
Noem de leerfases bij de low-involvement hiërarchie
Consument schaft een product aan, met minimale kennis en past daarna zijn houding aan.
- Cognitief
- Conatief
- Affectief
Noem de leerfases bij de dissonantiereductie-hiërarchie
Consument koopt snel een product, twijfelt of heeft te weinig informatie gezocht, en wil na aankoop het conflictgevoel wegnemen door de keuze te rechtvaardigen met informatie.
- Conatief
- Affectief
- Cognitief