Geschiedenis v/h econ. denken Flashcards

1
Q

Wat is ceteris paribus?

A

Alle overige omstandigheden blijven gelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is stationary state?

A

Economische stagnatie met een winstvoet en rentestand van 0, waarbij lonen nauwelijks boven bestaansminimum uitkomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Grieken en scholasten:
Wat dachten zij van inkomensverdeling?

A

Inkomen naar maatschappelijke functie en status

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Grieken en scholasten:
Wat dachten zij van prijzen?

A

Voldoende om kosten te dekken en gekoppeld aan maatschappelijke waardering van het goed

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Grieken en scholasten:
Wat is de waardeparadox?

A

Goederen met een hoge gebruikswaarde hebben soms een hele
lage ruilwaarde

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Grieken en scholasten:
Wat zijn enkele kenmerken van die economische tijd?

A

o Voortbrengen goederen en diensten voornamelijk door slaven.
o Goede leven voor hen die Griek zijn en tot het mannelijk geslacht
behoren.
o “Kunst van het huishouden”
o Prijsvorming en inkomensverdeling via instituties.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Grieken en scholasten:
Wat is het onderscheid tussen gebruikswaarde en ruilwaarde bij Aristoteles?

A

o Gebruikswaarde
Bepaald door het nut van een product
▪ Nut neemt meer toe bij schaarse goederen

o Ruilwaarde
De prijs
▪ Mag niet afwijken van de gebruikswaarde, anders winst
* Winst is een niet natuurlijke bron van inkomsten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is de visie van Thomas v. Aquino t.a.v. de verdelende en de ruil- rechtvaardigheid?

A

o Van Aguino was niet tegen allocatie via de markt, maar dit mocht niet de
ideale en rechtvaardige orde verstoren.

  • Het inkomen wordt verdeeld naar maatschappelijke functie
    en status.
  • De prijs moet enerzijds de kosten dekken, anderzijds
    bepaald de maatschappelijke waardering een rol in de
    prijsvorming.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat waren de belangrijkste elementen van het scholastisch denken?

A

o Marktverkeer wordt geaccepteerd maar wel regels:
▪ Rechtvaardige prijs is resultaat van vraag en aanbod
* Vraag: nut en marktwaarde
* Aanbod: kosten
▪ Eerste levensbehoefte via overheid

o Rente is toegestaan, maar het mag niet voortkomen uit winstbejag.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat betekent het Mercantilisme?

A

o Begrip afgeleid van het woord mercator (koopman).
o Stroming binnen het economisch denken in de 16e t/m 18e eeuw
o Voor handel en nijverheid ter bevordering macht en rijkdom staat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is de hoofdveronderstelling van het mercantilistisch denken?

A
  1. Geld is essentieel voor machtspositie van de staat
    - Extreme stroming: Hoe meer geld, hoe rijker
    - Gematigde stroming: Geld is smeer- en stimuleringsmiddel voor productie
  2. Hoeveelheid goederen en hulpbronnen in de wereld is statistisch gegeven.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn 3 manieren waarop mercantilisme een overschot op de handelsbalans kon worden bereikt?

A
  1. Tegengaan van import
  2. Export bevorderen
  3. Verbod uitvoer edelmetalen
  4. Monopolisering buitenlandse handel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is een denkfout in het mercantilistisch denken en wat zijn de gevolgen?

A

o Vergroting geldhoeveelheid leidt tot prijsstijgingen
▪ Export bemoeilijkt (duurder voor het buitenland)
▪ Import gestimuleerd (goedkopere producten buitenland)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat zijn fysiocraten?

A

▪ Economische school die de relatie tussen productie en verdeling aan onderzoek onderwerpt. Verondersteld dat er in navolging op
natuurkunde wetmatigheden te ontdekken zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is de tableau économique?

A

Macro economisch kringloopmodel van Quesnay

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat betekent classe productive?

A

Landbouw

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat betekent classe sterile?

A

Handel en nijverheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat betekent classe propiétaire

A

De grondeigenaren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Productiesurplus

A

Productieoverschot

20
Q

Impót unique

A

Enkelvoudige belastingheffing op pachtinkomens, geen belasting op landbouw en handel

21
Q

Geef een korte beschrijving van het economisch systeem van de fysiocraten (zoals in tableau économique)

A
  1. Landbouw
    Vormt de basis voor iedere economie
  2. Handel en nijverheid
    Productieve bijdrage nuttig, geen overproductie
  3. Grondeigenaren
    Adel en geestelijken
22
Q

Wat zijn twee factoren die de ontwikkeling van het productie- en verdelingsproces konden bedreigen en hinderen? (fysiocraten)

A
  1. Uitbuiting landbouwsector
    - Te hoge pachten
    - Mercantilistische regels die landbouwprijzen kunstmatig laag maken ter bevordering van export
  2. Oppotten van grondeigenaren
    - Minder continuïteit productie
23
Q

Wat zijn twee voordelen van impôt unique en waarom kwam deze niet in Frankrijk vóór de revolutie?

A
  1. Goedkope inning.
    - Door één soort belasting is het innen goedkoper en eenvoudiger
  2. Ongestoord laten productie- en verdelingsproces
    - Landbouwsector vormde economisch draagvlak andere sectoren

De adel was tegen deze heffing.

24
Q

Waarin verschilt Turgot van de overige fysiocraten?

A

o Turgot stelde naast landbouw ook de nijverheid en handel als bouwsteen
voor economische vooruitgang
o Turgot vond dat oppotten kon, maar dat dit wel in investeringen moest
worden omgezet.

25
Q

Wat betekent het begrip klassieke economie?

A

Economische stroming uit 18e en 19e eeuw met Adam Smith als aardsvader

26
Q

Wat betekent het begrip invisible hand?

A

De economie als zelfregulerend systeem

27
Q

Wat betekent het begrip waardeparadox?

A

Goederen met hoge gebruikswaarde hebben soms een hele lage ruilwaarde

28
Q

Wat betekent het begrip real price (= werkelijke waarde)

A

Hoeveel arbeid die een bezitter van een goed voor zich kan laten werken.

29
Q

Wat betekent het begrip marktprijs (= ruilwaarde)

A

Prijs die tot stand komt op de markt door vraag en aanbod

30
Q

Wat betekent het begrip natural price (= eigenlijke waarde)

A

De hoeveelheid productiefactoren die nodig was voor de productie van een goed.

31
Q

Wat betekent het begrip voorschotteneconomie?

A

Tijdsverloop tussen moment van opstarten van productieproces en het moment dat eindproducten gereed waren voor verkoop zodat geïnvesteerde geld terugverdiend konden worden.

32
Q

Wat betekent het begrip productieve arbeid?

A

▪ Productieve arbeid is arbeid die goederen voortbrengt, waarmee
de productiecapaciteit kan worden vergroot.
▪ Niet productieve arbeid levert nuttige goederen op, maar die het
productieproces niet vergroten.

33
Q

Noem 3 elementen en licht toe hoe die volgens Smith resulteren in een zelf reguleren economisch systeem en de rol van de overheid.

A
  1. Uitgangspunt is het menselijk streven naar eigenbelang.
  2. Menselijke neiging om te sjacheren, te marchanderen en te ruilen. Door uitwisseling van goederen en diensten hun materiële positie vergroten
  3. Door de uitwisseling via markten te laten verlopen wordt prijswerking in werking gezet.
34
Q

Wat zijn de hoofdlijnen van de waarde- en prijsleer van Smith

A

Wat bepaalt de waarde van een goed?
▪ Nut en gebruikswaarde geen maatstaf (waardeparadox)
▪ Maatstaf moet de hoeveelheid arbeid die een bezitter van een
goed voor zich kan laten werken zijn
* Hoeft niet gelijk te zijn aan de hoeveelheid arbeid in een
product

  • Arbeid is bron voor alle productie en als waardemaatstaf is arbeid
  • Onafhankelijk van tijd en plaats
  • Waardevast
  • Ongevoelig voor deflatie of inflatie
35
Q

Wat zijn de conclusies van Smith t.a.v. de ontwikkeling van marktprijzen op korte en lange termijn?

A

o Op korte termijn worden prijzen bepaald doorvraag en aanbod
o Is deze marktprijs hoger dan de natural prijs, dan wordt er winst gemaakt.
o Winst trekt nieuwe aanbieders aan
o Meer aanbod betekent dat de marktprijs zal zakken.

36
Q

Wat zijn de eigenlijke overheidstaken volgens Smith t.a.v. kartelvorming, extreme interestvoet en grote voedselschaarste?

A

o Economisch systeem moet vrij zijn van mercantilistische regels
o Overheid moet zich beperken tot klassieke taken
▪ Onderwijs
▪ Gezondheid
▪ Politie, justitie en defensie
o Sluitende overheidsbegroting
o Belasting naar rato van inkomen en profijtbeginsel
o Vrijhandel
o Anti-kartel beleid
o Rente rechtvaardigen binnen bepaalde grenzen
o Bij grote voedselschaarste moet de overheid regulerend optreden

37
Q

Benoem 3 productieverhogende factoren die aanwijzen en de werking uitleggen in de groeitheorie van Smith

A
  1. Besparing uit winst leiden tot vergroting van investeringen -> Productiegroei
  2. Arbeidsspecialisatie leidt tot productiviteitsstijging -> Stijging productie
  3. Internationale handel vergroot afzetmogelijkheden en stimuleert arbeidsspecialisatie -> Optimalisering productiecapaciteit
38
Q

Verklaar dat de factor die heden ten dage de belangrijskte plaats inneemt als motor van econ. groei ontbreekt bij Smith

A

Technologische ontwikkeling, omdat de industriële revolutie nog niet had plaatsgevonden.

39
Q

Wat is de wet van Say

A

Elk aanbod schept zijn eigen vraag.

40
Q

Wat is klassieke dichotomie?

A

▪ Scheiding russen de reële markten en de monetaire sfeer

41
Q

Leg de wet van Say uit

A

o Uitgangspunt
Deelnemers economisch proces produceren alleen meer dan eigen
gebruik, om deze goederen te kunnen ruilen met anderen
o Overproductie van een bepaald goed wordt veroorzaakt door een tekort
aan aanbod van andere goederen.
Hierdoor is de ruilvoet tussen de goederen verstoord
o Door prijsmechanisme zal de prijs bij overproductie dalen en zal de vraag
stijgen waardoor het overschot verdwijnt
o Bij onderproductie zorgt het prijsmechanisme dat de prijs van een product
stijgt, hierdoor stijgt het aanbod en daalt de vraag.

42
Q

Betekenis van de klassieke dichotomie weergeven voor de mogelijkheid die de economie stimuleren via vergroting van geldhoeveelheid.

A

o De klassieke dichotomie gaat uit van een scheiding tussen de reële
markten en de monetaire sfeer.
▪ Veranderingen in de monetaire sfeer hebben geen invloed op de
reële sfeer
▪ Veranderingen in de reële sfeer werken wel door naar de
monetaire sfeer.

o De geldhoeveelheid heeft alleen invloed op het prijspeil, maar niet op de
totale hoeveelheid geproduceerde goederen.

43
Q

Geef een korte beschrijving van de bevolkingstheorie van Malthus

A
  • Malthus veronderstelt dat de omvang van de bevolking noodzakelijk wordt beperkt door de middelen van bestaan die ter beschikking kunnen komen.
  • Uitbreiding van productie is mogelijk, maar op slechtere grond (de beste grond is al in gebruik).
  • Bevolking zal exponentieel groeien
  • Onvermijdelijk komt een moment dat de middelen van bestaan te kort schieten aan het bevolkingsaantal
44
Q

Wat is de visie van Malthus op overheidstaken?

A

o Afschaffen bedeling en armenzorg
▪ Zijn symptoombestrijding en verergeren het probleem
o Goed onderwijs nodig
▪ Mensen de gevolgen van hun gedragingen laten zien

45
Q
A