Arbeid Flashcards

1
Q

Begrip: Ontgroening

A

Steeds minder jongeren die zich aandienen op de arbeidsmarkt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Begrip: Vergrijzing

A

Toename van het aandeel ouderen in de bevolking

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Het nieuwe werken

A

De arbeidscontrachten en - tijden zijn geflexibiliseerd.
Werken op afstand: Plaats- en tijdonafhankelijk
Hybride werkomgeving
Automobiliteit
Flexplek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Optimale arbeidsparticipatie

A

Zoveel mogelijk mensen in een bepaalde leeftijdscategorie aan het werk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Decentralisatie

A

De macht van Nederland verspreid is over verschillende overheden.
Wetgevende macht, uitvoerende macht, wettelijke macht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Bonuscultuur

A

Bij een goede prestatie krijg je een hogere bonus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Beschrijf het begrip arbeidswaardeleer

A

Ziet arbeid als voornaamste bron van waarde in economische leven. Nut voor verrichter en voor wie verricht wordt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Ruilwaarde

A

De prijs van arbeid op de markt (€)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Volgens Smith zijn er ook psychische en sociale opbrengsten aan arbeid. Noem er 3.

A
  1. Materiële opbrengst: Beloning en andere voordelen die worden verkregen.
  2. Psychische opbrengst: Geestelijke en emotionele bevrediging, ook voor wie wordt verricht.
  3. Sociale opbrengst: Contact, netwerken, sociale status en maatschappelijke behoefte
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Geef de definitie van arbeid

A

Het verrichten van taken die nut hebben voor de mensen die ze uitvoeren voor hun naaste omgeving alsmede voor de maatschappij als geheel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is arbeidsethos? (begrip)

A

Betekenis die arbeid voor het leven van mensen heeft.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is arbeidsdeling? (begrip)

A

Arbeid verdeeld op basis van de kwaliteiten en kennis van mensen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Noem de 3 aspecten van arbeidsdeling van Bourdieu.

A
  1. Cognitief kapitaal: Kennis over het vakgebied
  2. Sociaal-cultureel kapitaal: Omgaan met collega’s en leidinggevenden (kunnen samenwerken)
  3. Moreel kapitaal: Verantwoordelijkheid die je hebt in je werk
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is arbeidsverdeling? (begrip)

A

Arbeid verdeeld op basis van taken. Mensen zijn radartje in een systeem.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Noem de 3 basisprincipes van arbeidssociologie.

A
  1. Arbeid is ingebed in maatschappij
  2. Arbeid geeft invloed op de maatschappij
  3. Arbeid is een sociale deling
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Klassiek economische-sociologische auteurs

Adam Smith

A
  • Arbeidswaardeleer
  • Arbeidsverdeling is machtsverdeling
  • Arbeidssplitsing is specialisatie
  • ‘Onzichtbare hand’
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Klassiek economische-sociologische auteurs:

Claude-Henri de Saint-Simon

A
  • Verschuiving van feodale maatschappij naar industriële maatschappij met behulp van 3e klasse (geleerden).
  • Verband tussen arbeidsverdeling en sociale ongelijkheid
  • De industrie zal winnen van het feodale door hulp geleerden
  • Ideeën Karl Marx op hem gebasseerd
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Klassiek economische-sociologische auteurs:

Karl Marx

A

Hij zag de nadelen van arbeidsverdeling:

  • Vervreemding
  • Uitdrukking van heerschappij van de ene maatschappij over andere
  • Grotere ongelijkheid

Hij is de grondlegger van communisme.
Kapitalisme was gedoemd om te falen, maar noodzakelijk om revolutie te krijgen.

Rekende in uren arbeid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Klassiek economische-sociologische auteurs:

Friedrich Engels

A

Zocht oorsprong van arbeidsverdeling in arbeidsdeling.

  1. Biologische verschillen mannen en vrouwen
  2. Verschillen techn/econ. ontwikkelingen
  3. Grote verschillen in aanleg en gebruik talenten

Verdeelde arbeid geeft verdeelde mensen

Motivatie is voorwaarde waaronder mensen presteren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Klassiek economische-sociologische auteurs:

Emile Durkheim

A

In primitieve samenleving: mechanische solidariteit
In industriële samenleving: organische solidariteit

  • Arbeidsdeling zonder arbeidsverdeling
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Klassiek economische-sociologische auteurs:

Thorsten Veblen

A
  • Conspicious conusming (consumptie om op te vallen)
  • Beziters productiemiddelen pronken met onnuttige zaken
  • Ingenieurs zouden grootste macht moeten hebben
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Klassiek economische-sociologische auteurs:

Charles Babbage

A

Babbage principes: 3 voordelen van arbeidssplitsing

  1. Vermindering loonkosten, goedkoper produceren
  2. Arbeiders makkelijk te disciplineren
  3. Arbeiders makkelijk vervangbaar
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat is verwereldlijking? (begrip)

A

Secularisatie, proces waarbij kerk en geloof minder invloed krijgen.

24
Q

Beschrijf de vermaatschappelijking van arbeid in 3 punten.

A
  1. Ruimtelijke scheiding tussen wonen en werken
  2. Mensen worden disciplineerbaar en controleerbaar
  3. Disciplinering van de werkende bevolking in privésfeer
25
Q

Wat is rationalisering? (begrip)

A

Het proces van ordenen en systematiseren van de werkelijkheid om die te voorspellen en effectieve resultaten te krijgen.

26
Q

Beschrijf de 2 problemen volgens Weber in een rationale samenleving.

A
  1. Het beheersbaar maken van het arbeidsproces

2. Het sturen van arbeidsgedrag van mensen met hele verschillende wereldbeelden

27
Q

Wat zijn antiglobalisten?

A

Critici tegen industrialisatie

28
Q

Wat is mechanisering? (begrip)

A

Menselijke ‘spierkracht’ wordt vervangen door machinale kracht.

  • Menskracht wordt minder belangrijk
  • Mechanische middelen worden ingezet.
29
Q

Wat is automatisering? (begrip)

A

Dit gaat 1 stap verder dan mechanisering.

Bijdrage van werknemer gericht op controle, correctie en terugkoppelingstaken

30
Q

Wat is deskilling? (begrip)

A

Het proces waarbij geschoolde arbeidskracten worden vervangen door de introductie van technologieën die worden beheerd door half- of ongeschoolde arbeiders.

31
Q

Wat is schaalvergroting? (begrip)

A

Productie op grotere schaal met lagere kosten.

32
Q

Wat is een manufactuur en de kenmerken?

A

Een vorm van organisatie van arbeid waarbij iedere arbeider een ongeveer gelijk onderdeel van het productieproces uitvoert onder toezicht van voorman of - vrouw.

Kenmerken:

  • Geen ingewikkelde arbeidsverdeling
  • Iedereen zelfde werk: inwisselbaar
  • Manager = toezichthouder, kwaliteitscontroleur en disciplineerder
  • Werkvoorbereiding in kantoor
33
Q

Wat is een fabriek en de kenmerken daarvan?

A

De fabriek is vergelen met de manufactuur een belangrijke verdere ontwikkeling van de organisatie en het productieproces.

Kenmerken:

  • Arbeidsverdeling met taaksplitsing en specialisatie
  • Ver doorgevoerde mechanisering en automatisering
  • Ingewikkelde managementstructuur
  • Toezicht door managers en apparatuur
  • Aparte personeelsfunctie (HRM)
34
Q

Wat was de visie van het Taylorisme?

A

Arbeider is lui, maar geprikkeld door geld. Belonen van arbeiders zorgt voor hogere prestaties.

35
Q

Wat is de visie van het Fordisme?

A

Ideeën gebaseerd op Taylor.

Zijn ideeën:

  • Alles gestandaardiseerd, steeds minder vaklieden nodig
  • Werkplekbinding (iedereen vaste plek)
  • Consumentisme: Vaste dagloon
  • Werkgelegenheidscontract: Hoger salaris voor arbeiders met goed gedrag (niet vreemdgaan, drinken etc.)
36
Q

Wat zijn de methodologische problemen bij tevredenheid op het werk? (en toch klagen)

A
  • Enquetes onbetrouwbaar
  • Enquetes worden afgenomen op werk
  • Sociaal wenselijke antwoorden
  • Zijn onderzoekers te vertrouwen?
  • Vragen zijn te ingewikkeld
37
Q

Wat zijn de inhoudelijke problemen bij tevredenheid op het werk? (en toch klagen)

A
  • Ruimte voor interpretatie in vraagstelling
  • Hoe is de arbeidsmarkt op moment van vragen?
  • Geven mensen graag toe dat hun werk niet leuk is?
38
Q

Wat is arbeidsvoldoening? (begrip)

A

Positieve emotionele reactie op het werk

Subjectieve en persoonlijke elementen enige maatstaf

39
Q

Wat is arbeidstaakbeheersing? En geef ook de operationele definitie

A

De mogelijkheid om beslissingen te nemen over voorbereiding en uitvoering

Operationele definitie:

  • Mogelijkheid tot beheersen van domein waarop mensen werkzaam zijn
  • Bepalen van de aanpak en methode van uitvoering
  • Overzicht hebben over totaliteit van arbeidsproces, arbeidsinzicht!
40
Q

Wat is vervreemding? En wat zijn de redenen?

A

Proces waarbij mensen zich niet meer zichzelf voelen en het idee hebben dat ze geen invloed meer kunnen uitoefenen.

Redenen:

  • Werk staat buiten werknemer
  • Werknemer niet betrokken
  • Geen ontwikkelmogelijkheden
  • Over u, zonder-U mentatliteit
  • Beloning weegt niet op tegen zwaarte werk
41
Q

Wat is arbeidsethos en arbeidsmoraal?

A

Arbeidsethos: De waarde die arbeid heeft voor het leven van mensen

Arbeidsmoraal: Stelsel van normen ten aanzien van maatschappelijke plicht tot arbeiden

42
Q

Noem de 3 vormen van arbeidsethos. (met beschrijving)

A
  1. Traditionele arbeidsethos: Werknemer ‘hoort bij de maatschappij’, is nuttig
  2. Kritische arbeidsethos: Arbeid is nuttig, maar niet tegen elke prijs. Onbetaald werk ook nuttig
  3. Alternatieve arbeidsethos: Arbeid betekent weinig voor welzijn van mensen, vrije tijd is belangrijker.
43
Q

Noem de 3 principes bij bestrijden ziekteverzuim

A
  1. Desolidarisering
  2. Deregulering
  3. Privatisering
44
Q

Noem de 4 dingen die bedrijven kunnen doen om ziekteverzuim te bestrijden.

A
  1. Werknemer betrekken
  2. Interessante motiverende taken
  3. Korte hiërarchische lijnen
  4. Aandacht voor zieke WN voor en na ziekte
45
Q

Noem de 8 eisen en verwachtingen die mensen stellen waarop tegemoet moet worden gekomen.

A
  1. Fragmentatie
  2. Autonomie
  3. Formele regels
  4. Informatie en deelname besluitvorming (sociocatisch model)
  5. Employablitiy
  6. Flexibiliteit en zekerheid (Flexicurity)
  7. Wie oordeelt over kwaliteit? (Intersubjectiviteit)
  8. Overige aspecten kwaliteit
46
Q

Noem de 4 vormen van autonomie.

A
  1. Taakautonomie: Voorgeschreven taak op eigen manier uitvoeren
  2. Professionele autonomie: Eigen vakmanschap bepaalt inhoud van taken. ‘Zelf oplossingen bedenken’
  3. Bestuurlijke autonomie: Vrijheid om regulerende beslissingen zelf te nemen.
  4. Stijlautonomie: Op cultureel vlak informele interactie. (Eigen werkplek indelen, contacten)
47
Q

Wat zijn de Hawthorne-experimenten?

A

Fysische omgeving heeft invloed op de productiviteit. Productiviteit steeg in alle groepen

48
Q

Noem nadelen van prestatieloon voor WG en WN.

A

WN:

  • Minst productieve uitgeselecteerd
  • Harder weken om norm te halen
  • Rivaliteit
  • Meer controle op kwaliteit
  • Arbeidstaakbeheersing door WG

WG:

  • Werksfeer slechter
  • Productiekwaliteit slechter
  • Kosten kwaliteitsbewaking
  • Hoger ziekteverzuim
49
Q

Geef de beschrijven van Theory X & Y van McGregor

A

Theory X:
Management ziet WN als lui die externe factor nodig hebben -> Loon als motivatier

Beter = Theory Y:
Mensen niet lui, management moet goede voordwaarde scheppen zodat WN zin heeft in werk en zelfstandig kan werken.

50
Q

Wat is technologisme? (begrip)

A

Stand van technologie, aard en organisatie bepalen zijn voor arbeidsbeleving en bewustzijn van werknemers.

51
Q

Noem de 2 voorwaarden voor zelfsturende teams:

A
  1. Regelcapaciteit: Vermogen om in te grijpen in noodzaak.

2. Regelnoodzaak: Mate waarin beroep gedaan wordt op regelcapaciteit

52
Q

Noem de kenmerken van de neoklassieke werking van de arbeidsmarkt.

A

Theorie 1: Neoklassiek (bekend)

  • Werkloosheid is vrijwillig, altijd evenwicht.
  • Markt is transparant
  • Beloningsverschil door menselijk kapitaal
  • Alleen doordat markten niet werken is er onvrijwillige werkloosheid
  • Benadering aanbodkant.
53
Q

Noem de kenmerken van de Keynesiaanse werking van de arbeidsmarkt.

A
  • Werkloosheid is altijd onvrijwillig.
  • Problemen in economie -> Vraagkant
  • Onevenwicht kan lang duren
  • Oplossing: Vraag stimuleren, zodat vraag arbeid stijgt.
  • Minimumloon en soc. zekerheid: voorkomt vraagdaling door inkomensdaling
54
Q

Noem de kenmerken van de neo-institutionalisme werking van de arbeidsmarkt.

A

Lijkt op neoklassiek, maar:

  • Geen doorzichtige markt.
  • Collectieve arbeidsverhouding
  • Gescheiden groepen: deelgroepen
  • Bedrijven houden personeel soms vast: Labor hoarding (wachten op goede tijden)
  • Insiders (vast contract) vs. outsiders (flexwerkers)
  • Interne arbeidsmarkten
55
Q

Wat is het poldermodel?

A

Het Nederlandse consensusmodel waarin WG, vakbonden en overheid met elkaar onderhandelen over arbeidsvoorwaarden en lonen.