Orde & Groei Flashcards
BBP
De totale productie van goederen en diensten in een land van een bepaalde periode.
BBP per capita
BBP per hoofd van de bevolking.
Hoeveel iemand gemiddeld in een land verdiend.
Noem 3 manieren hoe we het BBP meten:
Objectieve methode (optellen van alle toegevoegde waarden) Subjectieve methode (optellen van alle productiefactoren) Bestedingsmethode (C+I+O+E-M
Wat is het belang van groeiramen en prognoses? Wat zijn daar kanttekeningen bij?
We willen graag de economie in kaart brengen (BBP).
Het BBP geeft geen goed beeld weer van de economie. Soms is economie ook niet te voorspellen.
Geef een beschrijving van de ontwikkeling van het NL’e BBP in de laatste eeuw.
Het BBP is in de laatste tijd flink gestegen, wat daarvoor helemaal niet zo was. In de grafieken kan je goed de economische crisis terugzien.
Plaats het BBP van Nederland in Europees perspectief.
NL zit met het BBP per capita in Europa op bovengemiddeld. Het totale BBP in de wereld staat NL op plek 28.
Geef de berekening voor RIC en RICph
RIC = NIC / PIC RICph = RIC / Bevolkingindex
Benoem meerdere kritiekpunten op het BBP.
Het BBP houdt geen rekening met scholingsniveau, gezondheid, levensverwachting, veiligheid, milieu en inkomensverdeling (lorenszcurve)
Benoem een goede vervanger voor het BBP.
HDI (Human Development Index)
BBP per capita, levensverwachting, scholingsverwachting, milieu, veiligheid.
Wat betekent gestage groei?
Dat de economische variabelen met een vast percentage groeit. (Steady State Growth)
Wat is stationaire toestand?
Groeivoet is 0, niet een toestand van rust, maar ongewijzigde situatie. BBP zelf is constant.
Wat is de spaarquote?
Het % van een inkomen dat gespaard wordt, dit wordt constant verondersteld.
Noem de 2 vooronderstelling van het Harrod-Domar model.
Er is voortdurend inkomensevenwicht (I=S).
Er is voortdurend bestedingsevenwicht (Y=Y).
Wat is de conclusie van het Harrod-Domar model?
Binnen het model is er sprake van gestage groei, de groei neemt jaarlijks met een vast percentage toe. Het groeipercentage wordt geheel bepaald door de spaarquote en kapitaalcoëfficiënt.
Indeling van 3 landen
NIC (New industrializing companies):
Relatief hoge spaarquote, lage kapitaalcoëfficiënt (BRIC Landen)
Arme landen:
Lage spaarquote, lage kapitaalcoëfficiënt.
Rijke landen:
Gestage spaarquote, Relatief hoge kapitaalcoëfficiënt.
Wat is economische orde?
Afstemming tussen allocatie- en coördinatievraagstuk
Beschrijf het allocatieprobleem binnen een economie.
Wie of wat beslist er over wat er geproduceerd wordt en wanneer, waar en met welke hulpmiddelen.
Beschrijf het coördinatievraagstuk.
Er zijn veel beslissingen nodig die op elkaar afgestemd moeten worden, daar is een coördinatie-mechanisme voor nodig.
Beschrijf de 2 type hoofdsystemen.
Coördinatie via markten: Beslissing tot aanschaf ligt bij consument. Vraag en aanbod bepaalt de markt.
Coördinatie via planning: Politieke leiding beslist over de allocatie die in het politieke programma staat.
Geef de 4 beslissingsbevoegdheden:
- Traditie: Stamoudste, monarchie
- Macht: Specifieke vorm van invloed ondersteund door negatieve sancties.
- Eigendom / bezit: Eigenaar van grond heeft veel economische macht.
- Informatie: Deskundige hebben veel invloed op besluitvorming.
Geef de 2 ideaaltypen van besluitvorming volgens Walter Eucken.
- Verkeershouding: Besluitvorming is volkomen gedecentraliseerd
- Centraal geleide huishouding:
Beslissingsmacht is volkomen gecentraliseerd bij 1 (centrale instantie)
Noem een overeenkomst en een verschil tussen de markthuishouding en prijsmanipulerende huishouding.
Overeenkomst: Beide ideaaltypen - allocatieprobleem wordt opgelost.
Verschil: Bij markthuishouding is het gelijk verdeeld over economische subjecten. Bij prijsmanipulerende huishouding is het gecentraliseerd.
Noem de uitkomst van het Harrod-Domar model.
K = Y = C = I = Spaarquote / Kapitaalcoëfficiënt
Een beschrijving geven van de NL’e geschiedenis waarin ze kenmerken lieten zien van verschillende type huishoudingen.
Jaren ‘30: Revisie van markthuishouden (Intreden prijsmanipulerende huishouding)
Economisch Herstel WOII: Argrarische sector werd onder prijsmanipulerende huishouding gebracht (zagen veel goede vruchten)
In jaren ‘70 Economische stilstand:
Conjunctuur politiek leek de situatie te verergeren.
Conclusie: Er is weinig overheidsoptreden tot er een crisis komt (op en af)
Noem de 3 rechtvaardigheidscriteria voor een rechtvaardiging van het inkomen.
- Inkomen naar status of rang.
- Inkomen naar behoefte.
- Inkomen naar prestatie