Organisatiecultuur (H2) Flashcards

1
Q

Organisatiecultuur

A

Gedeelde waarden en overeenkomstige opvattingen over het vertoonde en gewenste gedrag binnen een organisatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Normen

A

Gedragsregels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Enculturatie

A

Het proces waarbij immateriële cultuurkenmerken worden overgedragen op een individu

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Basic assumptions (Schein)

A

Bepaald gedrag waar men, vaak onbewust, van uitgaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

De 4 organisatieculturen van Harisson (1994)

A

Rolcultuur, machtscultuur, taakcultuur, persoonscultuur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Rolcultuur

A

Harisson (1994). Bij een rolcultuur zijn de rollen binnen de organisatie op duidelijke wijze verdeeld. Ze weten precies waar ze aan toe zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Machtscultuur

A

Harisson (1994). Bij een machtscultuur wordt het coordinatieproces bestuurd door een centrale machtsfiguur. (Bijv: Steve Jobs). Spin in het web.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Taakcultuur

A

Bij een taakcultuur staan de te verrichten taken en de daarvoor benodige deskundigheid centraal. Denk aan een matrixorganisatie. Weinig regels.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Persoons- of individucultuur

A

Het individu heeft zijn eigen werk en bepaalt daarin in hoge mate zijn eigen prioriteiten. (Artsen, advocaten)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

De 4 cultuurtypologieën van Deal & Kennedy

A

Deal en Kennedy zijn dieper ingegaan op de relatie van organisatie met de omgeving. Dit doen ze aan de hand van de dimensies ‘mate van risico’ en ‘snelheid van feedback’. Dit levert de volgende cultuurtypen op: de strategen, de ideeënmakers, de bureaucraten en de doeners.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Cultuurtype ‘De strategen’

A

Deal en Kennedy. Hoog risico, langzame feedback. Beslissingen moeten nemen voor lange termijn, zoals vliegtuigindustrie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Cultuurtype ‘De ideeënmakers’

A

Deal en Kennedy. Hoog risico, snelle feedback. Profvoetbalclubs, reclamebureaus. Centrale waarde is concurrentie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Cultuurtype ‘De bureaucraten’

A

Deal en Kenendy. Laag risico, langzame feedback. De overheid. Procedures en regels staan centraal, het gaat niet om succesvolle transacties maar om geen fouten maken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Cultuurtype ‘De doeners’

A

Deal en Kennedy. Laag risico, snelle feedback. Denk aan horeca, productiebedrijven. Informatie is beschikbaar via maandcijfers.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Depressieve cultuur

A

Kets de Vries en Miller. Het gemis aan zelfvertrouwen en gevoelens van mislukking zijn de basis. Er verandert weinig in de organisatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Dwangmatige cultuur

A

Kets de Vries en Miller. Angst voor het gemis van controle op mensen en processen in de organisatie staat centraal. Beheersing en controle via systemen.

17
Q

Dramatische cultuur

A

Kets de Vries en Miller. Narcistisch leiderschap.

18
Q

Paranoïde cultuur

A

Kets de Vries en Miller. Leiderschap gebaseerd op achterdocht en wantrouwen.

19
Q

Schizoïde cultuur

A

Kets de Vries en Miller. De wereld heeft niet veel te bieden: los zand, organisatie met weinig samenhang.

20
Q

Hofstede

A

Heeft internationale cultuurverschillen onderzocht (machtsafstand, individualise-collectivisme, mannelijk-vrouwelijk)

21
Q

Socialisatieproces (3 stappen)

A

Het proces waarbij cultuur van de organisatie naar de werknemer wordt overgedragen. Vooraf: (website bekijken, sollicitatiegesprek), Kennismaking (toetreding tot organisatie) en Metamorfose.

22
Q

De belangrijkste middelen bij de overdracht van en inwijding in een cultuur zijn:

A

Verhalen, mythen, symbolen en taalgebruik.