H5 Leiderschap Flashcards

1
Q

Leiderschap

A

Positie binnen een groep met de verantwoordelijkheid om met de middelen en bevoegdheden die in deze groep beschikbaar zijn het gemeenschappelijke doel van deze groep te realiseren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Contingentiebenadering

A

Er is niet één ideale situatie. Een contingentiebenadering is een aanpak die afhangt van de leider en de situatie waarin de leider optreedt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Autoritair leiderschap

A

Autoritair leiderschap: leider is niet bereid anderen te laten meebeslissen (top-down benadering)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Consultatief leiderschap

A

De ondergeschikte speelt een adviserende rol. De leider vraagt advies, maar houdt de beslissing aan zichzelf

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Participatief leiderschap

A

De ondergeschikten doen mee aan het besluitvormingsproces en oefenen ook invloed hierop uit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Great-man-theory

A

Aanvankelijk dacht men dat leiderschap en persoonlijkheid met elkaar samenhingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Einde van de eigenschappenbenadering

A

Aanvankelijk dacht men dat leiderschap en persoonlijkheid met elkaar samenhingen. De onderzoeken van Stogdill (1948) maakten hier een einde aan. Een conclusie: de kwaliteiten van een leider zijn in hoge mate afhankelijk van de eisen die de situatie stelt. Dat betekent dat leiders flexibel moeten zijn en inzicht in situaties moeten hebben.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Einde van de eigenschappenbenadering

A

Aanvankelijk dacht men dat leiderschap en persoonlijkheid met elkaar samenhingen. De onderzoeken van Stogdill (1948) maakten hier een einde aan. Een conclusie: de kwaliteiten van een leider zijn in hoge mate afhankelijk van de eisen die de situatie stelt. Dat betekent dat leiders flexibel moeten zijn en inzicht in situaties moeten hebben.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Empowerment

A

De leider stimuleert zijn medewerkers mee te denken en te helpen strategieën en doelstellingen te ontwikkelen. De leider geeft medewerkers macht, of deelt het in zekere mate met hen. Het resultaat is meer betrokkenheid: trots en teleurstellingen zullen gedeeld worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Transactioneel leiderschap

A

Hier richt de leider zich op de taak en het resultaat door de verwachting duidelijk te formuleren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Transformationeel leiderschap

A

Hier gaat het meer om de stijl van leidinggeven. De leider benadert zijn rol als leider door zijn volgers te betrekken bij het proces op zodanige manier dat hij een connectie creëert met hen. Hierdoor groeit de motivatie en het moraal van zowel de volger als leider (Northouse, 2010).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Taakstructuur

A

Een taak waarvan goed is aan te geven langs welke weg hij ten uitvoer moet worden gebracht, heeft een duidelijke taakstructuur. Een taak met een vage taakstructuur kan op verschillende manieren tot een goed einde worden gebracht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Theorie Vroom, Yetton & Jago

A

De theorie gaat er in eerste plaats van uit, dat participatie in besluitvorming de acceptatie van beslissingen vergemakkelijkt. In de tweede plaats zal die acceptatie groter zijn naarmate de invloed die men kan laten gelden ook groter is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Joint decision-making

A

De algemene conclusie die men aan het model van Vroom en Jago kan verbinden, is dat de acceptatie van een beslissing het grootst is bij gemeenschappelijke besluitvorming (joint decision-making).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Leiderschapsstijl op basis van taakvolwassenheid volgens Hersey & Blanchard

A

Taakvolwassenheid zegt iets over de mate waarin de groep in staat is om een taak te volbrengen om een doel te bereiken. 4 niveaus in follower maturity (gering, matig, behoorlijk en hoog). Gering is weinig gemotiveerd, en dat vereist veel taakgedrag (het aanwijzen van concrete taken). Hoge follower maturity (goed gemotiveerd) vragen veel zelfstandigheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

De ruiltheorie volgens het Verticale Dyad Linkage Theory - Dansereau et al. 1975

A

Legt de nadruk op de tweezijdige relatie tussen leider en ondergeschikte, ‘voor wat hoort wat’.

17
Q

De ‘Path-Goal’ theorie van House

A

De leider beinvloed de prestaties van de groepsleden in positieve zin door gedrag te laten zien (‘path’) dat leidt tot het bereiken van beoogde aantrekkelijke doelen ( ‘goal’). Een goed leider streeft volgens House na dat groepsleden gemotiveerd zijn om te presteren, tevreden zijn met het werk en hem als leider accepteren.

18
Q

Attributie (intern en extern)

A

Attributie betekent het toekennen van een oorzaak.

Externe attributie betekent dat oorzaken worden gezien als liggend buiten de betrokkene (omgeving)

Interne attributie worden oorzaken gezien als liggend binnen de betrokkene (persoonlijkheidstrekken).

Fundamentele attributie fout
‘Het ligt aan de leider als het misgaat’

19
Q

Bias

A

Bias is vertekening door vooringenomenheid met nadelig effect voor het beoordeelde

20
Q

Correspondence bias

A

De correspondence bias is een neiging dat iemand gedrag overeenkomt, correspondeert met zijn persoonlijkheid. Deze vooronderstelling gaat er dus van uit dat de situatie geen of slechts weinig invloed heeft op het gedrag en vergroot de invloed van de eigen persoonlijke factoren.

21
Q

Self-serving bias

A

Hier gaan mensen van uit dat succes aan hun eigen capaciteiten te danken is, terwijl falen aan omstandigheden/fouten van anderen wordt toegewezen. (voetbal: ‘we’ hebben gewonnen, ‘ze’ hebben verloren)

22
Q

Leiderschap en vervangende variabelen

A

Voorbeeld: hoe meer routinematig werk is, hoe minder op taken aangestuurd behoeft te worden, hoe minder taakgericht leiderschap een bepaald effect zal hebben. Hetzelfde geldt voor vastgelegde regels en procedures: deze kunnen optreden als vervanging van taakgericht leiderschap.

23
Q

Coachend leidinggeven

A

Het motiveren en ondersteunen van medewerkers om hen meer verantwoordelijkheid te laten nemen in hun eigen werk. Coachen ipv oplossingen voorschrijven.

24
Q

Resultaatgericht leidinggeven: Smart(i)

A
Specifiek
Meetbaar
Acceptabel
Realistisch
Tijdsgebonden
(Inspiratie)