H6/7/8 - Macht/besluitvorming/conflict/onderhandeling Flashcards

1
Q

Macht

A

Het beschikken over het vermogen om positieve en negatieve sancties te gebruiken als middel om de uitkomst van een interactieproces te beïnvloeden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Vijf vormen van macht (French en Raven) (machtsbases)

A

Macht op basis van:

  • Dwang
  • Beloning
  • Overreding
  • Kennis
  • Controle
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Verschil machtsbron en machtsbases

A

Machtsbronnen verwijzen hoe iemand controle kan krijgen over de machtsbases (dwang, beloning, overreding, kennis, controle)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Machtsbronnen

A

De bron waarmee iemand controle kan krijgen over een machtsbasis:

  • positie
  • persoonlijke macht (welbespraakt, dominant, etc)
  • expertisemacht
  • gelegenheidsmacht (de situatie komt aangewaaid, juiste plek juiste tijd)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Het BOB-model

A

Besluitsvormingsproces:

Beeldvorming
Oordeelsvorming
Besluitvorming

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Nominale groepstechniek

A

Iedereen schrijft voorafgaand aan de groepsdiscussie zijn eigen ideeën voor een probleemoplossing op, daarna worden alle ideeën genoemd. Daarna voorkeusstemmen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Strategische besluiten

A

Hebben direct te maken met de doelstellingen van (grote delen van) de organisatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Tactische besluiten

A

Deze doelen zijn toegespitst op de functionele beleidsgebieden die binnen de organisatie van toepassing zijn, zoals marketing, HRM, kwaliteit, etc.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Constituerende beslissingen

A

Strategische en tactische besluiten samen. Deze zijn beleidsmatig en structurerend van aard.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Operationele besluiten

A

Hebben betrekking op uitvoering en voortgang van het werk. Ook wel dirigerende beslissingen genoemd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Minderheidsbesluit

A

De meerderheid heeft in dit geval geen bezwaar of een mening geuit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Consensus

A

Bij een consensus hoeft niet iedereen het met het besluit eens te zijn, wel een meerderheid. En de minderheid moet het besluit accepteren, wat niet betekent dat ze het er mee eens hoeven zijn. Dat is een belangrijk verschil met unanimiteit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Rationeel-systematische methode

A

Is het nemen van besluiten op basis van een verstandelijke en systematische afweging en keuze voor het beste alternatief.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Groupthink

A

De neiging tot het bereiken van consensus heeft als minpunt dat er niet meer kritisch gekeken wordt naar impopulaire standpunten en opvattingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Groupshift

A

Nemen de leden over het algemeen graag risicovolle besluiten, dan zal het groepsbesluit risicovoller zijn dan het gemiddelde van de afzonderlijke groepsleden (en andersom: als de leden risicomijdend zijn, dan zal het groepsbesluit risicomijdender zijn dan het gemiddelde van de groepsleden).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Intragroepsconflict en intergroepsconflict

A

Intra: conflict tussen leden van dezelfde groep
Inter: conflict tussen verschillende groepen

17
Q
Vier soorten conflicten:
Doel.
Cognitief
Affectief
Procedureel.
A

Doel - oneens over uitkomst
Cognitief - ideeën/gedachten onverenigbaar
Affectief - gevoelens en emoties onverenigbaar
Procedureel - oneens over manier van oplossing