Opposites (V) Flashcards
0
Q
Vallen
A
Opstaan
1
Q
Vader
A
Moeder
2
Q
Vandaag
A
Morgen
3
Q
Vast
A
Los
4
Q
Veel
A
Weinig / Een beetje
5
Q
Veilig
A
Onveilig
6
Q
Veranderen
A
Hetzelfde blijven
7
Q
Verleden
A
Toekomst
8
Q
Verschijnen
A
Verdwijnen
9
Q
Verschillen
A
Hetzelfde zijn
10
Q
Verstand
A
Gevoel
11
Q
Vis
A
Vlees
12
Q
Vlug
A
Langzaam
13
Q
Voldoende
A
Onvoldoende
14
Q
Voor
A
Achter
15
Q
Voor
A
Na
16
Q
Voor
A
Tegen
17
Q
Voordat
A
Nadat
18
Q
Voordeel
A
Nadeel
19
Q
Voorjaar
A
Najaar
20
Q
Voornaam
A
Achternaam
21
Q
Vooruit
A
Achteruit
22
Q
Vorig
A
Volgend
23
Q
Vorm
A
Inhoud
24
Vraag
Antwoord
25
Vragen
Antwoord geven / antwoorden
26
Vriend
Vijand
27
Vriend
Vriendin
28
Vriendelijk
Onvriendelijk
29
Vrij
Onvrij