Opposites (S) Flashcards
0
Q
Schrijven
A
Lezen
1
Q
Schoon
A
Vies
2
Q
Serieus
A
Grappig
3
Q
Slagen
A
Zakken
4
Q
Slapen
A
Wakker zijn
5
Q
Sluiten
A
Openen / Openmaken
6
Q
Snel
A
Langzaam
7
Q
’s morgens
A
’s avonds
8
Q
’s ochtends
A
’s avonds
9
Q
Sommigen
A
Anderen
10
Q
Spannend
A
Saai
11
Q
Speciaal
A
Gewoon
12
Q
Spreken
A
Zwijgen / Horen
13
Q
Staan
A
Liggen / Zitten
14
Q
Stad
A
Dorp / Platteland
15
Q
Starten
A
Eindigen
16
Q
Sterk
A
Zwak
17
Q
Stijgen
A
Dalen
18
Q
Stilstaan
A
Lopen
19
Q
Streng
A
Zacht
20
Q
Sturen
A
Ontvangen