Opposites (M) Flashcards
0
Q
Meer
A
Minder
1
Q
Man
A
Vrouw
2
Q
Meester
A
Juf
3
Q
Meneer
A
Mevrouw
4
Q
Mensen
A
Dieren / Beesten
5
Q
Met
A
Zonder
6
Q
Meteen
A
Straks / Later
7
Q
Minstens
A
Hoogstens
8
Q
Moeten
A
Niet hoeven
9
Q
Mogelijk
A
Onmogelijk
10
Q
Mogen
A
Verboden zijn
11
Q
Mooi
A
Lelijk
12
Q
Morgen
A
Avond