onthouden en vergeten Flashcards
begrippen
het geheugen
het vermogen om ervaringen in onze hersenen op te slaan en te gebruiken bij verder gedrag
autobiografische geheugen
herenneringen aan gebeurtenissen uit hun leven
- bestudeerd worden door een woord te geven en te vragen welke herenneringen ze oproept
3 belangrijke bevindingen:
1. meeste herinneringen waren recent
2. geen herinneringen voor 3j aar
3. meer herinneringen van de leeftijd tussen 10j-30j
reminiscentiebult
dat er meer gebeurtenissen onthouden worden uit de leeftijdsperiode van 10j-30j
zinloze lettergrepen
gebruikt bij experimenten omdat er meer kans was op een zuivere geheugeneenheid die niet beïnvloedt is door voorafgaande ervaringen en betekenisrelaties
besparingsmethode
waarbij je ‘het vergeten’ opnieuw leert en als het aantal beurten bij het opnieuw leren vergelijkt met het aantal beurten bij de eerste keer (er trad besparing op)
- hoe meer tijd tussen de periode van het eerst leren en opnieuw leren, hoe minder besparing vastgesteld werd
vergeetcurve
de relatie tussen het vergeten en het tijdsinterval sinds leren
sensorisch geheugen
- zeer kort info bijhouden die zintuigorganen bereikt hebben –> via zenuwstelsel naar de hersenen die interpreteren
- veel info voor korte duur vasthouden
iconische geheugen
- het sensorisch geheugen voor visuele stimuli
- het is een snel vervagend opslagsysteem waarin de beelden binnen een seconde vervallen
echoïsche geheugen
- het sensorisch geheugen voor auditieve stimuli
- duurt iets langer dan iconische geheugen
korte termijn geheugen
- houdt info vast waar we op dat moment bewust van zijn
- of werkgeheugen
lange termijn geheugen
- onbeperkte capaciteit en vergeten verloopt traag (veronderstelling)
- herhaling was belangrijk voor info van KTG –> LTG te krijgen
seriële positiecurve
een grafiek die aantoont hoe goed een item onthouden wordt afhankelijk van zijn plaats in de stimulusreeks
voorrangseffect
- de eerste 3 à 4 dingen herinner je beter
(door herhaling mogelijk voor KTG vol was)
recentheidseffect
- de laatste 3 dingen beter onthouden
(de laatste stimuli op dat moment van de test nog in je KTG zit)
chunks
betekenisvolle informatie-eenheden
neuraal netwerk
een computermodel dat de werking van de hersenen nabootst door een grote hoeveelheid knoppen (neuronen) met elkaar te laten communiceren
- info ligt in de gewichten van de connecties tussen de knopen
catastrofale interferentie
het feit dat het leren van nieuwe informatie in een neuraal netwerk de bestaande informatie overschrijft
procedurele geheugen
het geheugen voor het uitvoeren van motorische handelingen
- ‘weten hoe’
declaratieve geheugen
- ‘weten dat’
- verantwoordelijk voor de bewuste herinnering van feiten en gebeurtenissen die we onder woorden kunnen brengen
niet-declaratieve geheugen
- een groter, impliciet geheugen met kennis over vaardigheden die we niet kunnen verwoorden en waar we ons dikwijls niet bewust van zijn (procedurele geheugen wordt gezien als een onderdeel hiervan)
episodische geheugen
het geheugen voor gebeurtenissen die we zelf meegemaakt hebben
- bevat de info over de plaats en tijd van een gebeurtenis
semantische geheugen
het geheugen voor feiten en kennis over de wereld –> niet belangrijk waar en wanneer
geheugen proces
- verwerving
(initieel leren van info) - geheugenspoor
(bewaren gaat gepaard met veranderingen in zenuwstelsel) - oproepen
(info uit geheugen gehaald en gebruikt wordt)
verbale code
mensen zijn in staat om meer te onthouden dan alleen concrete voorwerpen waarmee ze in contact gekomen zijn