Intelligentie Flashcards

1
Q

Analytische intelligentie

A

Abstract redeneren en de vaardigheid om met iets nieuws om te gaan. Heb je nodig om goed te presteren op school

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Praktische intelligentie

A

Competentie in alledaagse, vertrouwde situaties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Emotionele en sociale intelligentie

A

Emotionele en sociale component, nodig bij het omgaan met andere mensen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Mentale leeftijd (ML)

A

Verwijst naar het niveau van vragen dat een kind kon oplossen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Intelligentiequotiënt of IQ-score

A

Voorgesteld door Wilhelm Stern is de verhouding van de mentale leeftijd op de chronologische leeftijd maal honderd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Standford-Binet-test

A

Het werk van Simon en Binet werd aangepast aan de Americaanse cultuur door Lewis Terman. Hierbij wordt je vergeleken met je eigen generatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wechslertests

A

Zoals de WAIS, WPPSI en de WISC zijn intelligentietesten op basis van taken in plaats van leeftijdsgroepen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Raven Progressive Matrices test

A

Bestaat volledig uit niet-verbaal materiaal en kan in korte tijd door een grote groep afgenomen worden. Deze werd gebruikt in het leger.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Psychometrische benadering

A

De traditionele benadering om analytische intelligentie te meten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Normsteekproef

A

Een vergelijkingsgroep die een accurate weergave is van de volledige leeftijdsgroep van de onderzochte persoon.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Populatie

A

Is een statistisch begrip dat verwijst naar de volledige groep waaruit een steekproef getrokken kan zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Normaalverdeling

A

De klokvormige curve die die de verdeling van heel wat menselijke eigenschappen en vaardigheden beschrijft.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Betrouwbaarheid

A

De consistentie van de scores, uitgedrukt in een correlatiecoëfficiënt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Test-hertestbetrouwbaarheid

A

De test tweemaal aanbieden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Gesplitste-testbetrouwbaarheid

A

De correlatie berekenen tussen de ene helft van de items en tussen de andere helft van de items

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Paralleltestbetrouwbaarheid

A

Gebruik maken van twee gelijkwaardige tests

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Validiteit

A

Een test meet wat hij beweert te meten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Begripsvaliditeit

A

Is de accuraatheid waarmee een test de psychologische processen meet die binnen een theorie gespecificeerd worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Inhoudsvaliditeit

A

Is de mate waarin de gestelde vragen representatief zijn voor het kennisdomein dat men wil meten

20
Q

Congruente validiteit

A

Correleren tests die bedoeld zijn om hetzelfde te meten met elkaar?

21
Q

Criteriumvaliditeit

A

Is een maat die aangeeft hoe goed de testscores correleren met een andere maat voor de vaardigheid die men wil meten.

22
Q

Predictieve validiteit

A

Toekomstig gedrag voorspellen

23
Q

Bereikbeperking

A

Een criterium dat maar over een deel van de populatie gaat beperkt de variabiliteit van je steekproef

24
Q

Factoranalyse

A

Een statistische techniek die correlaties tussen testscores onderzoekt en aangeeft welke scores samen veranderen

25
G-factor
De algemene intelligentie speelt een rol bij het oplossen van alle intelligentietaken. Volgens Mackintosh is algemene domheid een betere benaming.
26
Vloeiende intelligentie
Is de vaardigheid om verbanden te zien in nieuwe stimuli waarmee men nog geen ervaring heeft.
27
Gekristalliseerde intelligentie
Is de mentale vaardigheid om reeds aanwezige informatie uit het langetermijngeheugen op te roepen en is vooral nodig bij het oplossen van kennisvragen.
28
Hiërarchisch model
Volgens deze theorie zijn er drie lagen in de intelligentie die samen een hiërarchie vormen.
29
Bayley test
Test om de ontwikkeling bij baby’s te meten
30
Longitudinaal onderzoek
Onderzoek waarbij een groep van mensen gedurende langere tijd gevolgd wordt en op herhaalde momenten getest
31
Cross-sectioneel onderzoek
Onderzoek waarbij mensen van verschillende leeftijden op hetzelfde moment getest worden
32
Cohort-effect
Het feit dat de tijd en de omstandigheden waarin een groep opgroeit, invloed kunnen hebben op de resultaten van een studie
33
Cognitieve reserve
Stelt een persoon in staat om op een hoger niveau te blijven functioneren en die hen enige tijd beschermt tegen vergeetachtigheid en dementie
34
Flynn-effect
De stijgende prestaties op IQ-tests bij jongere generaties
35
Testwijsheid
Een voordeel bij het afleggen van een volgende test door het afgelegd hebben van een vorige test
36
Plasticiteit
Na een aantal prestaties de gewenste output genereren
37
Metacognitie
Kennis die een persoon heeft over het eigen cognitief functioneren
38
Cultuurvrije tests of cultuurfaire tests
Zijn tests die geen vragen bevatten die bepaalde (sub)culturen bevoordelen.
39
Situationeel interview of situationele beoordelingstest
Bij deze techniek wordt een sollicitant met hypothetische situaties geconfronteerd en moet de persoon aangeven hoe hij of zij hierop zou reageren.
40
Assessment center
Verwijst naar een reeks van technieken waarbij potentiële kandidaten in een gesimuleerde werksituatie geplaatst worden om te zien hoe zij onder ietwat stresserende omstandigheden presteren.
41
EQ emotioneel quotiënt
Een maat voor emotional intelligence
42
MSCEIT
Mayer-Salovey-Caruso Emotional Intelligence Test meet volgende 4 vaardigheden: emoties percipiëren, emoties gebruiken om te denken en te bevorderen, emoties begrijpen en emoties regelen om de persoonlijke groei te bevorderen
43
Verstandelijke beperking
Wordt gedefinieerd door een analytische intelligentie beneden een IQ van 70 en een slecht aanpassingsvermogen.
44
Hoogbegaafd
Bezitten een hoge IQ-score en uitzonderlijke talenten
45
Hoogbegaafd
Bezitten een hoge IQ-score en uitzonderlijke talenten
46
Convergent denken
Treedt op bij vragen die slechts een juist antwoord hebben.
47
Divergent denken
Veel antwoorden zijn mogelijk, het is de uitdaging om zo veel mogelijk (ongewone) antwoorden te genereren.