Onderzoek van de zenuwgeleiding Flashcards

1
Q

Stimulatie zenuw, geleidingsrichting, plaatsing elektroden

A

Elektrische geleiding goed te kwantificeren en veel vezels tegelijk kunnen stimuleren (tov mechanische prikkeling).

Orthodroom: juiste richting (motorisch naar spier toe, sensibel naar ruggenmerg toe)
Antidroom: tegengestelde richting (motorisch naar ruggenmerg toe, sensibel naar distaal)

Kathode recht boven zenuw (hier depolarisatie), aarde tussen stimulatie en afleid in.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Motorische geleiding, berekeningen

A

SFAP, CMAP, DML, PML

Supramaximaal stimuleren (alle axonen prikkelen), bij submaximaal lagere amplitude en langere latentietijd.

Temporele dispersie is proximaal kleiner dan distaal (doordat de snelle en langzame vezels een grotere afstand afleggen wordt het verschil in aankomsttijd groter).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Pathofysiologie geleidingsstoornissen, 3 mechanismen

A

Axonale degeneratie: functieverlies aantal axonen, meestal over gehele lengte zenuw, zowel distaal als proximaal een lagere CMAP (als snelle vezels kapot zijn kan ook snelheid verlaagd zijn).

Segmentale demyelinisatie: myelinescheden bepaalde segmenten aangetast, langzamere geleidingssnelheid, CMAP zou normaal moeten zijn (vaak door temporele dispersie toch verlaagd).

Geleidingsblokkade: over bepaald segment geen geleiding mogelijk, terwijl axon intact is. Bij proximaal stimuleren een verlaagde CMAP, bij distaal stimuleren grotere CMAP.
2 mechanismen mogelijk:
1. Bij demyelinisatie van één segment is de weerstand ervan afgenomen en de capaciteit toegenomen, hierdoor kan de ionenstroom, die normaal loopt tussen de knopen van Ranvier, het myelinesegment inlopen ipv eromheen. Hierdoor wordt de distalere knoop van Ranvier niet gedepolariseerd en de geleiding stopt (vooral bij demyelinisatie van opeenvolgende segmenten).
2. De knoop van Ranvier wordt door een antilichaam bezetwaardoor deze niet kan worden gedepolariseerd (bij sommige ontstekingsachtige polyneuropathieën).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Sensibele geleiding, 5 onderzoeksmethoden, artefactvermijding

A

SNAP, DSL, PSL, middelen (hierdoor ook de langzamere vezels te onderscheiden).

Geleidingsblokkade is moeilijk vast te stellen (snelle en langzame vezels kunnen elkaar uitdoven, wanneer de positieve component van de ene en de negatieve van de andere gelijk vallen).

5 methoden:
- orthodroom, afleiden met naald, stimuleren met oppervlakte-elektroden.
- orthodroom, afleiden en stimuleren met oppervlakte-elektroden.
- antidroom, afleiden met naald, stimuleren met oppervlakte-elektroden.
- antidroom, afleiden en stimuleren met oppervlakte-elektroden (in MUMC).
- meten van latentietijden van SSEP.

Artefactvermijding door ringen niet aan basis van vinger te doen en zorgen dat ze met één vinger contact maken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Factoren van invloed op geleiding

A

Temperatuur, 1 graden verschil = circa 2 m/s snelheidsverschil, bij sensibel antidroom meten door lage temperatuur hogere amplitude in vingers.

Leeftijd: Jonge kinderen lagere snelheid, pas vanaf 3-5 jaar normale snelheid (door dikte van zenuwvezels), bij ouderen (70 jaar) neemt snelheid weer af. SNAP amplitude neemt af bij ouderen.

Meetnauwkeurigheid: distale latentietijden in milliseconden met 1 cijfer achter komma.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly