Late responsies Flashcards
Reflexen, wat zijn het, reflexboog verloop, verdeling
Onwillekeurig antwoord op een prikkel.
Reflexboog bestaat uit eerst receptor, dan afferent (aanvoerend, naar merg) en efferent (afvoerend, zorgt voor effect) deel met of zonder tussenschakeling (direct (zonder) = monosynaptisch, over enkele interneuronen = oligosynaptisch, over veel = polysynaptisch, als laatste deel effector.
Spierrekkings- of peesreflexen, via spierspoelen die gerekt worden en dan impulsen opwekken die via de afferente vezels weggaan.
Cutane reflexen (vaak beschermreflexen, wegtrekken). Buikhuidreflex, voetzoolreflex (bij letsels van piramidebaan teen juist omhoog ipv buigen, Babinski), oogknipreflex.
H-reflex, verloop, verschil met spierrekkingsreflex, andere spieren
Bij stimulatie van de n. tibialis in de knieholte, reflex in de kuitspieren.
Verschil met spierrekkingsreflex, bij H-reflex de spierspoelen niet gestimuleerd.
Loopt via afferente vezels naar ruggenmerg, dan synaptisch naar motorische voorhoorncellen, dan efferente vezels naar effector.
Andere spieren: gastrocnemius, quadriceps, flexor carpi radialis.
H-reflex, uitvoering
Uitvoering:
Afleiden op m. soleus, actieve elektrode 2 cm onder buiken gastrocnemius, referentie 3-5 cm lager, stimuleren in knieholte, kathode proximaal!!!, stimulusduur 0,5-1 ms, frequentie 0,5 Hz (voorkomen van uitdoving).
Intensiteit opvoeren, H-reflex ontstaat, amplitude neemt eerst toe dan weer af en daarna weg, na verkrijgen H-reflex stimulator draaien, kathode proximaal, dan M-responsie.
H-latentie, H-M interval, H/M ratio (amplitudes).
H-reflex, toepassingen
Bij beschadiging van ruggenmerg, hersenstam of hersenen kunnen inhiberende invloeden op reflexen wegvallen, dan hoge amplitude in H-reflex.
Bij wortelletsels (functiestoornis door bijv. bij hernia), latentie verlengd of niet opwekbaar.
Ook pij polyneuropathie, verband tussen vertraagde H-reflex en vertraagde sensibele geleiding.
Masseterreflex, verloop, afwijkingen
Spierrekkingsreflex, loopt over de hersenstam via de n. trigeminus.
Latentie gemiddeld 7,6 ms, verschil li-re moet <0,5 ms zijn.
Afwijkend bij letsels van sensibele en motorische vezels van n. trigeminus, aandoeningen in pons of bovenste deel hersenstam.
Onderscheid maken tussen afferente en efferente deel, doordat bij letsel van motorische wortel dan denervatie in de m. masseter.
kan klinisch afwezig lijken, maar op EMG er toch zijn.
Oogknipreflex, verloop, afwijkingen
Nociceptieve reflex, loopt over de hersenstam. Stimulus, n. supraorbitalis, responsie is via n. facialis contractie mm. orbicularis oculi.
Bestaat uit 2 delen, vroege R1 (10,0 ms, unilateraal) en late R2 (28,6 ms, bilateraal).
Afwijkend bij letsels van n. trigeminus en n. facialis door bijv. schedelletsel.
Letsel aan pons of hersenstam kan stoornis geven van vroege respons met of zonder stoornis van late respons.
Letsel aan verlengde merg kan alleen stoornis in late respons geven.
Bulbocavernosusreflex, verloop, afwijkingen
Bekkenbodemspierreflex, bij stimuleren penis/clitoris, via n. pudendus en sacrale deel ruggenmerg (S2-S4).
F-responsies, ontstaan, uitvoering
Zenuw stimuleren, orthodrome impulsen gemeten op spier, tegelijk ook antidrome impulsen naar ruggenmerg, motorische voorhoorncellen gepolariseerd, impulsen terug via motorische vezels (orthodroom).
Aantal en soort motorneuronen dat gestimuleerd wordt verschilt van impuls tot impuls, vorm en amplitude sterk verschillend van de F-responsies.
Spieren: m. abductor pollicis brevis, m. abductor digit V, m. extensor digitorum brevis.
Kathode proximaal!!!
F-responsies, parameters, klinische toepassing
Parameters:
- kleinste en grootste latentie
- stimulus/responsie ratio
- verschil kleinste latentie rechts en links
- F-geleidingssnelheid
- F-ratio
Toepassing:
Geeft alleen info over motorische vezels (i.t.t. H-reflex). Minder gevoelig voor wortel/plexusletsels.
Bij PNP, Guillain-Barre.
Axonreflexen, ontstaan
Responsies voor de F-responsie (te korte latentie voor F).
Kapotte zenuwvezels, dan nieuwe takken van andere zenuwvezels die gaan reïnnerveren (sprouting), deze geleiden eerst langzamer dan de gewone vezels.
Bij submaximale stimulatie kunnen impulsen antidroom langs normale vezels gaan tot de plaats van de nieuwe tak, van daar via nieuwe tak orthodrome impulsen, dan axonreflex.