Néerlandais Voc 9 Flashcards
de stem
la voix (élection)
respectvol
respectueux
vernederend
humiliant
zich verbinden tot
s’engager à
hervormen
réformer
de hervorming
la réforme
de duurzame ontwikkeling
le développement durable
de verworvenheid
l’acquis, l’accomplissement
versterken
renforcer
de staatssteun
l’aide d’état
(on)gepast
(in)approprié
beheren
gérer
de schatting, de raming
l’estimation
zich richten tot
s’adresser à
de maatregel
la mesure
weg.vegen
effacer
“op poten zetten”
mettre sur pieds, mettre en place
de belasting
l’impôt
“twee vliegen in een klap slaan”
“faire d’une pierre deux coups”
aan.moedigen
encourager à
concurrerend
concurrent
van plan zijn
avoir comme plan de
de drijfveer
le motif
waardig
honorable
de welvaart
la prospérité
sparen
épargner
verkeren
être, se trouver
“op een wijze”
“d’une certaine manière”
de omstandigheid
la circonstance
Allerlei
Toutes sortes de
Raadselachtig
Mystérieux
Verkeerd
Mauvais, mal
“Geen wonder dat…”
“Pas étonnant que…”
Aan.doen, aan.trekken
Mettre(un vêtement)
Af.vallen
Maigrir
Aan.komen
Prendre du poids
Stoppen IN
Mettre DANS
De inspanning
L’effort
Smoezen
Faire des messes basses, chuchoter
De smoes
Le prétexte
De smoes
Le prétexte
De smoes
Le prétexte
De smoes
Le prétexte
De smoes
Le prétexte
De maal, de keer
La fois
Merken
Remarquer
Onderweg
En chemin, en cours de route
Plotseling
À l’improviste, soudainement
Langskomen
Passer (chez qqun)
trekken
tirer, traverser, parcourir
af.leggen
parcourir, terminer
ergens
qque part
kiezen (voor)
choisir
zo […] mogelijk
autant […] que possible
de borrel
l’apéritif
het borreltijd
l’heure de l’apéritif
waarin (peut être séparé aussi)
dans lequel
krijgen
obtenir, recevoir, “commencer à avoir”
ineens
tout d’un coup
hartig(=zout)
salé, relevé
zoet
sucré
zulk
de si, un(e) tel(le)
“daar zeg ik geen nee tegen”
“ça, ça ne se refuse pas”
de mond
la bouche
