Néerlandais Voc 3 Flashcards
smelten
fondre
de voeding
la nourriture
overtuigen
convaincre
de ontwikkeling
le développement
ontwikkelen
développer
vervoeren
transporter
op.dienen
servir
(om)scheidbaar
(in)séparable
de uitgenodigd
l’invité
uit.nodigen
inviter
het verslag
le rapport
de toenadering
la proximité
het doel, het objectief
l’objectif
vervelend
ennuyeux, ennuyant
bepalen
déterminer
uit.wisselen
échanger
knippen
couper (avec des ciseaux)
de inleiding, de introductie
l’introduction
het onrecht
l’injustice
op.schieten
avancer
de verrassing
la surprise
“zegt u het maar”
“je vous écoute” (café, commerce, …)
de slagroom
la crème fraiche
“waar kom je vandaan?”
“d’où viens-tu?”
de verdieping
l’étage
zin hebben om … te
avoir envie de …
de voorstelling
la séance (cinéma)
Ik kom uit…
je viens de…
de vrije dag
le congé
het strand
la plage
de boodschappen
les courses
thuis.blijven
rester à la maison
raden
deviner
gelukkig
heureux
verliefd
amoureux(-se)
precies
exactement
erg
très
lief
gentil
sterk
fort
de graad
le degré