Néerlandais Voc 2 Flashcards
het slachtoffer
la victime
het vervoermiddel
le moyen de transport
het schip
le bateau
de grondstof
la matière première
de wol
la laine
de klei
l’argile
de kunststof, de plastic
le plastique
snijden
couper
plaatsen
mettre, positionner
de behoordeling
l’évaluation
toelaten
autoriser
de uitdrukking
l’expression
het voordel
l’avantage
het nadeel
le désavantage
handig, praktisch
pratique
“ik ben het eens”
je suis d’accord
gevoelig
sensible
aan/slaan
bien fonctionner
vertrekken
partir
aan/komen
arriver
ernstig
sérieux
het ongevel, het ongeluk
l’accident
de vertraging
le retard
bij/dragen aan
contribuer à
nabij
près de
om/kleden
se changer
de uitzondering
l’exception
de kapper
le coiffeur
af/spreken
prendre un rdv
aangenaam
enchanté
verwittingen, waarschuwen
informer, avertir
aan/bieden
offrir
hangen
pendre, suspendre
kijken NAAR
regarder
luisteren NAAR
écouter
vergaderen MET
se réunir
wachten OP
attendre
hangen AAN
accrocher à
het strand
la plage
de producent
le producteur