Néerlandais Voc 4 Flashcards
’s avonds
le soir (en général)
’s ochtends
le matin (en général)
’s middags
le midi (en général)
gezelschap houden
tenir compagnie
uit.slapen
faire la grasse matinée
eindelijk
finalement, enfin
toch
tout de même, quand même
de wekker
le réveil
het doktersrecept
l’ordonnance
de boodschap, het bericht
le message
binnen.komen
entrer
zijn tanden poetsen
se laver les dents
uiterlijk
au plus tard
voor.lezen
faire la lecture
op.halen
aller chercher
weg.brengen
ramener
de lente
le printemps
de erfst
l’automne
de roltrap
l’escalator
rechtdoor
tout droit
linksaf, naar links
à gauche
rechtsaf, naar rechts
à droite
het bord
le panneau, le tableau
zeker weten
être sûr
de uitnodiging
l’invitation
huiwen, trouwen
se marier
aan.hebben
être vétu de…
het pak, het kostuum
le costume
kleden
habiller
de koelkast, de ijskast
le réfrigérateur
de diepvriezer
le congélateur
de vleeswaren
la charcuterie
de uitverkoop
les soldes
nodig hebben
avoir besoin
het pakje
le tailleur
passen BIJ
aller avec
passen OP
garder
het koopje
la bonne affaire
de étalage
la vitrine
het bankpasje
la carte bancaire
niets
rien
iets
quelque chose
het kapsel
la coiffure
vergelijken MET
comparer à
de rok
la jupe
ongelooflijk
incroyable
precies
exacte(ment)
nieuwsgerig
curieux
het haar
les cheveux
“dat zal wel”
probablement
uit.halen
sortir
de jas
la veste
de slager
le boucher
de slagerij
la boucherie
de aanbieding
la promotion
het briefje
un billet (de banque)
het wisselgeld
la monnaie
de kleren
les vêtements
klaar.maken
préparer
de bel
la sonnette
geloven
croire
schattig
mignon
mee.nemen
apporter, prendre avec
ruilen
échanger
de leerling
l’élève
volgend
suivant
alleereerst
avant tout
de knop
le bouton
de spiegel
le miroir
vervolgens
ensuite
om.doen
attacher
het stoplicht
le feu-rouge
in.duwen
appuyer, enfoncer
durven
oser
de afspraak
le rendez-vous
op.letten
faire attention à
het rijbewijs
le permis de conduire
op.sturen
envoyer
ontbreken
manquer (être absent)
omwaaien
arracher
de sneeuw
la neige
overdrijven
exagérer
glad
glissant
het weer
la météo, le temps qu’il fait
bekennen
apercevoir
de wolk
le nuage
voorspellen
annoncer, prédire
af en toe
de temps en temps
“over .. gesproken”
à propos de
op vakantie, met vakantie
en vacances
weer
de nouveau
de plek
l’endroit
ontvangen
recevoir
de rondleiding
la visite guidée
plaats.vinden
avoir lieu
het gezin
le ménage (famille)
benieuwen
intriguer
de boekwinkel
la librairie
allemaal
tous, toutes
spannend
captivant