Néerlandais Voc 7 Flashcards
de straal
le rayon d’un cercle
ongeveer
environ
het hapje
la bouchée (nourriture)
de voorwaarde
la condition
vast
stable, fixe
het eens worden over
s’accorder sur
zich verplaatsen
se déplacer
verlagen, verminderen
diminuer
nauwelijks
à peine
breed
de largeur
lang
de longueur
verwachten
s’attendre à
in.huren
louer les services
“het maakt niet uit”
“cela n’a pas d’importance”
verduidelijken, toelichten
clarifier
zo goed als
presque
aan.porren
encourager, inciter
zonet
juste à l’instant
na.kijken, controleren
contrôler, vérifier
de belichting
l’éclairage
het ontwerp
le design
delegeren
déléguer
de zijkant
le côté
ontvangen
recevoir
vrij goed
assez bien
verslag uit.brengen
rapporter (faire un rapport)
rapporteren
rapporter (faire un rapport)
boos, kwaad
fâché, énervé
het bevel
l’ordre
de zelfklever
l’autocollant
aan.brengen
compléter
uit.sluiten
exclure
de afstandelijkheid
le détachement
de bevestiging
la confirmation
de wijziging, de verandering
le changement
in functie van
selon, en fonction de
de geadresseerde
le destinataire
de verduidelijking
la clarification
onderbreken
interrompre
aan.melden
inscrire
wensen
souhaiter
in.leiden
introduire (un livre, une lettre,.)
zelfverzekerd
confiant (en soi)
oppervlakkig
superficiel(lement)
in verband met
en lien avec
abrupt
brusquement
de vormelijkheid
la formalité
het slot
la fin
toegang hebben tot
avoir accès à
onder de indruk zijn
être impressionné
bekijken
regarder
het verloop
le déroulement
ontslaan
renvoyer, virer
de gegevens
les données
angstaanjagend
terrifiant
in.tijpen
taper (au clavier)
beheren
gérer, controler
toegankelijk
accessible
de aanbeveling
la recommandation
vermelden
signaler
verwijderen, weg.halen
supprimer
verworven
acquis, développé (compétence)
de vaardigheid
la compétence, la capacité
operationeel
opérationnel
de functie
la fonction
de ervaring
l’expérience
overbodig
superflu
verbeteren
améliorer, corriger
vereenvoudigen
simplifier
solliciteren
postuler
de taak
la tâche
het succes
le succès
verwarrend
déroutant
het vast contract
un CDI
overtuigend
convaincant
de competentie
la compétence
concreet
concret
op.stellen
composer
het tijdelijke contract
le contrat temporaire
het proefschrift
la thèse (de doctorat)
in de praktijk
en pratique
initiatief nemen
prendre une initiative
in het bezin zijn van
être en possession de
de regel
la règle
de vacature
le poste vacant
de uitzendkracht
l’intérimaire
op.vallen
se démarquer, sortir du lot
op.zoeken
vérifier
personaliseren
personnaliser
“met uitzicht op…”
“donnant sur…”
stressvol
stressant
de secundaire arbeidsvoorwaarde
l’avantage extra-salarial
onderwaarderen
sous-estimer, sous-évaluer
het arbeidscontract
le contrat de travail
verzorgen
s’occuper de
ter sprake brengen
aborder le sujet
de tankpas
la carte carburant
social vaardig zijn
avoir le contact social
het sollicitatiegesprek
l’entretien d’embauche
het salaris
le salaire