nederlands ex Flashcards

1
Q

Ondergraven

A

(de macht van iemand) verzwakken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Pacifist

A

Vredesgezindheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Ionisch

A

Voorbeeldig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Crux

A

kern van de zaak (moeilijkheid)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Expliciet

A

Uitdrukkelijk vermeld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Anarchist

A

Persoon die in opstand komt tegen autoriteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Irrationaliteit

A

handelen op basis van gevoel en niet op basis van rede

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Morele

A

dat wat door de maatschappij als goed of slecht wordt beschouwd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Psychoanalyse

A

tak van de psychologie die geestelijke problemen wil oplossen door gedachten te ontleden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Televoting

A

stemmen vanuit je zetel (Eurosong)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Contradictio in terminis

A

tegenstrijdigheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Psychopaat

A

geesteszieke

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Dualiteit

A

tweeledigheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Cognitief

A

verstandelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Illusoir

A

denkbeeldig (als een illusie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Intrinsiek

A

innerlijk,
iets wat er wezenlijk bijhoort

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Cultus

A

verering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Junkies

A

verslaafden

19
Q

Appel

A

oproep tot steun

20
Q

Pervers(iteit)

A

staat van verdovenheid,
tegennatuurlijkheid

21
Q

Deernis

A

medelijden

22
Q

Ethiek

A

geheel van morele principes

23
Q

Optie

A

mogelijkheid,
keuze

24
Q

Gangbare

A

gebruikelijke

25
Q

Explosieve

A

als van een ontploffing

26
Q

Decoratie

A

versiering

27
Q

Terminologie

A

het geheel van vaktermen

28
Q

Fundament

A

basis,
ondersteunend deel

29
Q

Ballast

A

waardeloze,
overbodige last

30
Q

Domineren

A

overheersen

31
Q

Capaciteit

A

vermogen

32
Q

Authenticiteit

A

het echt zijn

33
Q

Strategisch

A

volgens een plan

34
Q

Componenten

A

bestanddelen,
onderdelen

35
Q

Artificieel

A

kunstmatig,
het oog nept

36
Q

Subtiel

A

onopvallend

37
Q

Insisteren

A

aandringen

38
Q

Compenseren

A

goedmaken

39
Q

Intensiteit

A

hevigheid

40
Q

Fenomeen

A

verschijnsel

41
Q

Rivaliserend

A

vijandig

42
Q

Elementair

A

fundamenteel,
wat teruggaat tot de basis

43
Q

Associatief

A

een verband leggend

44
Q

Intuïtie

A

wat je gevoel zegt