Moeilijkste begrippen m Flashcards
8 eigenschappen van een authoritation personality
- Etnocentrisch (superioriteit van eigen etnische groep)
- Kort lontje
- Achterdochtig/wantrouwend
- Vaak politiek rechts
- Hoge mate van bijgeloof
- Problemen met intimiteit
- Obsessie met hoge status
- Geen tolerantie voor outgroups
Disclosure reciprocy effect
Wederzijdse onthulling na zelf geheimen te vertellen (onderdeel Social Penetration Theory)
Relative Deprivation
Je vergelijken met iemand die het beter heeft en daardoor de perceptie dat jij het slechter hebt
De perceptie dat iemand slechter af is dan anderen
Triggered Displaced Aggression
Je aggressie uiten op iets anders dan waar je frustratie vandaan komt
Evaluation Apprehension
De neiging van mensen om zich zorgen te maken over hoe anderen hen evalueren
Minority Slowless Effect
De minderheid van de groep zal minder snel zijn mening uiten
2 soorten mentale denkprocessen voor gedrag
- proces dat gedrag controleren
- proces dat sociaal gedrag verklaar
- > afzonderlijk van elkaar
Defensief Pessimisme
! problemen anticiperen en angst gebruiken om gemotiveerd te zijn om iets te doen
- uitgaan van het ergste
Self Congratulatory Comparisons
Better than Average effect
4 vormen strategische zelf presentatie
benoemen begrippen!
- Self-promotion
- Valse bescheidenheid
- Intimidatie:
- Integratiation
Self evaluation maintenance (4 punten)
- Self-Serving Bias
- Sociale vergelijking
- Sociale reflectie
- Zelfpresentatie
belief perseverance
Oorspronkelijke geloof houdt stand ondanks evidentie tegen die gedachte.
misinformation effect
!!
foute informatie in het geheugen plaatsen na het meemaken van een gebeurtenis waarbij misleidende informatie is ontvangen
(VB: een schroevendraaier in geheugen gezet als hamer)
-> later recall: foute informatie overnemen
Kuchelov effect:
!!! Waarneming van emoties manipuleren op tv door de setting aan te passen waarin het gezicht te zien is.
counterfactual thinking
bedenken van alternativen scenarios of uitkomsten die zouden kunnen gebeuren, maar niet gebeuren
bv. bronze medal is blijer dan de silver medal
Attributie Theorie: Kelly’s Cubus Model
- Distinctiviteit: doet de actor dit alleen t.o.v deze stimulus? (zelfde actor, andere stimulus)
- Consistentie: doet de actor dit herhaaldelijk? (zelfde actor, zelfde stimulus)
- Consensus: vertoont alleen de actor dit gedrag? (andere actor, zelfde stimulus)
- gedrag intern geattribueerd: gedrag is eigenschap actor
- gedrag extern geattribueerd: gedrag door omgevingseigenschappen