H5 Houdingen en Gedrag Flashcards
uitleg: attitude
positieve of negatieve evaluerende reactie op iets of iemand
leidt tot gevoelens en gedrag
uitleg: ABC model
3 soorten responses
3 soorten responsen die iemand kan hebben op iets
- affective responses - door gevoelens
- behavioural responses - door gedrag
- cognitive responses - door denken
uitleg: social learning theory : modellering
gedrag van anderen observeren
gevolgen bekijken
kiezen of gedrag zelf vertonen
uitleg: balans theory
zoveel mogelijk vermijden van het hebben van tegengestelde attitudes ten opzichte van een object
4 functies van attitudes
- kennis functie - helpen wereld te begrijpen
- instrumentele functie - helpen goed van slecht te onderscheiden (kans beloning vergroten)
- ego beschermende functie - Zelf beschermen tegen innerlijke conflicten of “unpleasant truths”
- waarde expressieve functie - uitdrukken waar men waarde aan hecht door bv gedrag
4 manieren om attitudes te meten
- casus methode - vragen naar attitude ( informele - verbal, formele - essay)
- absolute ordening - stelling meten met schaal
- relatieve ordening - rijtje objecten beoordelen naar voorkeur
- grafische rating schaal - lijn waarop persoon x moet zetten naar voorkeur
4 belangrijke schalen in sociale psychologie
- thurstone schaal
- likert schaal
- osgoods semantische differentiele schaal
- social distance scale
uitleg: TRA: theory of reasoned action
uitleg: theorie van gepland gedrag
beredeneerd actie: gedrag afhankelijk van:
- houding tegenover dit gedrag
- subjectieve normen
Aanvulling: theory of planned behaviour
+ percieved behavioural control ( het vertrouwen dat zij het gedrag kunnen uitvoeren)
wanneer heeft gedrag invloed op attitudes?
als iemand een rol aannemt
langzaam houdingen overnemen die bij dit rol horen
3 redenen / theorien die verklaren waarom gedrag invloed heeft op attitudes
- Cognitieve consistentie= Self-presentation theory (zelfrepresentatie theorie) - strategische redenen om consistent gedrag te vertonen
- sef justification= cognitieve dissonantie theorie: bij inconsistente verhouding tussen cognities of gedrag onstaat dissonantie, oplossing is dissonantie reductie (aanpassing ABC tot consistentie).
Insufficient justification (onvoldoene rechtvaardigheidseffect): dissonantie reductie door interne motivatie als externe beloning niet genoeg
- overjustification effect = interne motivatie vervangen door extern na onnodige beloning
3. zelfperceptie theorie - lachen=blij, knikken=instemmen, rechtop=trots etc
4 manieren van dissonantie reductie
Wegwerken van dissonantie
1 – Gedrag veranderen (stoppen met drinken)
2 – Attitude veranderen (drinken is niet zo slecht voor je)
3 – Trivialiseren (Het is niet zo belangrijk of ik drink of niet)
3 – Discrepantie aan iets anders toeschrijven: externe factoren (Ik drink alleen als er ‘andere mensen’ bij zijn)
4 manieren van hoe we attitudes vormen
- mere exposure
- Klassieke conditionering (supraliminaal en subliminaal)
- Operante conditionering
- Zelf-perceptie en lichamelijke verandering
Trivialiseren
Vorm van dissonantie reductie. ‘Goedpraten’
BV: “Acht het is niet zo slecht voor je, het maakt weinig uit, etc”
Saaie taak voor geld (onderzoek college) 1 dollar of 20 dollar, welke conditie vond het na afloop het leukst en waarom?
1 dollar: na cognitieve dissonantie (cognitie ‘taak is stom’ en gedrag wel taak uitvoeren en niks voor krijgen)
Dissonantie reductie: cognitie aanpassen naar taak is toch wel leuk
Postdicision dissonance
Zekerder na keuze over keuze
VB gokkers na inzet, kiezers na stemmen, kopers meer waardering voor product etc