Module 9: schema therapie Flashcards
Wat is schematherapie
Integratieve psychotherapie die elementen combineert van cognitief-gedragsmatig, cliëntgericht, psychodynamosche en gehechtheidstheorie
Schematherapie als uitbreiding op CBT
Grotere nadruk op het onderzoeken van de oorsprong van de kindertijd en de adolescentie psychologische problemen, emotionele technieken, therapeit-patiëntrelatie en onaangepast coping-stijlen
Voor wie is schematherapie
Effectief voor patiënten met persoonlijkheidsstoornissen of belangrijke karakterologische problemen die hieraan te grondslag liggen aan hun As 1 stoornis
Patiënten van schematherapie
- zijn niet in staat of bereid om aan CBT the voldoen
- hebben geen toegang tot cognities en emoties, vermijding
- hebben vervormde gedachten en zelfvernietigend gedrag is extreem resistent tegen veranderingen door CBT-technieken, rigiditeit
- moeite hebben met het vormen van de therapeutische alliantie, levenslange verstoringen in relaties
- vage. chronische en diepgaande problemen vertonen
Vroege maladaptieve schema’s
- Zelfvernietigende emotionele en cognitieve patronen die vroeg in onze ontwikkeling beginnen en door het leven herhalen
- maladaptief gedrag ontwikkeld als reactie op schema
- scheema’s zijn beïnvloed door biologische, psychologische, sociale en culturele factoren
- schema’s voelen ‘right’
- disfunctionaliteit ontwikkeld later in het leven
Schemas ontwikkelen door emotionele behoeften die niet nagekomen zijn in de kindertijd
- Zekere hechting met anderen
- autonomie, compententie en gevoel van identiteit
- vrijheid om valide behoefte en emoties uit te drukken
- spontaniteit en spelen
- realistische limieten en zelfcontrole
Vroege levenservaringen die tot schema’s leiden
- Toxic frustraties van behoeften; tekort aan stabiliteit en begrip van liefde
- traumatizatie, victimization, leidt tot schema’s zoals mistrust en abuse. Defectiveness/shame en kwetsbaarheid voor schade
- te veel van het goede: te veel betrokken, beschermend, vrijheid van anatomie zonder limieten
- selectiev internalisatie of identificatie met significant others
Emotioneel temperament
Labiel - niet-reactief
Dysthimisch - optimistisch
Angstig - kalm
Obsessief - afleidbaar
Passief - agressief
Prikkelbaar - vrolijk
Verlegen - sociaal
–> emotioneel temperament interacteert met pijnlijke kindertijd gebeurtenissen in de formatie van schema’s
Basisveiligheid en verbondenheid met anderen
- verlating/instabiliteit
- wantrouwen/misbruik
- emotionele verwaarlozing
- sociaal isolement/vervreemde
- minderwaardigheid/schaamte
Autonomie, competentie en identiteitsgevoel
-afhankelijkhied/onbekwaamheid
- kwetsbaarheid voor ziekte en gevaar
- verstrengeling/kluwen
- mislukking
Realistische grenzen
- zich rechten toe-eigenen
- gebrek aan zelfbeheersing/zelfdiscipline
Zelfexpressie
- onderwerping
- zelfopoffering
Spontaniteit en spel
- emotionele geremdheid
- meedogenlzoe normen/overdreven kritisch
Schema operaties: perpetuatie
Alles wat de cliënt doet om het schema te behouden
- cognitieve distortie
- zelf-vernietigende levenspatronen
- maladaptieve copingsstijlen (overgeven, ontwijken en overcompenseren)
Cognitieve distortie
Situaties misinterpreteren zodat schemas worden versterkt, accentueren informatie die bevestigd en minimalizeert informatie dat contradict
–> affectief blokkeren van emoties