Module 1: Common factors in psychotherapy Flashcards

1
Q

Welke soort therapie is het beste?

A
  • discussie sinds 1936 tot heden
  • er wordt onderzoek gedaan naar de beste therapie, allen hebben gelijke uitkomsten
  • Hoofdvraag: ZIjn verschillende psychotherapieën van belang, of zijn de veranderingen door gemeenschappelijke oorzaken in de psychotherapieën
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hoofdvraag voor welke psychotherapie het beste is
- met subvragen

A

Zijn de verschillende soorten psychotherapieën van belang of worden de veranderingen veroorzaakt door gemeenschappelijke factoren uit de verschillende psychotherapieën
- weten we waarom de verschillende therapieën gelijke resultaten opleveren
- meer onderzoek naar de gemeenschappelijke factoren in plaats van de verschillen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat maakt een gemeenschappelijke factor ‘gemeenschappelijk’?

A

Verschillende aanpakken, maar er wordt over het algemeen gedacht dat er meetbare maar niet zichtbare mechanisme bijdragen aan verandering in mensen
- gemeenschappelijke mechanismen die deel uitmaken van onze sociobiologische erfelijkheid
- het % van common factors die bijdragen aan de effectiviteit van psychotherapieën is onbekend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Waarom zijn de verschillen in psychotherapieën belangrijk?

A

Het helpt ons begrijpen waarom verschillende therapiemodellen meer of minder gelijk effectief zijn en dat alle methoden een blind spot hebben
- voorkeur van de therapeut/cliënt
- nadenken over universele modellen
- universele taal om phenomenen in de psychotherapie te bespreken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

De (echte) therapeutische relatie

A
  • begint met de eerste indruk, net zoals alle sociale interacties
    –> maar: zou therapie niet anders moeten zijn dan andere sociale interacties en hoe dan?
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Therapeutische relatie definiëren

A
  • verschillende rollen van therapeut en cliënt
  • betrouwbaarheid (veiligheid en vertrouwelijkheid)
  • betrouwbaarheid (kun je op iemand bouwen)
  • (non-)verbale communicatie
  • meewerking
  • empathie
    –> deze aspecten aan kunnen houden gedurende de gehele relatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Herstellende relaties

A

Mensen hebben sociale behoeften
–> sociale interacties kunnen helend werken:
- begrijpen
- mentaliseren
- perspectief nemen
- empathie
- samenhorigheid
- hechting (zie evt video)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hechting

A

Vooral belangrijke factor in aanhoudende psychopathologie zoals persoonlijkheidsstoornissen
–> hechting als voorspeller voor andere psychopathologie
- stemmingstoornissen
- eetstoornissen
- PTSS
- angststoornissen
- agressie en andere regulatiestoornissen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Veilige hechting
- behandeling

A
  • makkelijk om behandelingsband te vormen
  • gaat vaak alleen maar vooruit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Angstige hechting
- behandeling

A
  • makkelijk om behandelingsband te vormen
  • moeilijkheden met het eindigen van de behandeling
  • therapeut heeft veel geduld nodig
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Vermijdende hechting
- behandeling

A
  • vormen van stabiele band met behandelaar kost tijd
  • komt minder gemotiveerd over, maar dit is niet het geval
  • angst om afgewezen te worden door de behandelaar
  • meer gefocust op skill en probleem oplossing, minder op de relatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Gedesorganiseerde hechting
- behandeling

A

Therapeut heeft heel veel geduld nodig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hechting en epistemische vertrouwen

A

Epistemisch vertrouwen is de mogelijhied om te leren door een relatie en hechting. Onzekere hechting stijlen beïnvloeden epistemisch vertrouwen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Verwachtingen

A

Beide de therepeut en de cliënt hebben verwachtingen van de therapie
- tijd
- voorgaande ervaringen
- geloof over de klachten
- geloog over de oplossingen –> demoralisatie –> motivationele problemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hoe kunnen we verwachtingen veranderen

A
  • geef de cliënt een werkmodel met het therapiemodel of conceptualisatie van het probleem
  • psycho-educatie over de problemen en behandelingen
  • promoot zelfeffectiviteit, gevoel van controle en zelfvertrouwen over de situatie
  • bespreek en verander reactieverwachtingen
    –> beide partijen moeten in overeenstemming zijn over de bovengenoemde factoren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Transference

A

de interactie tussen een cliënt en de therapeut wordt beïnvloed door de volgende factoren
- patiënt
- past
- present
–> gevoelens mbt tot een belangrijk figuur wordt gereflecteerd op de therapeut (of andersom)

17
Q

Transference in behandeling

A

De therapeut heeft factoren die hem beïnvloeden, zoals het zijn van een ouder, slechte dag, trauma, gevoelens tegenover de cliënt
- de relatie is constant in gevaar door sociale phenomenen
–> transference is het resultaat gevormd door factoren die door de therapeut en de cliënt in de relatie zijn gebracht

18
Q

grenzen in therapie

A

Duidelijke grenzen zijn nodig in elke behandeling in elke methode. Deze identificeren hoe de relatie er uit zou moeten zien, wanneer er een gezonde relatie is en wanneer er moeilijkheden zijn
- duidelijkheid en veiligheid
- mogelijkheden om over transferenties te praten

19
Q

Transferentie beheren

A

Een veelvoorkomende methode om transferentie te beheren is Leary’s rose
- makkelije manier maar vaak insufficient

20
Q

Stress beheren

A

Hyperarousal
Hypoarousal
–> window of tolerance
Wanneer er disregulatie plaatsvindt in je window of tolerantie komt er hyperarousal gevolgd door hypoarousal

20
Q

Leary’s Rose

A

Above - below (dominantie)
Opposite - together
Above/together: leading en helping
Below/together: co-operatief en dependent
Above/opp: competitive en aggressive
Below/opp: defiant en withdrawn

21
Q

Hyperarousal

A

Overmatige activatie/energie in de vorm van fight/flight reacties

22
Q

Hypoarousal

A

Lage/geen reactie, platte emoties en gebrek aan energie/reactie

23
Q

Window of tolerance

A

Optimale zonde waar je kan omgaan met stress van het dagelijkse leven