module 8 Flashcards

1
Q

cognitie processen (aandacht, sensatie, perceptie)

A
  • aandacht is het focussen op onze gelimiteerde capaciteiten van bewustzijn
  • sensatie zijn de gevoelens die tot uiting komen door de zintuigen
  • perceptie is het proces van informatievergaring over de wereld door onze zintuigen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

holistische perceptie

A

kijken naar de achtergrond. Focussesn op de relaties tussen objecten en hun contexten (collectivistisch)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

analytische perceptie

A

kijken vooral naar een object op de voorgrond onafhankelijk van de context (individualistisch)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

carpentered world/ foreshortening hypothesis

A

in de Westerse maatschappij veel
rechthoekige figuren zijn, waardoor we weten dat iets in de verte groter is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

symbolizing three dimensions in two

A

het kunnen interpreteren van 2D perceptie (westerse culturen kunnen dit beter

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

categorisatie

A

het proces waarin objecten samen gegroepeerd of geclassificeerd worden op basis van waargenomen overeenkomsten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

hindsight bias

A

proces waarbij mensen hun geheugen aanpassen nadat ze de uitkomst weten. (universeel)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

serial position effect

A

gegeven dat mensen iets beter herinneren wanneer het het eerste of laatste item van een lijst is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

episodisch geheugen

A

dit is de
herinnering van specifieke evenementen die plaatsvonden op een bepaalde tijd en plek in het
verleden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

gender stratification hypothesis

A

genderverschillen zijn gerelateerd aan mogelijkheden voor vrouwen en meiden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

everyday cognition

A

kijken naar cognitieve vaardigheden die bij alledaags functioneren worden gebruikt en voorkomen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

welke groep is meer creatief (individueel of collectivistisch)

A

individualistische groepen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

dialectical thinking

A

neiging om in tegenstellingen te denken. vb: ik ben te moe om te werken maar kan wel werken. Ik hou van jou en ik haat jou

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

positive logical determinism

A

er zijn twee mogelijkheden maar 1 is maar goed. nooit beiden (westerse manier van denken)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

naïve dialecticism

A

twee mogelijkheden en beide kan waar zijn. minder conflict ( oosten)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

counterfactual thinking

A

hypothetische ideeën over het verleden die hadden kunnen gebeuren om een negatieve uitkomst te vermijden of veranderen. (had ik maar dit gedaan)

17
Q

welke soort van counterfactual thinking is meer voorkomend (acties of interacties)

A

interacties met anderen is vaker gerelateerd aan spijt later

18
Q

spearman’s psychometrische aanpak

A

het meten van verschillende gedragingen en capaciteiten.

19
Q

groepsverschillen verklaren in intelligentie (3)

A
  • nature
  • nurture
  • betrouwbaarheid metingen
20
Q

the bell curve

A

suggereert dat verschillen in IQ aangeboren zijn en dat er aangeboren
verschillen in de intelligentie tussen rassen zijn.

21
Q

flynn-effect

A

IQ scores stijgen

22
Q

raven’s progressive matrices

A

cultureel eerlijke test. Maar zelfs hier kan er biases zijn door dat sommige mensen meer bekend zijn met testsituaties dan anderen.

23
Q

spearman’s hypothese

A

taken met een hogere cognitieve complexiteit laten grotere culturele verschillen

24
Q

cultural complexity hypothese

A

de hoogste score zal behaald worden door de groep waarvoor de test bedoeld is.