hoofdstuk 3 Flashcards

1
Q

kinderen leren cultuur via Socialisatie

A

het leren en internaliseren van bepaalde patronen en gedrag, actieve vormen van leren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

enculturation

A

cultuurspecifieke manieren overnemen door middel van afkijken van anderen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

socialization and enculturation agents

A

mensen, instituties en organisaties die bestaan om ervoor te zorgen dat socialisatie en enculturatie gebeurd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

nucleaire familie

A

het kind, ouders, broers en zussen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

extended familie

A

naast de nucleaire familie bestaat het ook uit opa’s en oma’s, tante’s enz.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

postfigurative cultures

A

in deze cultuur leren kinderen vooral via ouderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

configurative culture

A

ouderen en kinderen leren van hun leeftijdsgenoten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

prefigurative culture

A

in deze cultuur leren kinderen aan ouderen ook dingen. Naast dat zij dingen leren van ouderen en leeftijdsgenoten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Çiğdem Kağıtçıbaşı

A

onderzoek gedaan naar veranderingen in de familie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

modernisatie theorie

A

als culturen veranderen van collectief naar industrieel dan veranderd het familiemodel van extended familie naar nucleaire family.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

convergence hypothesis

A

waarbij ze wil zeggen dat
als alle samenlevingen verstedelijken en industrialiseren, we in alle culturen hetzelfde
familiemodel zullen krijgen (namelijk de nucleaire)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

value of children study

A

in collectieve culturen hebben kinderen economische
waarde, omdat je als ouder op hen terug kan vallen als het zelf niet zo goed gaat. In verstedelijkte culturen hebben kinderen een psychologische waarde

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Family model of interdependence

A

collectivistische context, mensen zijn economisch en psychologisch afhankelijk van elkaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Family model of independence

A

westerse industriële context, kinderen hebben een lage economische waarde, maar een hoge psychologische waarde

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Family model of psych interdependence

A

collectivistische context, minder economische afhankelijkheid maar wel psychologische afhankelijkheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

opvoedingsstijlen authoritatrian/ authoritative neglectful/permissive

A

authoritatrian: high control, low responsiveness
- authoritative: hight control high responsiveness
- neglectful: low control, low responsiveness
- permissive: low control, high responsiveness

17
Q

parental ethnotheories

A

ouders hebben bepaalde doelen en ideeën over hoe een kind opgevoed moet worden

18
Q

protypische eco-sociale contexten

A

bepaalde contexten wat impact heeft op opvoedtechnieken

19
Q

autonomous related strategie

A

gemixte strategie van interdependent en independent opvoedingsstijlen

20
Q

goodness of fit

A

match tussen het temperament van het kind en omgeving/cultuur

21
Q

behavioral inhibition

A

verlegenheid (wordt gewaardeerd in aziatische culturen)

22
Q

secure attachment

A

kinderen zijn warm en responsief naar hun ouders

23
Q

ambivalent attachment

A

kinderen zijn onzeker in hun respons naar de ouder. Zoeken contact en vermijden het weer. (moeders zijn minder betrokken en ongevoelig)

24
Q

avoidant attachment

A

kinderen vermijden hun ouders die waarschijnlijk opdringerig zijn.

25
Q

Yvgotsky

A

ging uit van de zone van naaste ontwikkeling

26
Q

zone of proximal development

A

het gat tussen het werkelijke ontwikkelingsniveau van een kind versus het potentiële ontwikkelingsniveau van een kind wanneer het geholpen wordt door een ander

27
Q

kohlsbergs

A

theorie over morele ontwikkeling

28
Q

sensorimotor stage (cognitieve ontwikkeling)

A

kinderen snappen de wereld door hun zintuigen en bewegingen

29
Q

preoperational stage (cognitieve ontwikkeling)

A

kinderen proberen de wereld te begrijpen om hun heen door middel van taal

30
Q

operational stage (cognitieve ontwikkeling)

A

kinderen leren te denken over concrete objecten

31
Q

formal operational stage (cognitieve ontwikkeling)

A

mensen leren te denken over abstracte objecten en concepten

32
Q

moral development (kohlbergs)

A

-preconventional: werkt met regels en probeert straf te ontlopen en goedkeuring te krijgen
- conventional: probeert regels op te volgen voor goedkeuring van anderen
- postconventional: probeert het goede te doen omdat diegene er zelf in geloofd