module 4 Flashcards

1
Q

self-construal

A

zelfconcept

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

independent self-construal

A

apart van anderen, interne attributie van gedrag en anderen zijn comparison standards

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

interdependent self-construal

A

verbondenheid met anderen, relaties maken onderdeel uit van hoe iemand zichzelf ziet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

twenty statement test (kitayama & markus)

A

hierbij moet een proefpersoon 20 zinnen die beginnen met ik ben aanvullen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

idiocentrisch en allocentric

A

idiocentrisch gaat over een persoonlijke kwaliteit en allocentric over relatie met anderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

inclusion of other in self scale

A

mensen moeten aangeven welke circel het beste de relatie definieert. De circel is een circel met het self en een circel met other, en dan elk plaatje is die circel steeds dichterbij.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

self esteem en self enhancement

A

self esteem is evaluaties van jezelf en self-enhancement is verzameling van psychologische processen waarmee je je self esteem probeert te vergroten of verbeteren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

better than average effect

A

mensen die zichzelf overschatten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

mutual self-enhancement

A

het geven en ontvangen van complimenten tussen partners in hechte relaties.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

tactical self-enhancement

A

het idee dat mensen van verschillende culturen allemaal aan self-enhancement doen, maar dat ze er voor kiezen om dit op verschillende manieren te doen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

collectieve identiteit

A

we behoren tot sociale categorieën zoals beroep of cultuur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

biculturalisme

A

twee culturele frames hebt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

alternation model

A

competent zijn in twee culturen zonder daarbij haar identiteit te verliezen of 1 cultuur boven de ander te stellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

bicultural identitiy integration

A

hoe goed sluiten de twee identiteiten op elkaar aan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

acculturatie

A

een groep neemt culturele of sociale kenmerken over van een andere groep

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

domein-specifiek cultureel

A

iemand gebruikt andere culturele uitingen in het ene domein dan in het andere.

17
Q

cultural frame switching (CFS)

A

er wordt een culturele mindset geactiveerd, en dit zou dan het zelfconcept moeten activeren. (top down)

18
Q

Culture as situated cognition (CSC) (pen experiment)

A

er wordt een zelfconcept geactiveerd en gaan er van uit dat dit een culturele mindset activeert (bottum-up)

19
Q

Welke target groep gebruik je voor CSC en CFS

A

voor CSC gebruik je monoculturen en voor CFS gebruik je biculturen

20
Q

Wat voor frames kun je activeren bij monoculturen

A

interdependent en independent, en individualistisch vs collectivistisch. In bepaalde situaties is de een prominenter aanwezig