module 14 Flashcards

1
Q

1 systeem (morele psychologie)

A

begrip voor rechtvaardigheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

2 systemen (morele psychologie)

A

rechtvaardigheid en care

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

3 systemen (morele psychologie)

A

rechtvaardigheid, rechten en welzijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

5 moral foundations (haidt)

A

model met 5 morele fundamenten die bij bepaalde culturen passen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

religiosity-as-social-value hypothese

A

Religiositeit geeft sociale waarde in de meeste gemeenschappen. Sociale waarde geeft allerlei voordelen Dus in culturen waar religiositeit wordt gewaardeerd
zouden gelovers beter af moeten zijn dan niet-gelovers

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

niet-religieuze rituelen
1) routines
2) sociale conventies
3) rituelen

A

1) standaard zaken die je altijd op een bepaalde manier doet zoals je tanden poetsen
2) bepaalde afspraken die we hebben bv hand geven bij voorstellen
3) acties die vaak plaatsvinden op een bepaalde tijd en locatie met symbolische waarde

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

dignity culturen

A

de overtuiging dat iedereen geboren wordt met een intrinsieke waarde die gelijk is aan de waarde van anderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

eerculturen

A

de waarde van een persoon is afhankelijk van hoe die persoon naar zichzelf kijkt, maar ook hoe anderen naar die persoon kijken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

face culturen

A

face is de waardigheid en eerbied die een persoon kan claimen door zijn sociale status

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

wat is het grote verschil met mensen in eerculturen vergeleken met mensen in niet-eerculturen

A

worden eerder agressief en boos. Ook ervaren ze meer schaamte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

hoe kan je je goede reputatie kwijt raken (eerbedreigingen) (3)

A
  • immoreel gedrag vertonen
  • met iemand geassocieerd worden die immoreel gedrag vertoont
  • laf zijn (cowardice stigma)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

stigma-by-association

A

stigma’s die over springen op anderen, die gerelateerd zijn aan de persoon met een stigma. (bv ouders van een zoon die een misdaad gepleegd heeft)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

radicalisering

A

proces waarbij een individu of groep over tijd steeds extremere politieke, sociale of religieuze idealen aanneemt die in strijd zijn met hedendaagse ideeën

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

fraternal relative deprivation

A

het gevoel van oneerlijkheid wanneer ze ervaren dat de groep waarmee ze zich identificeren slechter behandeld is dan de rest

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

een proces op individueel niveau van 3 fases waarbij iemand kan radicaliseren (3)

A

1) sensitivity: persoonlijke onzekerheid, onrecht, discriminatie
2) group membership: loyaliteit demonstreren, isolatie van oude omgeving
3) action: geweld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

welke mensen hebben een grotere kans om terrorist te worden

A

jongeren die geen sociale groep hebben. Scoren hoog op marginaliseren

16
Q

androgyny

A

een genderidentiteit van de uiting van zowel mannelijke als vrouwelijke kenmerken

17
Q

machismo

A

concept van mexicaanse amerikaanse genderrol waarbij de man emotieloos, sterk, autoritatief en agressief moet zijn