Minor TSTB Flashcards

1
Q
A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is basis prenatale zorg?

A

De minimale vereiste of standaard zorg voor de zwangere vrouw, met als doel om de belangrijkste

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Meest voorkomende problemen i/d prenatale zorg

A
  • Hypertensieve aandoeningen
  • Groeivertraging v/d foetus
  • Diabetes gravidarum
  • Dreigende vroeggeboorte
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Basis prenatale zorg: bij iedere controle gemeten

A

BD, foetale groei, foetale hartactie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Oorzaken van neonatale asfyxie

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

4 factoren die voor 85% perinatale sterfte bepalen

A
  • Aangeboren afwijkingen
  • Vroeggeboorte (<37 weken)
  • Laag geboortegewicht (<p10)
  • Lage Apgarscore (<7 na 5 min)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

3 antihypertensiva die mogen i/d zwangerschap

A

Labetolol (bètablokkers i.h.a.?), nifedipine (calciumantagonist), methyldopa (centraal werkend)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Retrograde ejaculatie

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Mola

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Zwangerschap en levothyroxine

A

Dosis ophogen met 25-30%.
Vrije fractie vermindert, want stijging bindingseiwitten + competitie met hCG

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoe groot is kans op kind per eicel bij ICSI met gevitrificeerde eicellen?
Bij kinderkankeroverlevers

A

5%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Voorwaarden vruchtbaarheid

A
  • Gametogenese man en vrouw
  • Cyclusregulatie –> ovulatie
  • Toegang tot elkaar
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Voorwaarden conceptie

A

Zaadcel + eicel + bij elkaar komen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hogere slagingskans: IVF of ICSI?

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Verschillen tussen vlokkentest en vruchtwaterpunctie

A

Vlokkentest: 11-12w, transcervicaal, placentaweefsel
Miskraamrisico 0,6-0,8%

Vruchtwaterpunctie: >14w, transabdominaal, vruchtwater
Miskraamrisico 0,3%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat zijn de gevolgen van meconiumaspiratiesyndroom?

A

Pulmonaal:
- plugging
- chemische pneumonie
- infectie
- surfactantinactivatie
Vasculair:
- toename arteriële druk

17
Q

Hoe vaak komt mola zwangerschap voor?

A

Ong. 1:1000 zwangerschappen

18
Q

Hoe komt embryo a/h begin (als placenta nog niet werkt) aan voeding?

A

Dooierzak: produceert eiwitten; actief en passief transport (glucose); transport lipiden.

19
Q

Wat is een niche zwangerschap?

A

Zwangerschap zit in oude keizersneelitteken.

20
Q

Wanneer indicatie karyotypering herhaalde miskraam?

A

<35 jaar en >= miskramen en positieve familiegeschiedenis

21
Q

Risicofactoren voor herhaalde miskraam

A
  • ‘50% unexplained’
  • Leeftijd
  • Leefstijl
  • (Obstetrisch) antifosfolipidensyndroom
  • Schildklierziekte
  • Uteriene anomalies
  • Adenomyosis
  • Cervicale incompetentie
  • Chromosomale abnormaliteiten
22
Q

9 fases van ‘golden hour’ na geboorte

A
  1. Birth cry
  2. Relaxation
  3. Awakening
  4. Activity
  5. Rest
  6. Crawling
  7. Familiarization
  8. Suckling
  9. Sleeping
23
Q

3 domeinen van nutritional assessment

A
  1. Voedselinname, verbruik en verliezen
  2. Lichaamssamenstelling en nutriëntreserves
  3. Functionele parameters
24
Q

Total Energy Expenditure (TEE)

A
  • REE, incl. ziektefactor
  • Activiteitenfactor
  • Verliezen (bijv. diarree)
25
Q

Hoe kun je BMR/REE meten?

A

Indirecte calorimetrie: meting zuurstofopname en geproduceerde CO2

26
Q

Respiratoir quotiënt (RQ)

A

Ratio tussen zuurstofverbruik en koolstofproductie
Bepalen met indirecte calorimetrie?
Hoog betekent koolhydraatverbranding, laag betekent vetverbranding.

27
Q

Factoren van invloed op REE: verhoging en verlaging

A

Verhoging: koorts, voeding, activiteit/onrust, cafeïne, nicotine, alcohol, stimulerende medicatie (antidepressiva), koude omgeving
Verlaging: rustgevende medicatie (sedativa, pijnstilling, bètablokker), ondervoeding

28
Q

Hoe kun je lichaamssamestelling (en lichaamswater bepalen?

A

BIA (Bio-elektrische Impedantie Analyse)
Dubbelindirecte methode
Verschillende frequenties

29
Q

Wat zijn voordelen van BIA?

A
  • Snel en eenvoudig uit te voeren
  • Niet belastend voor patiënt
  • Vaak te herhalen met goede reproduceerbaarheid
  • Resultaten direct beschikbaar
30
Q

Hoe kan je perifere spierkracht inschatten?

A

Maximale handknijpkracht
Handknijpkracht is niet gelijk aan spiermassa, neemt af met de leeftijd, is voorspeller voor slechte functionele status, is voorspeller voor overleving

31
Q

Gevaren van roken voor ongeboren kind

A

+45% IUVD
+30% spontane abortus, vroeggeboorte, laag geboortegewicht
+20% neonatale sterfte
+10-30% aangeboren afwijkingen

32
Q

FASD (Fetal Alcohol Spectrum Disorder)

A

Incidentie wereldwijd: 7,7:1000 geboortes (0,77%)
Europa: 19,8:1000 geboortes (1,98%)

33
Q

Diagnostische criteria FAS (Fetal Alcohol Syndrome)

A
  • Achterblijvende groei pre- en/of postnataal
  • Afwijkende gelaatskenmerken (kleine ooglidspleet, dunne bovenlip, vlak philtrum, midface hypoplasie, platte neusrug, ‘stopcontactneus’, hypertelorisme, epicanthusplooi, laag geïmplanteerde oren, ‘railroadtract’ oren, kleine kin)
  • Neurologische problemen
  • Alcoholgebruik moeder (bewezen/anamnestisch)
34
Q
A
35
Q

Groningen Protocol

A

Kader voor actief beëindigen van ernstig zieke pasgeborenen.
Criteria:
- Diagnose met ondraaglijke en onbehandelbaar lijden, zonder uitzicht op verbetering, somber levensperspectief
- Ouders gaan goed geïnformeerd akkoord
- Er is onafhankelijke consultatie geweest van andere artsen
- Zorgvuldige uitvoering

36
Q

Criteria voor inschatting kwaliteit van leven

A
  • Verwachte communicatieve mogelijkheden
  • Zelfredzaamheid
  • Afhankelijkheid van medische zorg
  • Ernst van lijden
  • Verwachte levensduur
37
Q

Medisch ethisch beraad

A

Arts: om de medische gegevens te presenteren en vragen hierover te beantwoorden
Verpleegkundige: om aandachtspunten en zorgen in de dagelijkse verzorging van de patiënt te verwoorden
Geestelijk verzorger: om de geloofsovertuiging van ouders en hun wensen hierin te verwoorden
Maatschappelijk werker: om de gezinssituatie en de begeleiding hiervan te beschrijven
Psycholoog: om de psychologische toestand en eventuele begeleiding hierin van ouders te vertegenwoordigen
Medisch ethicus (of voorzitter vanuit medische discipline): om de discussie in goede banen te leiden