Minor Orgaantransplantatie Flashcards

1
Q

Waar gebeurd de bloeddruk regulatie in de glomerulus?

A

Macula Densa

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hoe behandel je renale anemie?

A

Met EPO en ijzer
HB niet normaliseren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke 3 vormen van leverfalen zijn er?

A

Acuut Leverfalen
Acuut op chronisch leverfalen
Chronisch leverfalen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat zijn de kenmerken van Acuut leverfalen?

A

Icterus
Gestoorde stolling (INR > 1.5)
Hepatische encefalopathie
Tevoren normale leverfunctie
Duur ziekte < 26 weken
Virus of medicament gerelateerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn de 4 stadia van hepatische encefalopathie?

A
  1. Verminderde alertheid, angst of euforie, geringe verwardheid, prikkelbaarheid, gestoord dag- en nacht ritme, moeite met rekenen (optellen)
  2. Lethargie of apathie, desoriëntatie in tijd of plaats, inadequaat gedrag, subtiele persoonlijkheidsverandering, moeite met rekenen. (aftrekken)
  3. Veelal slappen maar wekbaar, verwardheid, ernstige desoriëtatie, onbekwaam in uitoefenen van opdrachten.
  4. Coma
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat medicament geeft je bij een ALF na een paracetamolintoxicatie?

A

N-acetylcysteïne

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke drie gebeurtenissen kunnen het lastiger maken om een geschikte donor te vinden op basis van HLA-matching?

A

Zwangerschap
Eerdere transplantatie
Bloedtransfusie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Tot wat kan DSA leiden?

A

Acute humorale rejectie
Chronisch transplantaatfalen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Iemand met bloedgroep O kan van iedereen ontvangen; waar op niet waar?

A

Niet waar; Iemand met bloedgroep O kan aan iedereen doneren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Zet de volgende donoren op volgorde van meeste voorkeur tot minste:
Levende ABOi Donor
Overleden ABOc Donor
Levende ABOc Donor

A
  1. Levende ABOc Donor
  2. Levende ABOi Donor
  3. Overleden ABOc Donor
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Welke stof klieft alle 4 de subclasses van IgG?

A

Imlifidase

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welk gesprek is bij ouders vaak bepalend als het gaat om donatie van de organen van hun overleden kind?

A

Het gesprek in een non-crisis situatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Op welk vat wordt de v. renalis gezet bij een NTx?

A

V. iliaca externa

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Op welk vat wordt de a. renalis gezet bij een NTx?

A

A. iliaca externa

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Waar wordt de ureter van de donor nier aan vast gezet?

A

De blaas

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is de standaard chirurgische plaatsing van een niet bij NTx?

A

Extra peritoneaal in de fossa iliaca.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat zijn de consequenties van een verminderde arteriële inflow van de donor nier?

A
  • Acute thromboserig van het transplantaat
  • Slecht of niet functionerend transplantaat door hypoperfusie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat zijn de chirurgische consequenties van een slechte kwaliteit van de arteriële vaatwand?

A

Klemletsel bij atherosclerotische arterie:
- Bloeding
- Dissectie
- Thrombosering
- Stenose
Onvermogen waterdicht af te klemmen door calcificaties
Onvermogen tot anastosmoseren door calcificaties
Dissectie tpv anastomose door uitscheuren tunica intima resulterend in graft loss of acute ischemie van het been.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Welke infecties zijn het meest voorkomend na Niertransplantatie?

A

Bacteriële infecties (Met name UWI’s)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Tot welke zwangerschapsweek ontwikkeld het aantal nefronen zich?

A

34 tot 36 weken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Welke andere organen kunnen aangetast raken als intrauterien onvoldoende
nierfunctie aanwezig is?

A

Longen en extremiteiten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Welke groepen van congenitale nierafwijkingen kunnen we onderscheiden?

A

Problemen in Parenchym: Cysteuze nierziekte
Problemen in afvoerwegen: Reflux, Uretrakleppen, UPJ stenose
Problemen bij migratie: Gefuseerde nieren, Ectoop gelegen nieren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat zou de 1e interventie moeten zijn als sprake is van urethrakleppen

A

Blaascatheter

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Wat is de Brenner hypothese

A

vicieuze cirkel tekort nefronen → hyperfiltratie → hypertensie → sclerose → toename tekort nefronen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Waarin verschilt een kind van een volwassene met eind stadium nierziekte?

A

Kinderen lijden vaak aan Congenitale ziekten (tubulair), Volwassen aan verkregen ziekten (glomerulair)
Kinderen geven bijna geen klachten aan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Wat zijn de harde en relatieve criteria voor een kind om in aanmerking te komen voor een NTx?

A

Harde criteria:
- Elektrolytstoornissen met maximale ondersteuning
- Vochtprobleem/hypertensie
Relatief:
- Ontwikkeling
- Groei

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Wat zijn de voorwaarden voor een lange transplantaat overleving bij kinderen?

A

Goede matching (HLA, Bloedgroep, Lft, Grootte, functionele nefronen)
Na transplantatie:
- Geen toxiciteit
- Therapietrouw
- Voorkomen afstoting

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Wie hebben er een hoger risico op transplantaatverlies, adolescenten of kinderen?

A

Adolescenten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Welke sociaal/economische factoren beïnvloeden de therapietrouw van een transplantatiepatiënt?

A

Leeftijd, Kosten medicatie, Lange afstand tot transplnatatiecentrum

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Welke therapie gerelateerde factoren beïnvloeden de therapietrouw van een transplantatiepatiënt?

A

Complexe regimes
Bijwerkingen medicatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Welke patient gerelateerde factoren beïnvloeden de therapietrouw van een transplantatiepatiënt?

A

Kennis/IQ
Houdingen
Coping
Depressie en angst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Welke conditie gerelateerde factoren beïnvloeden de therapietrouw van een transplantatiepatiënt?

A

Co-morbiditeit
Langere tijd na transplantatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Welke Gezondheidszorg factoren beïnvloeden de therapietrouw van een transplantatiepatiënt?

A

dokter-patiënt relatie
Gebrekkige patiënt educatie
Geen interventies om therapietrouw te bevorderen
Communicatieve vaardigheden zorg professional

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Welk immunosuppressiva is niet veilig bij zwangerschap?

A

MMF

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

Welke anti-hypertensiva zijn niet veilig bij zwangerschap?

A

ACE inhibitors
Angiotensine-receptor blokkers
Renine-blokkers

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

Welke signalen tussen APCs en T-cel zijn nodig om volledige T-cel activatie te krijgen?

A

Signaal 1, interactie van TCR (T-cel receptor) met vreemde antigeen peptide gepresenteerd in HLA (MHC) van APC
Signaal 2, costimulatie van receptor en zijn ligand op T-cel en APC
Signaal 3: cytokinen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

Noem 4 histologische kenmerken van antilichaam-gemedieerde rejectie in het hart.

A

Intravasculaire macrofaag accumulatie (evtl. met CD68 aan te tonen), endotheelzwelling, bloeding, oedeem, myocyt necrose, polymorf ontstekingsinfiltraat, endotheelcel apoptose (pyknose en/of karyorrhexis), positieve aankleuring voor C4D in capillair endotheel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

Beschrijf de structuren die geanastomoseerd worden tijdens een harttransplantatie.

A

Aorta, Pulmonaal arterie, rechter atrium, linker atrium

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

Noem 3 voordelen van het levende nierdonatie en niertransplantatie programma.

A

Operatie planning, daytime surgery
Preëmptief transplantatie mogelijk
Korte koude ischemie tijd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

Benoem 3 anatomische verschillen tussen linker en rechter nier.

A

Vena renalis rechts korter dan links
Vena gonadalis links mondt uit in vena renalis
Vena lumbalis links mondt uit in vena renalis
Rechter nier ligt caudaler (lager) dan linker nier
Arteria renalis rechts loopt in het algemeen achter (dorsaal) de vena cava

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q

Noem 3 problemen die zich kunnen voordoen in de eerste dagen tot weken na een harttransplantatie.

A

Chirurgisch technische problemen, re-operatie.
Primair graft falen
Rechter ventrikel falen
Afstoting
Infectie
Acute nierinsufficiëntie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
42
Q

Patiënten met een hepatocellulair carcinoom die op de wachtlijst staan voor levertransplantatie, hebben niet altijd een hoge MELD-score. Om toch voor transplantatie in aanmerking te kunnen komen is voor deze groep patiënten een oplossing bedacht. Beschrijf deze oplossing en hoe dit heet.

A

Na 6 mnd op de wachtlijst krijgen patiënten met een HCC allemaal extra MELD-punten, waardoor ze hoger op de lijst komen te staan. Dit heet een standaard MELD-exceptie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
43
Q

Wat zijn 2 redenen waarom DBD donatie verkozen moet worden boven DCD donatie?

A

Op oudere leeftijd mogelijk
Meer organen mogelijk (ook hart en dunne darm)
Betere kwaliteit van de organen
Geen warme ischemie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
44
Q

Hoeveel episodes van rejectie ondergaan HTx patienten gemiddeld in het eerste jaar?

A

2-3

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
45
Q

Noem 4 types van rejectie

A

Hyperacute rejectie
Acute cellulaire rejectie (ACR)
Acute humorale rejectie (AMR)
Chronische rejectie / graft vasculopathie (CAV)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
46
Q

Wat zijn DSA’s, en wat veroorzaken ze

A

Donor-specific antilichamen
Zorgen voor hyperacute rejectie binnen minuten tot uren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
47
Q

Beschrijf ACR (Acute cellulaire rejectie)

A
  • Recipient T lymfocyten die major histocompatibility complexen (MHC)
    I en II herkennen
  • Primair directe cytotoxische effecten maar ook antilichaamgemedieerde component
  • Meest frequente type van rejectie
  • Tenminste 1 episode in ong. 50% van recipienten
  • Neemt af met tijd (50% in eerste 2-3 maanden), maar late ACR
    mogelijk
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
48
Q

Beschrijf AMR (Antilichaam-gemedieerde rejectie)

A
  • Nog slecht gedefinieerd
  • Meestal in eerste 8 weken, maar onset tot >1 jaar na transplantatie
  • Presensitering tegen donor antigenen of de novo donor-specifieke
    antilichamen (DSA’s)
  • Geassocieerd met:
  • Positieve cross match (bloedtransfusie, eerdere transplantatie)
  • Sensitisering door eerdere OKT3 therapie
  • F > M (m.n. zwangerschap)
  • Jongere patiënten
  • Ventricular assist devices (‘LVAD’)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
49
Q

Wat is de criteria voor ABMR in een biopt?

A

Glomerulitis
Peritubulaire capillaritis
Vasculitis
C4d depositie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
50
Q

Noem 5 risicofactoren voor CAV

A

Donor: Man, hypertensie en leeftijd
Recipient: Coronary Artery Disease voor transplantatie
Cellulaire rejectie in het 1e jaar na transplantatie
DSA’s
CMV infectie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
51
Q

Wat zijn de histologische kenmerken van AMR in een HE kleuring?

A
  • Endotheelcel zwelling
  • Accumulaties van intravasculaire macrofagen
  • Interstitieel oedeem
  • Bloeding
  • Neutrofielen in en rond capillairen (‘capillaritis’)
  • Intravasculaire thrombi en myocyt necrose (zonder celinfiltraten)
    in hyperacute rejectie en ernstige AMR (zeldzaam)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
52
Q

Welke soorten primaire CardioMyopathieën zijn er?

A

Genetisch en Verworven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
53
Q

Welke oorzaken van secundaire cardiomyopathieën zijn er?

A

Infiltratief
Stapeling
Toxisch / chemotherapie
Endomyocardiaal
Inflammatoir
Endocrien
Cardiofaciaal
Neuromusculair
Voedingsdeficiëntie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
54
Q

Noem 3 klachten van Cardiomyopathie

A

Gewichtsverlies
Moe
Kortademig/benauwd
Hoesten
Dystrofie
Voussure
Cardiomegalie
Tachypneu / tachycardie
Verlengd experium / crepitaties
Hepatomegalie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
55
Q

Noem de indicaties voor HTx bij kinderen

A

Ernstige dysfunctie van de systeem ventrikel (CMP, CHD)
 Continue inotropie of mechanicasche ondersteuning
 Ernstige inspanningsintolerantie
(VO2
max < 50% of normal)
 Ernstige groei retardatie tgv hartfalen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
56
Q

Wat zijn de contra-indicaties voor HTx bij kinderen?

A

Anatomische afw niet incompatibel met chirurgie
Irreversibele PHT
(>6 WUm2 verhoogd risico; >10 WUm2 HTx onmogelijk)
Infectie
Maligniteit
Ernstig ander orgaan falen
(Chromosomale of syndromale afwijkingen)
(Ernstige psychosociale problematiek)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
57
Q

Noem een paar leefregels voor kinderen na een HTx

A

 Eerste maanden tijdens hoge dosering afweeronderdrukkende
middelen: vermijd contacten met grote groepen, zieke mensen
(niet naar school, zwembad, pretpark)
 Dagelijks wegen, temperatuur
 Overleg: koorts, snelle gewichtstoename, contact kinderziekten
(waterpokken!), griep.
 Vermijd: Rauw vlees, vis, schimmelkazen. Kattenbak, (pas op voor de
zandbak!)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
58
Q

Wat zijn 2 complicaties bij mechanische ondersteuning bij kinderen die wachten op een HTx?

A

Thrombo embolieën
Bloedingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
59
Q

Waarvan is de tubing gemaakt van de ECMO?

A

PVC + weekmarkers
DHEP (maakt PVC soepeler)
Gecoat

60
Q

Welke twee soorten coating voor de tubing van de ECMO zijn er?

A

Bioline
- Heparine-albumine coating
Softline
- Syntetische coating

61
Q

Waar staat ECMO voor?

A

ExtraCorporele Membraan Oxygenatie

62
Q

Wat zijn de voordelen van LDLT?

A

Je kan het plannen
Red een leven
Hogere graft en patiënt overleving

63
Q

Wat zijn de nadelen van LDLT?

A

Grote operatie met groot litteken
10% kans op complicaties
0,2% kans op overlijden
Kans op toevallige bevindingen
1 van de 7 donoren is geschikt

64
Q

Wat is de minimum criteria voor een LDLT donor?

A

Leeftijd: 18 - 60
BMI < 30 kg/m2
Levergrootte passend bij de ontvanger
Medisch/Psychisch/sociaal stabiel
Vrij van dwang

65
Q

Hoeveel procent van de lever kan er maximaal gedoneerd worden bij LDLT?

A

70%

66
Q

Wat is de minimale criteria voor LDLT ontvangers?

A

Geaccepteerde indicatie voor LT
Formeel geplaatst op de Eurotransplant LT wachtlijst
Geen retransplantatie

67
Q

Welke 3 soorten Ventricular Assist Devices zijn er?

A

LVAD –> Left ventricular assist device
RVAD –> Right ventricular assist device
BiVAD –> Beide hartkamers

68
Q

Welke 3 doelen kan de implantatie van een VAD hebben?

A

Bridge to transplant (BTT)
Bridge to decision (BTD)
Destination/permanent support (DT)

69
Q

Wat zijn de kenmerken van de derde generatie VAD’s?

A

Centrifugale pomp LVAD
Contactloos door middel van magnetische levitatie
Minder pomptrombose
Kleiner formaat

70
Q

Wat zijn de korte termijn complicaties van VAD’s?

A

Rechter ventrikel falen
Nabloeding
Infectie
Trombo-embolische complicatie

71
Q

Wat zijn de lange termijn complicaties van VAD’s?

A

Pomptrombose
CVA
Bloeding
Drive-line infectie
Device infectie
Vaat malformatie
Aortaklep insufficiëntie
Hemolyse

72
Q

Wat is de toegestane ischaemieduur van een donorhart en donor long respectievelijk?

A

Hart: 4 uur
Long: 6-8 uur

73
Q

Wanneer wordt de ontvanger van een hart onder narcose gebracht?

A

Als het donorhart als ‘goed’ is bevonden

74
Q

Wat zijn de korte termijn problemen na HTx?

A

Primair graft falen
Afstoting
Infectie
Acute nierinsufficientie

75
Q

Wat zijn de lange termijn problemen na HTx?

A

Coronaire allograft vasculopathie (CAV)
Nierinsufficientie
Maligniteit

76
Q

Noem 4 oorzaken van Primaire graft falen.

A

Irreversibele pulmonale hypertensie bij ontvanger
Verminderde RV functie van het donorhart
Size-mismatch
Lange ischemie tijd

77
Q

Wat zijn 2 gevolgen van Rechter ventrikel falen?

A

Hypotensie
Nierinsufficientie (AKI)

78
Q

Noem 3 behandelopties bij RV falen na HTx

A

NO beademing
ECLS/ECMO (overbrugging)
Langdurige IC opname

79
Q

Wat zijn de symptomen van afstoting bij HTx

A

Temperatuursverhoging
Moeheid
Gewichtstoename
Ritmestoornissen
CRP stijging

80
Q

Wat wordt er afgenomen voor de diagnostiek van afstoting na HTx?

A

Endomyocard biopten

81
Q

Wat is de definitie van Cardiac allograft vasculopathy (CAV)

A

Het ontstaan van coronaire stenosen in het donorhart door verdikking van de intima laag van het vaatwand.

82
Q

Wanneer is er sprake van ernstig / eind stadium hartfalen?

A

Zeer beperkte inspanning mogelijk
Meerdere opnames voor decompensatie
Geen andere opties voor medicatie of interventies
Nierfalen als gevolg van hartfalen

83
Q

Welke vier barrieres heeft xenotransplantatie?

A

Immunologische
Fysiologische
Microbiologische
Ethische

84
Q

Noem een voorbeeld van een concordant dier voor de mens.

A

Chimpansee

85
Q

Noem een voorbeeld van een Discordant dier voor de mens.

A

Varken

86
Q

Welk orgaan kent de hoogste kans op rejectie van alle solide organen?

A

Longen

87
Q

Welk orgaan kent de laagste kans op rejectie van alle solide organen?

A

Lever

88
Q

Welke twee vormen van Chronische Long Allograft Ziekte (CLAD) zijn er?

A

Bronchiolitis obliterans syndrome (BOS)
Restrictive allograft syndrome (RAS)

89
Q

Noem 3 soorten vroege chirurgische complicaties na LTx

A

Postoperative bleeding
Vascular complications
Biliary complications

90
Q

Noem de medische en immunologische vroege complicaties na LTx.

A

Primary non-function
Early allograft dysfunction
Acute kidney injury
Infections
Acute rejection
Immunosupression-related toxicity

91
Q

Wat zijn de bijwerkingen van immuunsuppresiva?

A

Verhoogd risico op infecties
Verhoogd voorkomen van maligniteiten
Hypertensie
Nefrotoxiciteit
DM
Hyperlipidemie
Osteoporose

92
Q

Wat zijn de indicaties voor een LTx?

A

Levensbedreigende leverziekte:
- Acuut leverfalen
- GeDEcompenseerde cirrose
- HCC
- Recidiverende cholangitis bij PSC
Geen andere opties

93
Q

Noem de symptomen van gevorderde leverziekte.

A

Icterus
Hepatomegalie
Vergrote galblaas
Splenomegalie
Ascites
Spider naevi
Encefalopathie
Sarcopenie

94
Q

Wat is dodelijker? Gecompenseerde cirrose of gedecompenseerde cirrose?

A

Gedecompenseerde cirrose

95
Q

Welke criteria wordt er gebruikt bij ALF als indicatie voor LTx?

A

King’s criteria

96
Q

Welke criteria wordt er gebruikt bij Gedecompenseerde cirrose als indicatie voor LTx?

A

CTP en labMELD

97
Q

Welke criteria wordt er gebruikt bij HCC als indicatie voor LTx?

A

Milaan criteria, cirrose met portale hypertensie

98
Q

Welke criteria wordt er gebruikt bij PSC met cholangitis als indicatie voor LTx?

A

> 2 x episode binnen 6 maanden

99
Q

Wat zijn 4 psychosociale contra-indicaties voor LTx?

A

Actief gebruik van alcohol en drugs
Niet therapietrouw
Psychiatrisch ziektebeeld
Geen ingezetene van Nederland

100
Q

Groot bloedverlies kan optreden bij het vrijprepareren van de zieke lever. Noem 3 oorzaken.

A

Een gestoorde stollingsstatus
Portale hypertensie
Adhesies

101
Q

Waar is er allemaal progressieve disregulatie van tijdens de anhepatische fase?

A

Het zuur/base evenwicht (metabole acidose)
De calciumhuishouding (hypocalciëmie)
De stollingsfactoren (verslechterde stolling)
De temperatuur (afkoeling)

102
Q

Welke twee technieken zijn er voor LTx?

A

Klassiek (cava vervangend)
Piggy-back

103
Q

Wat is het zogenaamde reperfusiesyndroom?

A

Kortdurende hypotensie, bradycardie en acute rechtsbelasting van het hart die optreed na het aansluiten van de donorlever.
Hyperkaliëmie en/of hypocalciëmie kan hierbij ook optreden

104
Q

Hoe wordt de allocatie van een lever gebaseerd?

A

Op basis van medische urgentie (MELD)

105
Q

Noem 2 Calcineurine inhibitors

A

Tacrolimus
Ciclosporine

106
Q

Noem 2 proliferatie inhibitors.

A

Azathioprine
MMF

107
Q

Noem 2 m-TOR inhibitors.

A

Sirolimus
Everolimus

108
Q

Noem een IL-2 receptor blokker.

A

Basiliximab

109
Q

Noem een anti-CD80/86 medicijn.

A

Belatacept

110
Q

Noem een anti-CD52 medicijn

A

Alemtuzumab

111
Q

Wat zijn de taken van een anesthesioloog tijdens transplantatie chirurgie?

A

Monitoring and supporting vital functions
Maintaining appropriate depth of anesthesia
Managing fluid therapy & blood transfusions

112
Q

Wat zijn allo-antigenen?

A

Alle antigenen die verschillen tussen individuen van hetzelfde soort

113
Q

Wat voor loci zitten er op MHC klasse 1?

A

A, B en C

114
Q

Wat voor loci zitten er op MHC klasse 2?

A

DP, DQ en DR

115
Q

Hoe werkt de directe allo-antigeen presentatie?

A

De T-cel van de ontvanger herkent intact donor HLA op een donor APC

116
Q

Hoe werk de indirecte allo-antigeen presentatie?

A

De T-cel van de ontvanger herkent een peptide of donor HLA gepresenteerd in een ontvanger HLA molecuul op een ontvanger APC

117
Q

Hoe werkt de semi-directe allo-antigeen presentatie?

A

De APC van de ontvanger krijgt een intacte donor HLA, welke herkent wordt door de T-cel van de ontvanger.

118
Q

Wat is de maximale ischemie tijd van de Lever en pancreas?

A

5 - 10 uur

119
Q

Wat is de maximale ischemie tijd van de nier?

A

24 uur

120
Q

Welke weefsels kunnen er gedoneerd worden?

A

Oogweefsel
Huid
Hartkleppen
Botweefsel, kraakbeen, pezen
Bloedvaten

121
Q

Welke twee basis principes zijn er bij orgaan preservatie?

A

Temperatuur effect:
- Provide hypothermia –> Decrease metabolism
Storage solution effect:
- Prevent cellular swelling –> impermeants, colloids
- Avoid biochemical injury –> scavengers

122
Q

Noem 4 soorten orgaan perfusie.

A

Hypothermic machine perfusion (HMP)
Hypothermic Oxygenated perfusion (HOPE)
Normothermic O2 machine perfusion (NMP)
Normothermic O2 regional perfusion (NRP)

123
Q

Noem 5 voordelen van levende nierdonatie

A

Meer kans op preëmptieve transplantatie
Levende donor nieren doen het beter
Levende donor nieren doen het langer
Complexere patiënten te transplanteren
Geplande operatie

124
Q

Noem de 4 fasen van Multi Orgaan Donatie operatie.

A

Toegang en beoordeling
Mobiliseren en perfusie
Orgaanuitname
Sluiten

125
Q

Wat is de volgorde van uitname van organen bij Multi Orgaan Donatie?

A

Hart, Longen, Dunne Darm, Lever, Pancreas, Nieren

126
Q

Wat is een shunt?

A

Mismatch tussen ventilatie en perfusie
Waarbij er wel perfusie is, zonder ventilatie

127
Q

Noem twee soorten shunts

A

Anatomische shunt
- Rechts > Links shunt intracardiaal
- AV malformaties
Niet-anatomische shunt
- Door opvulling van alveoli
- Door afsluiting luchtweg

128
Q

Wat is dode ruimte ventilatie?

A

Mismatch tussen ventilatie en perfusie
Waarbij er wel ventilatie is maar geen perfusie

129
Q

Hoe kan een type 1 respiratoire insufficientie ontstaan? (Hypoxemie)

A

Hypoventilatie
Shunt
Dode ruimte ventilatie
V/Q mismatch
Lage geïnspireerde pO2

130
Q

Wat zijn de kenmerken van een type 2 respiratoire insufficientie? (Hypercapnie)

A

Hypoventilatie
Gaat altijd gepaard met hypoxemie
Verhoogde dode ruimte ventilatie
pH afhankelijk van HCO3
HCO3 afhankelijk van duur

131
Q

Wat is de Suprise question?

A

Woud you be suprised if this patient will die within this year?

132
Q

Wat zijn de karakteristieke afwijkingen in een nierbiopt bij TCMR?

A

Interstitieel filtraat
tubulitis
vasculitis / arteritis

133
Q

Wat zijn de karakteristieke afwijkingen in een nierbiopt bij ABMR?

A

Glomerulitis
Peritubulaire capillaritis
vasculitis / arteritis
C4d depositie

134
Q

Wat is de eerstelijnsbehandeling voor TCMR?

A

3 dagen methylprednisolon 500-1000 mg/dag

135
Q

Noem 3 nierziekten waarbij het complementsysteem een belangrijke rol speelt.

A

HUS
C3 glomerulopathie
ABMR

136
Q

Uit welke drie geneesmiddelen bestaat de standaard immunosuppressie?

A

Prednison
calcineurineremmer
MMF

137
Q

Noem de belangrijkste bijwerkingen van prednison

A

Hypertensie
Haargroei
Diabetes
Spierzwakte
Overgewicht
Verhoogd cholesterol

138
Q

Noem de belangrijkste bijwerkingen van calcineurineremmers? (tacrolimus, cyclosporine)

A

Hypertensie
Diabetes
Nefrotoxisch
Zenuwschade
Verhoogd cholesterol

139
Q

Noem de belangrijkste bijwerkingen van MMF

A

Gestoorde leverwaarden
Remming beenmerg
Buikklachten / diarree

140
Q

Wat zijn de taken van Mono - Mf en DC in transplantatie?

A

Graft rejection
Repair
Injury
Inflammation

141
Q

Wat is het verschil tussen immature en mature Dendritische cellen?

A

Immature –> Gespecialiseerd in het herkennen van antigenen en opnemen van antigenen
Mature –> Gericht op antigeen presentatie en T-cel activatie

142
Q

Wanneer is een nierbiopt adequaat volgens Banff?

A

Minimum 7 glomeruli en 2 arteriën te zien.

143
Q

Welke verschillende soorten biomarkers zijn er?

A

Moleculair (Glucose)
Histologisch (Kankergraad)
Radiografisch (Botmineraaldichtheid)
Fysiologisch (Bloeddruk)

144
Q

Wat zijn de eisen aan een ideale biomarker?

A

Niet-invasief
kosten effectief
snel en eenvoudig meetbaar
Hebben hoge specifiteit en sensiviteit

145
Q

Noem 3 verschillende T-celtypes.

A

Helper T-cellen (CD4+)
Cytotoxische of killer T-cellen (CD8+)
Regulatoire T-cellen (Tregs)

146
Q

Noem 4 functies van B-cellen.

A

Antistof productie (na uitrijping tot plasmacel)
Cytokine productie (pro- en anti-inflammatoir)
Antigeen-presentatie
Vorming van ectopische lymfoide structuren (ELS)