2B3 Flashcards

1
Q

Waar begint vasculitis van de grote vaten?

A

Aan de buitenkant, de adventitia.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is het vasa vasorum?

A

Kleine bloedvaten in de adventitia, die de adventitia van voedingstoffen voorzien.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Noem twee voorbeelden van vasculitis van de grote vaten

A

Arteriitis temporalis / reuscel arteriitis
Ziekte van Takayasu

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Noem de pathogenese en symptomen van Arteriitis temporalis

A

Ontsteking van het bloedvat aan de zijkant van het hoofd, welke voornamelijk voorkomt bij ouderen

Symptomen: Hoofdpijn en visusproblemen (met kans op blindheid)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Noem een algemeen en een specifiek medicijn die gebruikt worden bij auto immuunziekten.

A

Algemeen: Prednison
Specifiek: Tocilizumab - Een IL-6 remmer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Noem twee voorbeelden van vasculitis van de middelgrote vaten:

A

Polyarteritis nodosa
Ziekte vab Kawasaki

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Geef de kenmerken van Polyarteritis nodosa.

A

Betrokkenheid: Hart, Zenuwstelsel, Tractus digestivus, huid
Sterke associatie met hepatitis B
Diagnostiek: speciale criteria waaronder Livedo Reticularis (netvormige cyanotische verkleuring), aanwezigheid van hepatitis B infectie en angiografie (typisch: kralensnoer)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Geef de kenmerken van de Ziekte van Kawasaki.

A

Meestal bij kinderen jonger dan 9 jaar.
Vasculitis van de coronairen: ischemie, aneurysma, vernauwing.
Symptomen: huiduitslag, kwijlen, aardbeien tong en hige koorts
Virale verschijnselen die ontstaan en dan weer verdwijnen, maar gevolgd worden door een hartinfarct.
Behandeling: immunoglobuline

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoe ontstaan immuuncomplex gemedieerde vasculitis van kleine vaten?

A

Dit ontstaat door overmatige productie van immuuncomplexen. Macrofagen, die deze horen af te breken, raken verzadigd, waardoor de immuuncomplexen neerslaan op de vaatwand van een bloedvat en veroorzaken een ontsteking. In de kleinere vaten is een lagere flow, waardoor ze daar vastlopen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Noem 3 voorbeelden van immuuncomplex gemedieerde vasculitis van kleine vaten.

A

Hyper sensitivity vasculitis
Henoch-Schönlein (IgA vasculitis)
Cryoglobulinemie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zijn de kenmerken van Hyper sensitivity vasculitis?

A

Immuuncomplex gemedieerde vasculitis van de kleine vaten.
Oorzaak: Geneesmiddelen Toxiciteit
Betrokkenheid van met name de huid
Histologie: IgA-depositie, aanwezigheud van complement, endotheelcellen en neutrofiele granulocyten
Behandeling: stoppen medicatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Noem de kenmerken van Henoch-Schönlein (IgA vasculitis)

A

Immuuncomplex gemedieerde vasculitis van de kleine vaten.
Oorzaak: infectie (meestal streptokokken)
Met name bij kinderen
Betrokkenheid van nieren, tractus digestivus en huid (huiduitslag met name in de onderbenen, wegens lage temperatuur daar en de zwaartekracht)
Behandeling: expectatief beleid, eventueel NSAID’s

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Noem de kenmerken van Cryoglubulinemie

A

Immuuncomplex gemedieerde vasculitis van de kleine vaten.
Antistoffen gericht tegen antistoffen, die neerslaan als het koud is en oplossen als het warm is.
Met name de huid van de neus, oren en handen zijn aangedaan.
Betrokkenheid: huid, zenuwen, nieren
Associatie met hepatitis B
Behandeling: voorkom kou, immuunsuppressie, behandeling onderliggende hepatitis C

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Noem drie voorbeelden van ANCA-geassocieerde vasculitis van de kleine vaten.

A

Eosinofiele granulomatose polyangiitis (EGPA)
Granulomatose met polyangiitis (GPA)
Microscopisch polyangiitis.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn ANCA’s?

A

Anti-Neutrofiele Cytoplasmatische Antistoffen. Dit zijn antistoffen gericht tegen een antigeen in het cytoplasma van neutrofiele granulocyten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is GBS?

A

Guillain-Barre Syndroom.
GBS is een acute, post-infectieuze polyradiculoneuropathie (= beschadiging van perifere zenuwen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wanneer ontstaat GBS?

A

Na een Campylobacter Jejuni infectie of na vaccinatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Tussen welke twee varianten van GBS wordt onderscheid gemaakt?

A

Motore GBS: enkel motorische stoornissen (geen gevoels stoornissen)
Miller-Fisher syndroom (MFS): gekenmerkt door ophthalmoplegie (verlamming van de oogbolmotoriek), ataxie (coördinatie stoornissen) en areflexie (afwezigheid van reflexen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Hoe is de diagnostiek van GBS?

A

Lumbaalpunctie: voornamelijk om andere oorzaken van verlamming uit te sluiten.
Feceskweken: infectie met campylobacter aantonen
EMG-onderzoek: geleiding van zenuwen testen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Hoe ontstaat endocarditis

A

Endocarditis begint met schade aan het endotheel van het endocard. Hier ontstaan deposities van trombocyten en fibrines (niet bacteriele trombotische endocarditis). Wanneer er vervolgens een bacterie ontstaat, kunnen deze hechten aan de trombus en vervolgens gaan groeien. Op deze manier ontstaan een vegetatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Noem 4 risicofactoren voor een endocarditis

A

Afwijkende (aangeboren) hartklep
Aanwezigheid van een pacemaker
Aanwezigheid van een kunstklep
Endocarditis in de voorgeschiedenis.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Ik welke 2 groepen kan endocarditis worden verdeeld?

A

Acute endocarditis:
- Fulminant beloop
- Hoge koorts
- systemische toxiciteit
- Snel levensbedreigend

Subacute endocarditis:
- Traag indolent beloop
- Subfebriele temperatuur
- Vage systemische klachten (nachtzweten, gewichtsverlies)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat zijn de twee hoofdcriteria bij endocarditis volgens de Duke criteria?

A

Positieve bloedkweek met;
- karakteristieke micro organismen (tweemaal) of;
- Ander micro-organismen (drie keer of twee keer met 12 uur interval)

Positief echocardiogram;
- Vegetatie, abces, loslaten kunstklep of een nieuw klepgeruis.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Wat zijn de 6 nevencriteria bij endocarditis volgens de Duke criteria?

A

Predispositie ( hartafwijking of intraveneus drugsgebruik)
Temperatuur > 38 graden
Vasculaire afwijkingen (Janeway laesie, Roth’s spot)
Immunologische afwijkingen (Osler Noduli, reumafactor, glomerulonefritis)
Overige microbiologische/serologische aanwijzingen
Niet karakteristieke echografische hartafwijkingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Wat zijn de meest voorkomende verwekkers van endocarditis?

A

Staphylococcus aureus
Staphylococcus epidermis (kunstklep)
Vergroenende streptokokken (Subacuut)
Enterococcus faecalis (Subacuut)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Wanneer spreken we van een pneumonie en niet van een bronchitis?

A

Wanneer ook het longweefsel ontstoken is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Wat zijn de typische verwekkers van een pneumonie?

A

Streptococcus Pneumoniae
Haemophilius influenzae
Moraxella catarrhalis
Staphylococcus aureus
Klebsiella
E. coli
Anaeroben

28
Q

Wat zijn de meest voorkomende atypische verwekkers van een pneumonie?

A

Legionella
Mycoplasma
Chlamydia Pneumoniae
Chlamydia psitacci
Coxiella burnettii

29
Q

Wat is de behandeling van een pneumonie met een atypische verwekker?

A

Azitromycine.

30
Q

Wat zijn de veelvoorkomende virale verwekkers van een pneumonie?

A

Influenza A of B
SARS-CoV-2
Parainfluenzavirus
Adenovirus

31
Q

Hoe werkt de CURB-65-score?

A

Één punt per regel:
Confusion
Ureum > 7
Respiratory rate > 28/min
Bloeddruk systolisch < 90 mmHg of diastolisch < 60 mmHg
65 jaar of ouder

32
Q

Wat is een een Community Acquired Pneumonia? (CAP)

A

Een pneumonie die opgelopen is buiten het ziekenhuis.

33
Q

Wat is de behandeling van een PJP?

A

Een hoge dosering cotrimoxazol (trimethoprim + sulfamethoxazol) per os of intraveneus.
Bij patiënten met een lage SpO2 wordt ook steroïden gegeven.

34
Q

Waardoor wordt een bronchiolitis bij kinderen vaak veroorzaakt?

A

Respiratoir Syncytieel virus (RSV)

35
Q

Wat zijn de belangrijkste bacteriele verwekkers van lage luchtweginfecties bij kinderen?

A

Streptococcus Pneumoniae
Mycoplasma
Haemophilus Influenzae
Moraxella catarrhalis
Staphylococcus aureus
Wereldwijd: Mycobacterium tuberculosis

36
Q

Wat zijn de belangrijkste virale verwekkers van lage luchtweginfecties bij kinderen?

A

RSV (Respiratoir Syncytieel Virus)
Parainfluenzavirus
Influenzavirus
Adenovirus
Humaan metapneumovirus
Wereldwijd: SARS-CoV-2

37
Q

Wat is Sarcoïdose?

A

Een ontstekingsziekte die zich kenmerkt door niet-necrotiserende granulomen met een onbekende oorzaak.

38
Q

Wat zijn de klinische kenmerken / symptomen van sarcoïdose?

A

Vermoeidheid, anorexie, gewichtsverlies, griep, dyspneu, retrosternale pijn op de borst, hoesten en eventueel orgaanspecifieke klachten.

39
Q

Wat zie je bij een neurosarcoïdose?

A

Granulomen in het brein en in perifere zenuwen.

40
Q

Wat zie je bij een oculaire sarcoïdose?

A

Een vasculitis en granulomen in het oog

41
Q

Wat zie je bij een chronische sarcoïdose?

A

lupus pernio (rode, fibroserende neus)

42
Q

Waarom hebben patiënten met een sarcoïdose vaak een verhoogd calcium?

A

De macrofaag in een granuloom 25-hydroxy-vitamine D omzet in 1,25-dihydroxy-vitamine D.

43
Q

Wat zijn de vier stadia van sarcoïdose in de longen?

A
  1. bihilaire lymfadenopathie (60-80% gaat in remissie)
  2. Bihilaire lymfadenopathie inclusief aangedaan longparenchym (50-60% gaat in remissie)
  3. Alleen het longparenchym is aangedaan (<30% gaat in remissie)
  4. Fibrosering (permanent)
44
Q

Wanneer wordt er gesproken van APS (Antifosfolipiden syndroom)?

A

Bij recidiverende arteriële en/of veneuze trombose of recidiverende vruchtdood, in combinatie met antifosfolipiden-antistoffen.

45
Q

Waar is bij het syndroom van Sjögren per definitie sprake van?

A

Dagelijkse hinderlijke last van ogen en/of mond

46
Q

Via welke criteria vind de diagnostiek plaats van het syndroom van Sjögren?

A

ACR-EULAR 2017 criteria

47
Q

Noem de 6 functies van de huid

A

Barriérefunctie
Handhaving interne milieu
Doorgeven van signalen
Vitamine D aanmaak
Opslagplaats voor energie
Intermenselijk contact

48
Q

Welke twee soorten pigment/melanine heb je in de epidermis?

A

Eumelanine (dominant bij bruin/zwart haar)
Phenomelanine (dominant bij blond/rood haar)

49
Q

Welke drie soorten cellen bestaat de epidermis uit?

A

Keratinocyten
Melanocyten
Langerhanscellen

50
Q

Waar staat PROVOKE voor en waarvoor wordt het gebruikt?

A

PROVOKE wordt gebruikt om huidafwijkingen te beschrijven;
Plaats
Rangschikking
Omvang
Vorm
Omtrek
Kleur
Efflorescenties

51
Q

Noem de primaire efflorescenties

A

Erytheem: wegdrukbare roodheid
Macula: verandering van huidskleur zonder verhevenheid van de huid
Purpura: niet-wegdrukbare roodheid
Papel: verhevenheid van de huid van < 1 cm niet gevuld met pus
Nodulus: verhevenheid dieper gelegen dan een papel van < 1 cm
Tumor: verhevenheid dieper gelegen dan een paper van > 1 cm
Urticaria: Jeukende, rode bulten
Vesikel: blaasje gevuld met helder vocht
Pustel: blaasje gevuld met pus

52
Q

Noem 6 secundaire efflorescenties

A

Squamae: schilfers
Crusta: ingedroogde secreties met korstjes
Excoriaties: krabeffecten
Ulcus: defect van de huid
Lichenificatie: dikkere huid
Fissuur: kloof of scheur

53
Q

Wat zijn de drie fasen van wondgenezing?

A
  1. Inflammatoire fase: max. twee weken, hier vinden de vasculaire en de cellulaire respons plaats.
  2. Proliferatieve fase: kan maanden duren, bestaat onder andere uit re-epithelialisatie van het huidoppervlak en nieuwe vaatvorming.
  3. Remodelleer fase: kan tot een jaar of zelfs langer duren, bestaat uit het herschikken van de collageenvezels en atresie van de bloedvaatjes.
54
Q

Hoe noem je uitslag op de slijmvliezen? (mond, maagdarmkanaal)

A

Enantheem

55
Q

Wat zijn de klassieke exanthemen?

A

1e ziekte: mazelen/paramyxovirus
2e ziekte: Roodvonk/Beta-hemolytische streptokok (groep A)
3e ziekte: Rode hond/rubella
5e ziekte: Erythema infectiosum / Humaan parvovirus B19
6e ziekte: Exanthema subitum / HUmaan herpesvirus type 6
Varicella: Waterpokken / Varicella virus

56
Q

Wat zijn de symptomen bij Morbus Behcet?

A

Orale ulcera (100%)
Genitale ulcera
Huidafwijkingen
Oogproblemen
Positieve pathergietest
Neurologische symptomen
Artritis
Vasculitis

57
Q

Welke drie processen staan bij systemische sclerose (sclerodermie) centraal?

A

Immuuncelactivatie: leidend tot de productie van auto-antistoffen en inflammatie
Endotheeldysfunctie: leidend tot vasculopathie
Fibrosering: leidend tot orgaandisfunctie.

58
Q

Welke twee vormen van systemische sclerose zijn er?

A

Gelimiteerde systemische sclerose
Diffuse systemische sclerose

59
Q

Wat zijn de kenmerken van Impetigo vulgaris?

A

Het bevind zich in het stratum corneum
90% S. aureus, 10% S. pyogenes
Erg besmettelijk, komt voor bij jonge kinderen
Er worden goud gele korsten rond de mond gezien, belangrijk is dat deze er af worden gewassen.
Bij Groep A streptokokken wordt systemisch behandeld.

60
Q

Wat zijn de kenmerken van ecthyma ulcus?

A

Dit zijn specifieke ulcera in de huid en worden meestal veroorzaakt door streptokokken of PVL-positieve S. aureus. De ulcera zijn een diepere, meer necrotiserende variant van impetigo.

61
Q

Wat zijn de kenmerken van Folliculitis?

A

Het is een oppervlakkige ontsteking van het haarzakje
Meestal veroorzaakt door S. aureus.
Het uit zich met pijnlijke, polymorfe pustels met erytheem.

62
Q

Wat is een furunkel?

A

Een steenpuist. Meestal veroorzaakt door S. aureus.

63
Q

Wat zijn de kenmerken van erysipelas?

A

Het is een ontsteking in de hele dermis, door tot in de oppervlakkig subcutis.
Meestal veroorzaakt door pyogene streptokokken
Klinische presentatie: Scherp begrensd erytheem, oedeem, induratie, warm aanvoelende huid.
Ontstaat acuut

64
Q

Wat zijn de kenmerken van cellulitis?

A

Ontsteking van de dermis en subcutis
Minder scherp begrensd erytheem
Subacuut tot chronisch beloop
Verwekkers: Streptokokken, S. aureus, Haemophilus Influenzae

65
Q

Welke virale huidinfecties zijn er?

A

Herpes Simplex Virus type 1 en 2
Varicella zostervirus
Humaan papillomavirus
Molluscum-contagiosumvirus (waterwratjes)

66
Q

Wat is een klep vitium?

A

Een hoorbare klepafwijking bij auscultatie

67
Q
A