Middelenverslaving Flashcards

1
Q

Wat zijn de veranderingen in de adolescentie die te maken hebben met middelengebruik?

A
  • Minder tijd doorgebracht met ouders: toename in autonomie en onafhankelijkheid, meer tijd met vrienden doorgebracht
  • hormonale veranderingen, waardoor gevoeliger voor sociale prikkels
  • ontwikkeling van de hersenen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is het vier-fasen model bij middelengebruik?

A
  1. experimenteren
  2. veelvuldig/ongecontroleerd gebruik
  3. misbruik
  4. verslaving
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Determinanten risicovol gedrag

A
middelengerelateerde factoren:
- ander middelengebruik
- attitude t.o.v. middelengebruik
- beschikbaarheid van middelen
Intrapersoonlijke factoren:
- erfelijke aanleg
- impulsiviteit, spanningsbehoefte
- psychopathologie
Interpersoonlijke factoren:
- omgaan met deviante peers
- familie-invloeden/opvoeding
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

DSM-5 verslaving

A
  1. verlies van controle
    - meer/langer gebruik dan de bedoeling was
    - aanhoudende wens om gebruik te minderen
    - veel tijd besteden aan verkijgen, gebruiken, herstellen
    - craving/trek
  2. beperkingen sociaal gebbied
    - niet aan verplichtingen voldoen
    - gebruik ondanks sociale problemen
    - belangrijke bezigheden opgeven voor gebruik
  3. risicovol gebruik
    - herhaaldelijk gebruik in fysiek gevaarlijke situaties
    - continueren van gebruik ondanks gezondheidsproblemen
  4. farmocologische effecten
    - tolerantie
    - onthoudingsverschijnselen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

overeenkomsten middelen en gokverslaving

A
  • fenotype
  • hersengebieden die geactiveerd worden
  • genetische factoren
  • risicofactoren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

pathologisch gokken

A
  1. verlies van controle
  2. beperkingen op sociaal gebied
  3. farmocologische gevolgen
  4. specifieke criteria (na verlies proberen terug te winnen, liegen over gokken, rekent op anderen voor schuld, gokken om problemen te vermijden)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

het gataway model

A

het gebruik van lichte middelen gaat vooraf aan gebruik van zware middelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

comorbiditeit verslavingsstoornissen

A
  • cannabis: antisociaal en crimineel gedrag

- middelengebruik: gedragsstoornissen en depressie, ADHD, bipolaire stoornis, angststoornis, suïcidaliteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Waarom is de diagnostiek van verslavingsstoornissen complex?

A
  • beloop is geleidelijk
  • neiging problemen te ontkennen
  • problemen met meerdere middelen
  • comorbiditeit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Prevalentie verslaving

A
  • alcoholmisbruik: 8.8%
  • alcoholonafhankelijkheid: 3.3%
  • cannabis: 13-18%
  • gok/internetverslaving: 3%
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Welke behandelingen zijn effectief voor middelenverslaving?

A
  • CGT
  • multidimensionale familie therapie (psycho educatie, multiverhogende interventies, CGT, aandacht voor problemen op verschillende levensgebieden)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

wat is de breinontwikkeling in de adolescentie (middelenverslaving)?

A
  • rijp en sensitief motivationeel/emotie systeem
  • onrijp controle systeem
  • > intense emoties/stemmingswisselingen, sensation seeking/riskant gedrag
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Sensation seeking

A
  • opzoeken van nieuwe en belonende ervaringen
  • sterke reactie op nieuwe en belonende ervaringen
  • lagere inschatting van risico’s
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

verslaafd raken - neuro-adaptatie

A
  • sensitisatie: eerder denken en verlangen naar drug

- down-regulatie: meer van middel nodig hebben

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

duale procesmodel middelenverslaving

A
  • impulsieve processen (emoties, korte termijn)

- reflectieve processen (executieve functies, lange termijn)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

wat zijn de clusters van symptomen bij middelenverslaving?

A
  1. verlies van controle
  2. beperkingen op sociaal gebied
  3. risicovol gedrag
  4. farmocologische gevolgen
17
Q

Verschil jongens en meisjes middelenverslaving

A

Doorsnee gebruik even vaak bij jongens als meisjes. Zwaar gebruik vaker bij jongens.