M4 Voc Partie 2 NL-FR Flashcards

1
Q

(aan)vullen, onderbouwen

A

étoffer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

(een korting) toestaan

A

accorder p.ex. une réduction

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

(h)erkennen, hier : erkennen

A

reconnaître

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

aanzetten tot

A

inciter à

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

afkomstig zijn van, voortkomen uit

A

provenir de

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

belang hechten aan

A

accorder de l’importance à

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

beloven

A

Promettre

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

bereid zijn iets te doen

A

être disposé à

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

beschikbaar

A

Disponible

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

bestellen

A

Commander

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

betreuren, spijt hebben

A

être désolé/regretter

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

bevoorrechten, bevoordelen, voorrang geven aan

A

privilégier

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

bijdragen (tot)

A

contribuer (à)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

bloem

A

de la farine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

bruisend, pittig

A

pétillant(e)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

dagelijks

A

quotidien, quotidienne

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

de boekhouding

A

la comptabilité

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

de dosering

A

le dosage

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

de opneming, integratie

A

l’insertion (f)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

de raad van bestuur

A

le conseil d’administration

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

de smaak

A

la saveur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

de vervaldatum

A

une date d’échéance

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

dringend

A

d’urgence

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

dringend

A

urgent, urgente

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
een afdruk (bvb. écologische voetafdruk, vingerafdruk)
une empreinte
26
een afscheidscadeau
un cadeau d’adieu
27
een alternatief
une alternative
28
een berekening
un calcul
29
een bijdrage
une contribution
30
een contract
un contrat
31
een creditnota
une note de crédit
32
een dertigjarige
un, une trentenaire
33
een doelgroep
un public-cible
34
een doos
une boîte
35
een goed doel, een goede zaak
une bonne cause
36
een grondstof
une matière première
37
een handeling, transactie
une opération
38
een herinnering
un rappel
39
een jeugdbeweging
un mouvement de jeunesse
40
een koekje
un biscuit
41
een medewerker, een medewerkster
un collaborateur, une collaboratrice
42
een ondergeschikte
un subordonné = un subalterne
43
een onderhandeling
une négociation
44
een ontwerper, designer
un concepteur, une conceptrice
45
een organogram
un organigramme
46
een overschot
un excédent
47
een partnerschap
un partenariat
48
een relatiegeschenk
un cadeau d’affaires
49
een saldo
un solde
50
een speelgoedje
un jouet
51
een tekening
un dessin
52
een vereniging
une association
53
een vertraging
un retard
54
een voertuig
un véhicule
55
een vzw (vereniging zonder winstoogmerk)
une asbl = une association sans but lucratif
56
een wereld, universum
un univers
57
een werkwijze
un procédé
58
gedurende (een hele periode)
tout au long de
59
handels-/commercieel/verkoops-
commercial, commerciale, commerciaux,commerciales
60
hartstocht, passie of opwelling
un coup de cœur
61
herwaarderen
revaloriser
62
het ontwaken, de ontwikkeling
un éveil
63
het verloop
un déroulement
64
hoffelijk
courtois
65
iemand herinneren aan iets
rappeler qqch à qqn
66
kenmerken
caractériser
67
kleurrijk
haut(e) en couleur
68
landen, hier: belanden
atterrir
69
laten, afzien van
se passer de
70
leveren
Livrer
71
medeplichtig (ook in positieve zin: samenspannen)
complice
72
mengen
mélanger
73
met betrekking tot
au sujet de
74
met betrekking tot, in vergelijking met
par rapport à
75
met pensioen gaan
prendre sa retraite
76
nakijken
Vérifier
77
onbeantwoord blijven
rester sans réponse
78
onder andere
entre autres
79
ondergaan
subir
80
ondergeschikt
subalterne = subordonné
81
onderweg zijn
être en route
82
onderzoeken
examiner
83
ongewoon, merkwaardig
insolite
84
ontvangen, in ontvangst nemen
Réceptionner
85
ontwerpen
concevoir
86
onweerstaanbaar
irrésistible
87
op maat
sur mesure
88
optimaliseren
optimiser
89
overlopen
parcourir
90
overschrijven
Virer
91
overtollig, extra
Excédentaire
92
passend
adéquat, adéquate
93
plaatsvinden, gebeuren
avoir lieu
94
Plannen
Planifier
95
slim, scherpzinnig
astucieux/-se
96
smaakvol
savoureux, savoureuse
97
starten, aanvatten
entamer
98
superviseren, toezicht houden
superviser
99
tarwe
du blé
100
ten gunste van, ten voordele van
en faveur de
101
terugzenden ; ontslaan
Renvoyer
102
toekennen, verlenen
accorder
103
uiterlijk, ten laatste
au plus tard
104
uitwerken
élaborer
105
van kracht worden,in werking treden, ingaan
entrer en vigueur
106
van kracht zijn
être en vigueur
107
vaststellen
Constater
108
vergoeden
rémunérer
109
verrassen
surprendre
110
verstrijken
s’écouler/dépasser
111
vertederend, innemend
attachant(e)
112
vertraging oplopen
prendre du retard
113
wijden aan, opdragen aan
dédier (à)
114
winstgevend, lucratief, rendabel
rémunérateur, rémunératrice
115
zich ontplooien
s’épanouir
116
zich verontschuldigen
s’excuser
117
zich verwonderen over/verwonderd zijn
s’étonner/être étonné
118
ziek worden
tomber malade
119
zijn verantwoordelijkheid nemen
assumer sa responsabilité
120
zijn weg voortzetten, komen tot
s’acheminer
121
zorgvuldig selecteren
trier sur le volet