M4 Phrases Téléphonique NL-FR Flashcards
Altijd tot uw dienst
Toujours à votre service
Bel je mij?
Tu me donnes un coup de fil? /tu me téléphones?/ tu m’appelles?
Blijf aan de lijn aub.
Restez au bout du fil/restez en ligne/ne quittez pas, svp
Dat is zeer vriendelijk van u
C’est très aimable/gentil de votre part
Dat moet een vergissing zijn!
Cela doit être une erreur
De directeur is afwezig
Le directeur est absent
De lijn is bezet
La ligne est occupée
De lijn is sterk gestoord.
La ligne est fort brouillée.
De verbinding is zeer slecht
La communication est très mauvaise.
Dhr Mangin zal rond 14u op kantoor zijn
Monsieur Mangin sera à son bureau vers
Dhr. Bottin houdt zich niet meer bezig met die dienst.
Monsieur Bottin ne s’occupe plus de ce service.
Een beetje geduld, aub
Veuillez patienter un instant/un instant svp
Er zit een storing op de lijn, denk ik.
Il y de la friture sur la ligne, je crois
Graag gedaan
Il n’y a pas de quoi/de rien
Graag gedaan.
De rien/il n’y a pas de quoi.
Haak in en bel terug, aub!
Raccrochez et rappelez, svp!
Heeft hij uw nummer?
Est-ce qu’il a votre numéro ?
Heeft u al nieuws over mijn bestelling ?
Avez-vous déjà des nouvelles de ma commande?
Het diensthoofd woont momenteel een congres bij.
Le chef de service assiste à un congrès pour le moment.
Het is niet erg.
Ce n’est pas grave.
Het nummer is 02-492.76.15
Le numéro est le zéro deux, quatre cent quatre-vingt-douze, soixante-seize, quinze
Het nummer is 09/377.85.16
Le numéro est le zéro neuf, trois cent soixante-dix-sept, quatre-vingt-cinq, seize
Het spijt me
Je suis navré/désolé/je regrette
heures. 14. U kan hem maar bereiken vanaf morgen
Vous ne pouvez l’atteindre qu’à partir de demain.
Hij is altijd bereikbaar.
Il est toujours joignable
Hij is de hele dag afwezig
Il est absent toute la journée
Hij is erg druk bezig
Il est très occupé
Hij is in gesprek.
Il est en conversation
Hij is in het buitenland tot morgen
Il est à l’étranger jusqu’à demain
Hij is in vergadering.
Il est en réunion
Hij is in ziekteverlof
Il est en congé de maladie
Hij is net vertrokken
Il vient de partir
Hij is op zakenreis
Il est en voyage d’affaires
Hij mag nu niet gestoord worden
Il ne peut être dérangé pour le moment
Hij neemt de hoorn op.
Il décroche
Hij weet waarover het gaat
Il sait de quoi il s’agit
Hoort u me nu beter?
Vous m’entendez mieux maintenant?
Ik bel in naam van Mevrouw Cannier.
J’appelle au nom de Madame Cannier
Ik bel u terug in de loop van de namiddag.
Je vous rappelle dans le courant de l’après-midi.
Ik bel vanwege de directeur
J’appelle de la part du directeur
Ik haak in en bel u onmiddellijk terug.
Je raccroche et je vous rappelle tout de suite
Ik heb me van nummer vergist.
Je me suis trompé de numéro.
Ik hoor u zeer slecht!
Je vous entends très mal.
Ik kan een boodschap aannemen.
Je peux prendre un message.
Ik kan mijn collega niet vinden.
Je ne peux pas trouver mon collègue
Ik kan u zijn vervanger doorgeven.
Je peux vous passer son remplaçant.
Ik laat het hem weten van zodra hij binnenkomt
Je lui fais savoir dès qu’il rentre.
Ik moet dringend iemand opbellen
Je dois appeler qq d’urgence (téléphoner à qq)
Ik moet een aantal zaken opzoeken.
Je dois faire quelques recherches.
Ik neem nota, zegt u maar.
Je prends note, dites-moi.
Ik verbind u door met de dienst
Je vous passe le service
Ik werd opgehouden.
J’ai eu un empêchement.
Ik zal checken of hij in zijn bureau is.
Je vais vérifier s’il est dans son bureau
Ik zal dat ongetwijfeld doen.
Je n’y manquerai pas.
Ik zal de boodschap overmaken
Je transmettrai le message
Ik zal het nodige doen.
Je ferai le nécessaire.
Ik zit vast in de file.
Je suis bloqué dans les embouteillages.
Ik zou hem zo snel mogelijk willen spreken.
J’aimerais lui parler le plus vite possible.
Is het dringend?
C’est urgent?
Is het een gsm nummer ?
C’est un numéro de portable
Kan ik Dhr. Dubois spreken?
Puis-je parler à Monsieur Dubois?
Kan ik een boodschap nalaten?
Puis-je laisser un message?
Kan u dat herhalen?
Pouvez-vous le répéter?
Kan u dat spellen?
Pouvez-vous l’épeler?
Kan u herhalen waarover het gaat?
Pouvez-vous répéter de quoi il s’agit?
Kan u me uw personalia geven?
Pouvez-vous me donner vos coordonnées?
Kan u mij doorverbinden met de centrale?
Pouvez-vous me passer le central?
Kan u mij toestel 115 geven?
Pouvez-vous me passer le poste 115?
Kan u over een half uurtje terugbellen?
Pouvez-vous rappeler dans une demi-heure ?
Kan u wat luider spreken?
Pouvez-vous parler un peu plus fort ?
Kent u het zonenummer van Rennes?
Connaissez-vous le préfixe de Rennes?
Kunnen we de afspraak uitstellen ?
Est-ce que nous pouvons reporter (remettre/renvoyer à une date ultérieure) le rendez-vous?
Maakt u zich geen zorgen!
Ne vous inquiétez pas!
Mag ik u met zijn adjunct verbinden ?
Puis-je vous passer son adjoint?
Men vraagt mij op een andere lijn.
On me demande sur une autre ligne
Met de secretaresse van Dhr. Rolin.
Ici la secrétaire de Monsieur Rolin
Met wie heb ik de eer (met wie spreek ik)?
A qui ai-je l’honneur (c’est qui à l’appareil) ?
Met wie spreek ik?
À qui ai-je l’honneur (c’est qui à l’appareil)?
Mevrouw Dubois is gaan lunchen.
Madame Dubois est partie déjeuner (dîner)
Mevrouw Rolin kan u misschien helpen.
Madame Rolin peut peut-être vous aider
Mijn collega heeft een dagje vrijaf
Ma collègue (mon collègue) a un jour libre (a pris un jour de congé).
Mijnheer Vertez? Ja, daar spreekt u mee.
Monsieur Vertez? Oui, c’est lui-même.
Mjn collega houdt zich bezig met dat dossier
Mon collègue s’occupe de ce dossier
Om welk nummer gaat het?
De quel numéro s’agit-il?
U kan op ons rekenen!
Vous pouvez compter sur nous!
U kan steeds een boodschap nalaten op het antwoordapparaat.
Vous pouvez toujours laisser un message sur le répondeur automatique.
U zal snel nieuws van ons krijgen.
Vous aurez rapidement de nos nouvelles.
Waar is de telefoongids?
Où est l’annuaire?
Waar kan ik u mee helpen?
En quoi puis-je vous aider?
Waarover gaat het?
De quoi s’agit-il?
Wanneer kan ik haar bereiken?
Quand puis-je la joindre?
Wanneer kan ik hem bereiken?
Quand pourrais-je (puis-je) le joindre?
Wat kan ik voor u doen?
Que puis-je faire pour vous?
We sturen u een mail ter bevestiging.
Nous vous envoyons un mail (courriel) à titre de confirmation.
Welk nummer zoekt u?
Quel numéro cherchez-vous?
Zijn secretaresse houdt zijn agenda bij, maar ze is momenteel afwezig.
Sa secrétaire tient son agenda, mais elle est absente pour le moment.
Zoals overeengekomen bellen we u terug.
Comme convenu nous vous rappelons.
Zou ik Dhr. Piron kunnen spreken?
Pourrais-je parler à Monsieur Piron?
Zou ik een andere afspraak kunnen maken?
Pourrais-je fixer un autre rendez-vous?
Zou u dat passen ?
Cela vous conviendrait ?
