M3 la structuren d'un texte NL-FR Flashcards

1
Q

aan de andere kant, anderzijds, integendeel, toch, tegenover (2)

A

Par contre, en revanche

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

aan de ene kant… aan de andere kant, enerzijds… anderzijds

A

D’une part … d’autre part

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

aangezien, gezien het feit dat, gezien dat, doordat

A

Vu que

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

al met al, alles welbeschouwd, alles in acht genomen

A

Tout bien considéré

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

al met al, kortom, per slot

A

Somme toute

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

allereerst

A

Tout d’abord

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

alles in aanmerking genomen, alles bij elkaar genomen

A

Tout compte fait

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

als laatste, in laatste instantie

A

En dernier lieu

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

als, alsof, omdat, aangezien, bijvoorbeeld, waaronder, volgens

A

Comme

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

als, indien, dat, toch, anders, omdat, mits

A

Si

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

behalve, bovenop, naast, afgezien, behoudens

A

Outre

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

bijgevolg, ten gevolge, derhalve, dienovereenkomstig, hierop

A

En conséquence

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

bijgevolg, zodat, daardoor, waardoor, derhalve

A

Donc

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

bijvoorbeeld, onder meer, onder andere, zoals

A

Par exemple

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

bijzonder, vooral, zeer, speciaal, bepaald, erg, buitengewoon, uiterst

A

Particulièrement

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

bovendien, behalve, bovenop, plus

A

En plus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

bovendien, daarnaast, voorts, verder, tevens, overigens, trouwens, aanvullend

A

En outre

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

bovendien, meer, daarnaast, voorts, trouwens, daarbij

A

De plus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

daadwerkelijk, effectief, eigenlijk, feitelijk, immers

A

Effectivement

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

daadwerkelijk, effectief, werkelijk, feitelijk, echt, immers

A

Effectivement

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

daardoor, om die reden, wegens dit, derhalve

A

Pour cette raison

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

daarom, derhalve, daardoor

A

C’est pourquoi

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

daarom, om deze reden, daardoor

A

Voilà pourquoi

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

dan, daarna

A

Puis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
dankzij, via, als gevolg van, omdat
Grâce à
26
dat wil zeggen, oftewel, kortom, namelijk, anders gezegd, met andere woorden
Autrement dit
27
dien einde, daarom
À cet effet, à cette fin
28
door het feit van
Par le fait de
29
door, vanwege
À cause de
30
echt, werkelijk, erg, eigenlijk
Vraiment
31
echter, evenwel, toch, nochtans, niettemin, hoewel, desondanks
Cependant
32
echter, nu, toch, evenwel, nochtans
Or
33
echter, toch, wel, hoewel, daarentegen, doch
Toutefois
34
eers
D’abord
35
eigenlijk, in de basis, uiteindelijk
Au fond
36
eigenlijk, in feite, in werkelijkheid, inderdaad, trouwens, eerlijk gezegd
En fait
37
evenals, aldus, zoals, waardoor, daarom, hierdoor
Ainsi
38
evenals, samen, zoals, naast, tevens, alsmede
Ainsi que
39
evenals, waaronder, bijvoorbeeld, volgens, alsof, omdat
Comme
40
het is opmerkelijk dat, het dient opgemerkt te worden dat (2)
Il est à noter que/ il faut noter que
41
het is te zeggen, oftewel, ofwel, dat wil zeggen
C’est-à-dire
42
het lijkt me, ik denk, mijn inziens
Il me semble
43
hierover, daarover, hieromtrent
À ce sujet
44
hoewel, nu, waar, aangeizen, omdat, nadat, ofschoon
Alors que
45
immers, inderdaad, namelijk, in feite, omdat, met name
En effet
46
in combinatie met, tegelijkertijd met, parallel aan
Parallèlement à
47
in de eerste plaats
En (tout) premier lieu
48
in deze veronderstelling, volgens deze hypothese, in een dergelijk geval
Dans cette hypothèse
49
in dit geval, hierbij
Dans ce cas
50
in het algemeen, meestal, doorgaans, gewoonlijk, normaal gesproken
En général
51
in het kader van, als het gaat om, op het vlak van
Dans le domaine de
52
in plaats van, op de plaats van, als alternatief voor
Au lieu de
53
in tegenstelling tot, in strijd met, tegengesteld aan
Contrairement à
54
in termen van, vanuit het oogpunt van, ten aanzien van, op het vlak van
Sur le plan de
55
indien, ingeval, tenzij, voor het geval dat
Dans le cas où (+ conditionnel)
56
integendeel, daarentegen, juist, in plaats daarvan, veleer, omgekeerd
Au contraire
57
kortom, in een nodendop, kortweg (3)
En bref / En résumé/ en somme
58
Kortom, in ieder geval, trouwens, bondig, hoe dan ook
Bref
59
maar, dat, echter, doch, toch, hoewel
Mais
60
meestal, doorgaans, gewoonlijk, over het algemeen, normaal gesproken
Généralement
61
merk op dat, laten we opmerken dat, stellen vast dat, opmerkelijk is dat (2)
Notons que/remarquons que
62
met andere woorden
En d’autres mots
63
met betrekking tot, ten aanzien van
Au sujet de
64
met de bedoeling/intentie om, met het oogmerk om, in het voornemen van
Dans l’intention de
65
met het oog op, ten behoeve van, met betrekking tot
En vue de
66
met name, in het bijzonder, vooral, zeker, specifiek
En particulier
67
met name, onder meer, inzonderheid, namelijk, bijzonder
Notamment
68
mogelijk, uiteindelijk, misschien, wellicht, mogelijkerwijs, desgewenst
Éventuellement
69
naar onze mening, volgens ons, in onze ogen, naar ons oordeel, mijn inziens
À notre (mon) avis
70
namelijk, te weten, met name, met andere woorden
À savoir
71
natuurlijk
Évidemment
72
natuurlijk, uiteraard, zeker, tuurlijk, vanzelfsprekend, ongetwijfeld
Bien sûr
73
net zoals
De même (que)
74
nog steeds, daarentegen, echter, niettemin, hoewel
Néanmoins
75
nou, hoewel, toen, dan, daarom
Alors
76
Of .. of (2)
Soit... Soit.../Ou bien... Ou bien...
77
of, hetzij, ook, oftewel, te, zowel, dus
Soit
78
om, zodat, teneinde, voor
Afin de + infinitif
79
omdat, aangezien, daar, immers, vanwege, namelijk
Car
80
omdat, want, aangezien, doordat
Parce que
81
omwille van, naar aanleiding van, wegens
En raison de
82
onder andere, naast andere dingen
Entre autres (choses)
83
ook, tevens, bovendien, daarnaast, voorts, mede, tegelijkertijd, evenzeer
Également
84
ook, tevens, daarom, bovendien, voorts
Aussi
85
op die manier
De cette façon
86
op het gebied van, wat betreft, qua
En ce qui concerne
87
Over, betreft
Quant à
88
Over, in verband met
À propos de
89
persoonlijk
Personnellement
90
sinds, immers, naarmate, want, daar, omdat
Puisque
91
ten opzichte van, in vergelijking tot, in tegenstelling tot, vergeleken bij
En comparaison avec
92
ten opzichte, in vergelijking met, voor, over
Par rapport à
93
ten tweede
En second lieu
94
tenslotte, concluderend, tot besluit (3)
En conclusion/ pour conclure/ pour terminer
95
tenslotte, uiteindelijk, tot slot
Enfin, finalement
96
terwijl, hoewel
Tandis que
97
Toch, echter, nochtans, evenwel, niettemin, doch
Pourtant
98
uiteindelijk, ten slotte, per slot van rekening
En fin de compte
99
vandaar, hierdoor, daarmee, aldus, derhalve
Par conséquent
100
verder, voorts, nadien
Ensuite
101
Vermits, doordat, gezien, omdat
Etant donné que
102
volgens ons
Selon nous (moi)
103
voor, ten aanzien van, op het gebied van
En matière de
104
voor, zodat, ter, wat, om
Pour + infinitif
105
vooral, zeker, met name, voornamelijk, bovenal
Surtout
106
voornamelijk, hoofdzakelijk, grotendeels, overwegend
Principalement
107
wat ons betreft
Quant à nous (moi)
108
weliswaar, zeker, uiteraard, hoewel
Certes
109
zeker, ongetwijfeld, waarschijnlijk, beslist, absoluut, vast
Certainement
110
zo niet, soms, mogelijk, eventueel, respectievelijk, laat staan, en zelfs
Voire
111
zoals, bijvoorbeeld
Tel que
112
zodat, opdat, voordat, waardoor, omdat, dus, waar
Pour que + subjonctif
113
zodat, opdat, waardoor, teneinde
Afin que + subjonctif
114
zodat, zodanig, teneinde
De manière à
115
zonder twijfel, natuurlijk
Sans doute