M3 la structuren d'un texte NL-FR Flashcards
aan de andere kant, anderzijds, integendeel, toch, tegenover (2)
Par contre, en revanche
aan de ene kant… aan de andere kant, enerzijds… anderzijds
D’une part … d’autre part
aangezien, gezien het feit dat, gezien dat, doordat
Vu que
al met al, alles welbeschouwd, alles in acht genomen
Tout bien considéré
al met al, kortom, per slot
Somme toute
allereerst
Tout d’abord
alles in aanmerking genomen, alles bij elkaar genomen
Tout compte fait
als laatste, in laatste instantie
En dernier lieu
als, alsof, omdat, aangezien, bijvoorbeeld, waaronder, volgens
Comme
als, indien, dat, toch, anders, omdat, mits
Si
behalve, bovenop, naast, afgezien, behoudens
Outre
bijgevolg, ten gevolge, derhalve, dienovereenkomstig, hierop
En conséquence
bijgevolg, zodat, daardoor, waardoor, derhalve
Donc
bijvoorbeeld, onder meer, onder andere, zoals
Par exemple
bijzonder, vooral, zeer, speciaal, bepaald, erg, buitengewoon, uiterst
Particulièrement
bovendien, behalve, bovenop, plus
En plus
bovendien, daarnaast, voorts, verder, tevens, overigens, trouwens, aanvullend
En outre
bovendien, meer, daarnaast, voorts, trouwens, daarbij
De plus
daadwerkelijk, effectief, eigenlijk, feitelijk, immers
Effectivement
daadwerkelijk, effectief, werkelijk, feitelijk, echt, immers
Effectivement
daardoor, om die reden, wegens dit, derhalve
Pour cette raison
daarom, derhalve, daardoor
C’est pourquoi
daarom, om deze reden, daardoor
Voilà pourquoi
dan, daarna
Puis