Letsel van hersenkwabben Flashcards

1
Q

modaliteiten van gevoeligheid

A
  1. pijn & temperatuurszin
  2. druk & grove tastzin
  3. proprioceptie, fijne tastzin & vibratie zijn
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

pijn & temperatuurszin

A
  1. algemeen
    - belangerijkste reden hulpvraag
    - altijd verbonden met psyche
  2. testen
    - pijn = met naald: intacte zone <=> vermoeilijk gestoorde plaatsen
    –> scherp of dol gevol
    - temperatuur = buisjes met warm & koud water
  3. pijn van organen
    - via autonome zenuwstelsel
    - minder goed gekend
    - gerefereerde pijn = van organen op huid voelen
    –> hart = binnenzijde linkerarm & ureter = liesstreek
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

gevoeligheid van het aangezicht

A
  1. n. trigeminus V
    - alle sensibele prikkels van aangezichthuid
    - ook hersenvliezen, tanden, sinussen & mondholte
    - Va = n. opthalmicus
    - Vb = n. maxillaris
    - Vc = n. mandibularis
  2. andere delen van schedel
    - kaakhoekje & hals = n. auricularis magnus
    - achter zijde hoofd & nek = achterhoorn van C2-C4
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

trigeminus neuralgie

A
  1. symptomen
    - schietende pijn
    - enkel in aangezicht ipsilateraal
    - uitgelokt door wrijven, scheren & kauwen
  2. oorzaken
    - meestal ideopatisch
    - drukkend bloedvat = vasculair loop
    - zenuw- , zenuwschede- & andere tumor
  3. therapie
    - anti-epileptica
    - pijn-kliniek
    - neurochirurgie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

klinische aspecten van gevoeligheid

A
  1. aantasting van receptoren vb: brandwonden
  2. perifere zenuwletsels = gekend innervatie gebied van zenuw met overlapping
  3. radiculaire letsel
    - dermatoom distributie
    - vb: zona & hernia nuclei pulposi met ischias
  4. letsels van sensibele ganglion = poly-ganglionpathie
    - vlakkerige pijn
    - proprioceptie gestoord
  5. medullaire letsels
  6. hersenstam letsels
    - uitval sterk afh van plaats = centra
    - vb: lateraal medullaire syndroom van wallenberg = uitval van n. trigeminus ipsilateraal & tractus spinothalamicus contralateraal
  7. thalamus letsel
    - contralaterale totale hemihypoësthesie
    - vaak meest hypoesthesisch voor proprioceptie
    - gevolg na herseninfarct: syndroom van Déjérine-Roussy
    –> hevige contralaterale pijnen
  8. parietaal letsel = gyrus post-centralis voor alle modaliteiten
  9. niet-organische = hysterische = functionele gevoelsstoornissen
    - pijn die inconsisent is
    - kan door sensitisatie = desentisatie door pijnmedicatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

klinische testen voor pariëtaal letsel

A
  1. 2-punt discirminatie
    - met 2 naalden drukken
    - verschillende huidzones & beide delen van lichaam
    - onderscheid kunnen maken
  2. identificatie van gevormende figuren op huid
  3. sterognosie = identificatie van voorwerp zonder visuele controle
  4. gelijktijdige stimulatie van 2 huidzones = extinctie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

medullaire letsels deel 1

A
  1. totale sectie = anesthesie voor alle modaliteiten & motoriek onder letsel
  2. hemisectie = syndroom van brown-séquard
    - pijn- en temperatuurszin verlies contralateraal
    - gevoel & proprioceptie ipsilateraal
    - plegie ipsilateraal = onder decussatio
    - vaak door kanker metastase
  3. tabetisch syndroom
    - aantasting van achterstrengen & dorsale ganglion
    - verlies van proprioceptie, fijne tast & vibratie
    - schietende, radiculaire of pseudo-radiculaire pijnen op niveau van letsel
    - stadium 3 van syfilis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

medullaire letsels deel 2

A
  1. syringomyelisch syndroom
  2. achterstreng syndroom
    - selectieve uitval van proprioceptie = sensorische ataxie
    - oorzaken = vit-B12-deficiëntie, artrotische medullopathie & ataxie van Friedreich
    - charcot-gewricht = gewricht kapot lopen door niet voelen van slechte stand
  3. a. spinalis anterior syndroom
    - infarct van hele ruggenmerg buiten achterstrengen
    - uitval van alles buiten proprioceptie
    - urinaire incontinentie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

syringomyelisch syndroom

A
  1. aandoening
    - uitzetten van centralis canalis
    - bedrukken van kruisende banen = pijn & temp
    –> ongevoel & pijn
    - kan doorgroeien tot ventrale hoorn & anterolateraal systeem
  2. therapie
    - moeilijke operatie = marsupialisatie met naald
    –> terug na 2j
  3. ingedaalde tonsillen van hersenen
    - Arnold-Chiari-malformatie
    - overdruk centraal zorgt voor uitzettingen
    - therapie = operatie door occipitaal gat vergroting
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

systemen

A
  1. piramidaal systeem = banen voor willeurige motoriek & onwillekeurige reflexboog
  2. extrapiramidaal systeem = automatische aspect van beweging
  3. cerebellair systeem = coördinatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

klinische beelden van piramidaal systeem

A
  1. plegie
    - monoplegie = 1 lidmaat verlamd
    - hemiplegie = 1 kant verlamd
    - quadriplegie = alle ledematen verlamd
  2. parese
    - in geïsoleerde perifere zenuw, zenuwwortel & plexusgebied
    - conversieve parese
  3. conversieve parese
    - inconsistent patroon
    - geen objectiveerbare klinische tekenen zoals reflex afwijkingen
    - teken van Hoover
    - reeële parese = druk op contralaterale hiel bij poging tot heffen aangetast been
    –> ontbreekt
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

faciaal & bulbair letsel

A
  1. tractus corticospinalis
    - bevat n. VII facialis = contralateraal besturen
    - buiten pars superior = ook ipsilateraal besturen
  2. CVA rechts
    - links verlamd maar superior deel blijft goed
    - centrale parese = scheve mond maar ogen & tong zijn normaal
  3. perifere leasie
    - beide aangetast
    - tong steekt uit naar kant van letsel
    - ogen zijn pathologisch = tekenen van Well
    - vb: herpes zoster
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

reflex boog

A
  1. receptoren
    - spierspoelen & Golgi-pees-apparaatjes
    - zelf geinnerveerd door gamma-motoneuronen
    - stimuleren van achterste radix
  2. effectoren
    - alfa-motoneuronen via voorhoorn
    - tractus corticospinalis reguleert de reflexboog
    –> inhibitie & stimulatie
  3. klinische test
    - kloppen van de pees = uitrekking die een myotoom bekomt
    - kniepees = L3-4
    - achillespees = S1
    - biceppees = C5-6
    - tricepspees = C7
  4. verminderde reflexen
    - letsel afferent of efferent deel
    - vb: neuropathie, radiculopathie, plexophatie of segmentair ruggenmerg letsel
    - hyperreflexie = letsel corticospinale baan boven letsel & inhibitie valt weg
    - radiculopathie = hernia L5-S1 met druk op S1 wordel: APR aanwezig
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

upper-motor neuron syndroom

A
  1. definitie
    - letsel in corticale motorische zones of de tractus corticospinalis
    - ispilateraal onder decussatio pyramidum
    - contralateraal boven decussatio
  2. soorten
    - in begin slappe parese
    - hypertone & spastische parese
    - paralyse
  3. symptomen
    - fasciculataties = wormvormige contracties door lokale zuur-base reacties
    - synkinesieën = ongewilde spontane bewegingen die soms uitgelokt zijn door externe prikkels
    - minder uitgesproken atrofie dan lower-motor neuron syndroom
  4. ziektes
    - CVA
    - ALS
    - MS
    - defeneratieve ziekten van ruggenmerg vb: hereditaire spastische paraparese
    - trauma van hersenen of ruggenmerg
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

klinische tests van upper-motor syndroom

A
  1. reflexen
    - teken van babinsky
    - afwezige buikhuid reflex
    - afwezige cremaster reflex
  2. spasticiteit
    - knipmesfenomeen = grote weerstand tegen passieve rekking die plots wegvalt
    - gebruik ter onderscheid van extrapiramidaal syndroom
    - clonus = snelle contracties in hand of voet door uitrekking
  3. proef van Gordon-Holmes & Barré-Minganzini
    - handen in supinatie voor zich houden
    - ogen gesloten
    - pathologie = zakken & draaien naar pronatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

low-motor neuron syndroom

A

= letsel in de voorhoorn cellen of motorische radices

  1. symptomen
    - hypotone parese of paralyse
    - atrofie spiren & krachtverlies
    - vermidnerde of afwezige peesreflexen
    - OF hyperreflexie met teken van Babinski
    - fascicultaties
  2. ziektes
    - poliomyelitis
    - post-poliosyndroom
    - ALS = degeneratieve aandoening van voorhoorn cellen
17
Q

polio

A
  1. poliomyelitis
    - infectie van voorhoorn cellen
    - in medulla oblongata & medulla spinalis
    - meestal tijdens vroege kindertijd
    - geen therapie, enkel preventie = vaccinatie
  2. post-poliosyndroom
    - secundaire functionele achteruitgang
    - 10tallen jaren na initiele polio = meestal 50 jarigen
    - toenemende spierzwakte & verminderde uithouding
    –> geen volledige ROM door spierzwakte
    - myalgieën = spierpijn & artalgiën = gewrichtpijn door overbelasting door zwakke spieren
  3. therapie
    - submaximale oefeningen
    - rust
    - kortdurende NSAID
18
Q

amyotrofie lateraal sclerose oorzaak

A
  1. oorzaken
    - 90% sporadisch met bepaalde voorbeschikking
    - 10% hereditair dominant
    - degeneratie voorhoorn cellen, motorische neuronen in cortex & tractus corticospinalis
    - mannen > vrouwen
    - 55-70j
    - 4/100.000
  2. pathofysiologie
    - opklonteren van eiwitten = wordt niet verwerkt
    - vorm van glutamaat = toxisch in hoge concentraties
    - therapie = ritulek = glutamaat anta-gonist
  3. gevolgen van mutatie in gen
    - loss of function
    - gain of funciton = erger
19
Q

amyotrofie lateraal sclerose symptomen

A
  1. begin van symptomen
    - dropvoet zonder andere symptomen
    - moeilijke beweging van vingers
    - wisselende mate van bulbaire & spinale aantasting
    –> in begin is diagnose moeilijk te stellen
  2. symptomen algemeen
    - vaak aspecifiek begin & assymetrisch
    - geen voorgaande sensibele klachten
    - normale cognitieve functies
    - progressief
  3. symptomen aan spieren
    - fascicultaties & krampen
    - uitgesproken spieratrofie
    - spasticiteit & tetraparese
  4. symptomen aan rest lichaam
    - slik & spraakspasticiteit
    - ademhalingsstoornissen
    - ogen zijn bijna nooit aangetast
20
Q

amyotrofie lateraal sclerose medicamenteuze therapie

A
  1. prognose
    - gemiddelde overleving van 3-5j
    - 20% langer dan 5j
  2. therapie
    - geen etiologische behandleing
    - Riluzole remt progressie licht af
    - anti-oxidantia zoals vitamine E zouden in theorie effect hebben
21
Q

amyotrofie lateraal sclerose symptomatische therapie

A
  1. medicamenteus
    - anti-spastica
    - remming speekselproductie
  2. kine
    - passieve mobilisaties
    - contractuur preventie
    - ademhalingsoefeningen
    - ADL- & rolstoeltraining
  3. andere
    - spraakproblemen = logo
    - slikproblemen = dieet & PEG percutane entero-gastrostomie
    - mentaal = psychologisch & anti-depressiva
22
Q

soorten hypertonie & tremor

A

hypertonie
1. knipmesfenomeen
- bij spasticiteit
- hoge weerstand die plots uitvalt bij uitrekking
2. lodenbuis rigiditeit = continue weerstand
3. tandrad rigidieit = weerstand in kleine shockjes
3. gegenhalte
- paratonie bij fronaalsyndroom & dementie
- progressief meer weerstand bij uitrekking

tremor
1. rusttremor = parkinson
2. positietremor
- essentiële tremor
- iedereen
- erfelijk & variabel
3. intentie tremor
- cerebellaire treomor
- groter als dichter bij doel

23
Q

cerebellair syndroom

A

= ipsilateraal

  1. dysmetrie
    - afstanden & timing zijn slecht
    - VNP vinger-neus-proef & KHP knie-hak-proef
  2. gangataxie = dronkemans gang
    - breedbasische = wijdbeense gang
    - gestoorde koorddansergang
    - vallen naar ipsilateraal of multidimentioneel
  3. nystagmus
    - horizontaal = vestibulair = slechte prognose
    - rotatoir = cerebellair of herstenstam = goede prognose
    - horair & anti-horair
  4. andere
    - occulaire ataxie = geasaccadeerde oogbewegingen & fixatie stoornissen
    - hypotonie
    - dysarthrie = gescandeerde spraak
    - intentie tremor
    - asynergie
24
Q

algemeen letsel frontale kwab

A
  1. functie
    - executieve functies
    - gedrags remmend of gedrag activerend
    - beide type patiënten: te geremd of te actief
    - vooral grote bilaterale letsels
  2. frontale = primitieve reflexen die terugkomen
    - zuigreflex
    - grijpreflex
    - snoutreflex = lippen uitsteken bij tactiele stimulatie onder neus
    - palmomentale reflex = bij krabben aan duimmuis contractie van spieren rond kin
    - glabellar reflex = herhaaldelijk knipperen bij tikken op voorhoofd
  3. andere symptomen
    - urinair incontinentie
    - gegenhalten paratonie
    - contralaterale parese van been
    - motorische afasie = Broca
25
Q

cerebrale dominantie

A
  1. voorkomen
    - rechtshandigen = linksdominant
    - linkshandigen = 70% linksdominant
    - taal = linkerhemisfeer
    - ruimtelijke & 3D componenten = rechterhemisfeer
  2. bepalen
    - voor sommige neurochirurgische ingrepen
    - vb: tumor & eplipsie bepaalde delen wegsnijden
    - meer nauwkeurig moeten zijn bij dominante helft
    - Wada-test
    - functionele NMR-beeldvorming
  3. bihemisferisch
    - nieuwe inzichten op dominantie = meer beide helften
    - mogelijkheden tot plasticiteit van hersenen
26
Q

letsel frontale kwab regio specifiek

A
  1. dorsolaterale deel
    - onverschilligheid
    - abulie = verlies van wilskracht
    - apathie
    - akinetisch mutisme = minder spraak
  2. orbitofonraal = desinhibitie
    - labiel
    - snel opvliegend
    - verhoogd afleidbaar
    - decorumverlies = ongepast gedrag
  3. mediale delen
    - meestal bilateraal
    - akinesie
    - apathie
  4. basale delen = geheugenstoornissen
    - nu. basalis van Meynert
    –> geheugen functie
27
Q

spraak & taal

A
  1. algemeen
    - communiceren & begrijpen van abstracte ideeën
    - a. cerebri media gebied
    - zone van Broca = gyrus frontalis inferior
    - zone van Wernicke = achterste deel gyrus temporalis superior
    - in dominante, meestal linker hersenhelft
    - verbinden door fascilicus arcuatus
  2. zone van broca = gestoorde taalproductie
    - goed begrip maar geen uiting
    - benoemen & herhalen is gestoord
    - bewust van deficiet & vaak depressief
  3. zone van Wernicke = gestoord begrip
    - woordsalada = voelende betekenisloze taal
    - benomen is gestoord
    - verbale = verkeerd woord & literaire = verkeerde uitspraak parafasieën
    - gebruik van neologismen
    - niet bewust van deficiet & geen zorgen
28
Q

soorten afasieën van spraak & taal

A
  1. globale afasie = beide
  2. conductie afasie
    - vloeidende spraak met parafasiën
    - interne spraak is bewaard
    - herhalen is gestoord
    - <=> transcoritcale afasie = spreken zonder inhoud
  3. dysarthrie
    - spraakstoornis
    - stoornis van articulatie, fonatie & resonantie
    - letsels hersenstam, cerebellum of craniale zenuwen
    - letsel van betrokken bulbaire spieren
  4. geïsoleerde syndromen
    - anomie = niet begrijpen
    - agrafie = niet kunnen schrijven
    - alexie = niet kunnen lezen
29
Q

letsel van pariëtale kwab

A
  1. functie
    - bij mens veel meer uitgebreid dan andere primaten
    - gevoeligheid & perceptie ervan
    - grotere rol van niet-dominante hemisfeer
    –> meestal rechts
  2. stoornissen
    - gedaalde gevoeligheid voor bepaalde modaliteiten
    - typische corticale stoornissen van lichaamsschema
    - stoornissen in ruimtelijke oriëntatie
  3. specifieke aandoeningen
    - tactiele agnosie
    - apraxie
    - gerstmann-syndroom
30
Q

tactiele agnosie

A

= moeilijkheden met identificatie & herkenning door corticale dysfunctie
= paritale letsels

  1. astereognosie = niet herkennen van voorwerpen door tast
  2. prosopagnosie = niet herkennen van bekende gezichten
  3. asomatognosie
    - vooral unilateraal neglect & attentie verlies
    - tactiel, auditief & visueel
    - contralateraal aan pariëtale corticale letsel = meestal linker neglect
    - verschillende graden van erst
    –> mogelijkheid van volledige ontkenning bestaan andere lichaamshelft = moeilijk revalideren
  4. anosognosie
    - niet bewust zijn/ontkennen van ziekte
    - vaak samen met asomatognosie
    - onvoldoende bezorgt over aandoening
31
Q

apraxie

A
  1. algemeen
    - onmogelijkheid van motorische handelingen correct uit te voeren
    - ondanks intacte banen, begrip & medewerking
    - temporo-pariëtale letsels
  2. ideo-motorische apraxie = letsel rechts
    - handeling niet kunnen uitvoeren op verbaal commando
    - spontaan wel zelfde handelingen kunnen
    - voorwerpen ter beschikking stellen helpt
    - ook letsel van corpus callosum & zone van Broca
  3. ideatorische apraxie = letsel links
    - complexe handelingen niet kunnen uitvoeren
    - deel handelingen wel
    - voorwerpen ter beschikking stellen helpt niet
32
Q

Gesrtmann-Syndroom

A
  1. combinatie van
    - vinger-agnosie
    - links-recht desoriëntatie
    - discalculie
    - benoemingsstoornissen
    - agrafie
    - alexie
  2. algemeen
    - in gyrus angularis = postero-pariëtale cortex
    - dominante linker hemisfeer
    - als diep letsel = ook contralaterale onderste kwadrantanopsie
    –> uitval van n. opticus
33
Q

aandoeningen temporale kwab

A

sensorisch

  1. bovenste kwandrantanopsie = onderbreking temporale loop radiatio optica
  2. auditieve agnosie
    - bepaalde geluiden inet waarnemen
    - auditieve hallucinaties & illusies
    - soms ers selectief vb: amusie = geen muziek
  3. corticale doofheid
    - grote bilaterale letsels
    - aandoening van secundaire cortex

andere

  1. wernicke afasie
  2. benoemingsstoornissen = letsel dominatne hemisfeer
  3. leer & geheugenmogelijkheden
34
Q

geheugen algemeen

A
  1. onmiddelijk geheugen
    - tot 10min
    - pas gelezen/pas gehoorde informatie te herinneren
    - klinische test: reeks woorden of cijfer herhalen
    - vermoeden van auditieve associatie cortex
  2. kortetermijn geheugen
    - 10min-1u
    - klinische test: lijsten met woorden/cijfers proberen onthouden
    - diepe temporale kwab
  3. langetermijn geheugen
    - hippocampus & zones hierrond
    - thalamus
    - nu. basalis van Meynert
    - basal forebrain
    - frontale projectiezones
35
Q

geheugenstoornissen

A
  1. korte termijn geheugen
    - grote bilaterale letsels van temporale kwab
    - anterograde amnesie = inhouden kort voor aandoening weg
    - retrograde = bij alles voorkomen
    –> typisch na commotio cerebri
  2. langetermijn geheugen
    - encefalitis door herpes simplex
    - a. cerebri posterior infarcten
    - thalamische infarcten
  3. korsakov-syndroom
    - hypothalame letsels = bloedingen in corpora mamillaria
    - vit B1-tekort bij chronisch alcoholverslaafden
    - alle soorten geheugen gestoord
    - confabulaties in acute fases
    - geloofwaardige verhalen vertellen die volledig verzonnen zijn
36
Q

occipitale kwab deel 1

A
  1. homonime hemianopsie contralateraal
    - door 1 oog minder zien
    - met migraine
  2. syndroom van Charles-Bonnet
    - confabulaties = fantasien van zicht bij zwaar slechtzienden
    - vaak verward met dementie door verwardheid patiënt
    - samen met syndroom van anton voorkomen
  3. visuele anosognosie = syndroom van Anton
    –> zijn blind maar handelen niet zo
37
Q

occipitale kwab deel 2

A
  1. corticale blindheid
    - bilaterale letsel
    - directe & indirecte pupilreglex bewaard
    - visuele hallucinaties & illusies bij herstel fase
  2. visuele illusies
    - distorties vb: metamorfopsie door O2-tekort
    - gestoorde kleurperceptie
    - hallucinaties
  3. visuele agnosie
    - objectagnosie = voorwerpen niet herkennen
    - simultagnosie = geen 2 voorwerpen tegelijk kunnen herkennen
    - prosopagnosie = geen bekend gezicht kunnen herkennen
    - kleurenagnosie
38
Q

visuele reflexen

A
  1. directe & indirecte pupil reflex
    - directe pupil reflex = meteen constrictie bij lichtschijnen in oog
    - indirecte pupil reflex = vertraagde constrictie bij ander oog
  2. convergentie reflex
    - kijken naar vinger top
    - komt dichter
    - pupillen kunnen niet convergeren