CVA & bloeding Flashcards

You may prefer our related Brainscape-certified flashcards:
1
Q

algemeen CVA

A
  1. soorten
    - meestal ischemisch door trombose
    - ook bloedingen
    - gevolg: beroerte = stroke
  2. symptomen
    - hoofdpijn
    - draaierig
    - CVA nooit pijnlijk
    - secties wel
  3. gevolgen
    - 20% neurologie
    - hoge kost overheid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

bloedaanvoer van hersenen

A
  1. circulus van willis
    - opgebouwd door a. basilaris & a. carotis interna
    - verbonden door anterior & posterior a. comunicans
    - uitgeven van a. cerebri anterior, media & posterior
    - veiligheid voor O2-tekort
  2. zones
    - a. cerebri anterior = mediale zone van hersenen & langs fissura longitudinalis
    - a. cerebri media = grote zone rond sulcus lateralis
    - a. cerebri posterior = occipitale kwab
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

pathogenese van CVA

A

algemeen = O2-tekort

  1. embolie
    - artery-to-artery = cholesterolklonter
    - cardiogeen = vanuit hart door VKF & ontsteking van kleppen
  2. trombose
    - atherosclerose van lokale bloedvaten
    - klein of groot intracerebraal bloedvat
    –> groot is nog opereerbaar
  3. hemodynamische stoornis vb: onvoldoende contractie van hart = shock
  4. zeldzame oorzaken
    - vaatspasmen
    - dissectie van vaatwand
    - ontsteking van vaatwand = vasculitis
    - tumor/lucht/vetembool
    - verhoogde viscositeit bloed
    - verhoogde stollingsneiging
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

klinische neurovasculaire syndromen

A

= afh van duur & uitvalsverschijnselen

  1. TIA transient ischemic attact
    - uitvalverschijnselen van 2-20min
    - tot 24u max
  2. CS completed stroke
    - blijvende uitval
    - niet meer progessieef na 1u
    - onderscheid minor & major stroke
  3. SIE stroke in evolution = progressief & trapsgewijs verergeren van uitvalsverschijnselen
  4. silent stroke
    - CT- of NMR-scan infarct te zien
    - geen klinische uitvalsverschijnselen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

lokalisatie van ischemie

A
  1. a. carotis interna-circulatie = meestal TIA
    - voorbijgaande blindheid
    –> amaurosis fugax = ischemie van retina = a. opthalmica
    - hemianopsie
    - hemiparese
    - hemisensibele stoornis
    - spraakstoornis = bij dominante hersenhelft
  2. vertebrobasilaire circulatie
    - hemianopsie
    - diplopie = III, IV & XI
    - drop attack = beide piramidale banen in pons waardoor vallen
    - verwardheid & amnesie = hippocampus & temporale kwab
    - vertigo, evenwichtsstoornissen & nystagmus
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

ACM

A
  1. a. cerebri media syndroom
    - meest frequente lokalisatie van CVA
    - ernst zeer verschillend
    - contralaterale symptomen
  2. craniale zenuwen
    - n. facialis infeiror = contra laterale parese mondhoek
    - n. hypoglossus = deviatie van tong naar paretische kant
  3. lichamelijke uitvalstekenen
    - parese van arm emer dan been
    –> in begin slap -> wordt spastisch
    - contralaterale hemisensibele uitval
    - contralaterale homonieme hemianopsie = radicatio optica
    - deviatie van hoofd naar kant van letsel <=> kant van parese
  4. corticale uitvalstekenen
    - afasie bij dominant hemisfeerische infarcten
    –> borca, wernicke, condutie of gemengde afasie
    - gestmann-syndroom
    - niet-dominante hemisfeer = inattentie, neglect, anosognosie & apraxie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

ACA

A

= zeldzaam

  1. spieren
    - contralaterale parese van been & soms proxiaal op arm
    - bij 1 ACA = paraparese = zwakte van beenspieren
  2. andere
    - verminderd initiatief & abulie
    - urinaire incontinentie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

ACP

A
  1. anatomisch
    - 3/4 uit a. basilaris
    - 1/4 uit a. carotis interna
    - diep & oppervlakkig corticaal territorium
  2. oppervlakkig corticaal territorium
    - occipitaal kwab & mediaal temporaal
    - contralaterale homonieme hemianopsie
    - stoornissen in visuele associatie cortex = agnosie
    - verwardheid & amnetisch syndroom
  3. diep territorium
    - thalamus & posterior capsula interna
    - Déjerine-Roussy-syndroom = contralaterale pijn
    - contralaterale senibele stoornissen
    - hemiparese
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

syndroom van aa. vertebralis

A

= lagere hersenstam & onderste deel cerebellum

  1. Wallenberg-syndroom = lateraal medullair syndroom
    - vertigo, nausea & nystagmus
    - ataxie met valneiging naar ipsilaterale kant
    - ipsilaterale gevoelsuitval faciaal
  2. Horner syndroom
    - uitval van symptaicus langs carotis interna
    - hees, slikstoornissen, hik & braken
    - contralaterale pijn & temp uitval
    - miose = te kleine pupil
    - enofthalmie = oogbol die terugzakt in orbita
    - anhidrose = niet kunnen zweten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

syndroom van aa. basilaris

A
  1. algemeen
    - pons, mesencephalong & bovenste deel cerebellum
    - hogere craniale zenuw uitval en/of cerebellaire tekenen
  2. totale occlusie
    - locked in-syndroom
    - top van a. basilaris occlusie
    - alles weggevallen maar nog bewust
    –> enkel verticale oogbewegingen mogelijk
    - tetraplegie -> coma -> dood
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

lacunaire syndromen

A
  1. lacunes
    - kleine diep gelegen infarcten
    - atriosclerose van kleine bloedvaten
    –> langdurige hypertensie, diabetes, ziekte
  2. soorten
    - pure motor stroke
    - pure sensory stroke
    - sensori-motor stroke
    - atactische hemiparese
    - dysarthria-clumsy hand syndrome
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

andere soorten infarcten

A
  1. genszone infarcten
    - hemodynamische factoren
    - hypoperfusie bij hartoperatie
    - vetembolen bij grote breuken
    - grote lokalisatie maar zelfde symptomen
  2. veneuze infarcten
    - meestal bloeding
    - soms bilateraal
    - uitvalsverschijnselen
    - acuut = erge hoofdpijn & epilepsie
    - oorzaken = vrouwelijke hormonen, zwangerschap & ergelijke stollingstoornissen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

paraklinische onderzoeken CVA

A
  1. CT
    - eerste beeldvorming door snelheid & beschikbaarheid
    - doel = uitsluiten van bloeding
    - bloeding & ischemie heeft weinig verschil in symptomen maar wel in therapie
  2. NMR nucleaire magnetische resonantie
    - perfusie meten
    - lokalisatie van infarct meten
    - zone van letsel = afsterven
    - penumba = zone daarrond waar reduceerbaarheid nog mogelijk is
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

CVA onderzoek voor oorzaak & mechanisme

A

doel = onderscheid embolie of atherosclerose
–> bloedstolling geven of niet

  1. cardiale onderzoeken
    - ECG
    - Holter-monitoring van hartritme voor enkele weken
    - TTED transthoracaal of TEE transoesofageaal echocardiogram
  2. bloedonderzoeken
    - lipidenbilan
    - viscositeit
    - zeldzame ergelijke of verworven stollingsstoornissen
  3. evalutatie van bloedvaten
    - echo-doppler van halsvaten
    - angiografie met catheter
    - NMR & CT technieken
  4. longonderzoeken = SPECT & PET
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

CVA onderzoek voor grootte & prognose

A

= EP evoqued potentials
- SSEP somato-sensori
- SEP senssibele
- VEP visuele
- MEP motorisch
- BERA auditief/herstenstam

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

therapie van acute fase CVA

A
  1. trombolyse
    - intraveneus of intra-atriële weg
    - tot 4,5u na eerste uitvalsverschijnselen
    –> a. basilaris tot 9u
  2. mechanische trombectomie
    - bij geen werking van IV trombolyse
    - vb: proximale occlusie van grote arteriën & buiten tijdvenster
    - vaak niet in aanmerking komen door gevoelige ingreep
    –> medicatie voor aggregatie tegengaan vb: aspirine
17
Q

preventie van CVA

A
  1. primaire preventie
    - aspirine niet van belang
  2. secundiare preventie
    - aspirine wel effect
    - clopidogrel als aspirine geen effect
  3. chirurgie
    - vanaf stenose hoger dan 50%
    - carotis endarterectomie
    - dilatatie & stenting van a. carotis of a. vertebralis
18
Q

fysieke rehabilitatie van CVA

A
  1. start
    - binnen dagen na CVA
    - volledige passieve bewegingen meerdere keren perdag
    - contracturen & periartritis vermijden
  2. vervolg
    - in zetel zetten met progessief langere tijden
    –> passende positionering van ledemaat
    - actieve oefeningen zo vroeg mogelijk starten
    –> vermijden van pijn
    - gebruik van braces & hulpmiddelen
  3. remmende factoren
    - verminderde proprioceptie
    - CRPS complex regionaal pijn syndroom
    - weken langdurende moeheid
    - tijdelijke verwardheid
    - anosognosie
    - sensorische afasie
19
Q

andere vormen van rehabilitatie van CVA

A
  1. logopedie
    - stikpreventie
    - spraak & taalstoornissen = linker a. cerebri media
    - slikstoornissen
  2. ergotherapie
    - ADL-training = aankleden, toilet, baden, transfers, …
    - aanpak van cognitieve problemen
    –> neglect, gezichtsuitval & dyspraxie
  3. andere
    - psycholoog = depressie komt vaak voor
    - verpleegkundigen = patiënt & familie scholen
20
Q

prognose van CVA

A
  1. embolen
    - eerste dagen geen prognose
    - embolen kunnen snel uitelkaar vallen = herstel van circulatie & rappe recuperatie
    - antero- & retrograde uitbreiding ook mogelijk = meer uitval
    - mortaliteit hoogst binnen maand = 15%
  2. specifieke prognoses
    - corticale defecten (apraxie & anosognoise) = verbetering binnen weken
    - parese wordt spasticer eerste dagen
    –> geflecteerde arm & stijf been
    - cerebellair & stam is beter dan corticaal
    - lacunaire hebben goede prognose
21
Q

CRPS

A
  1. complex regionaal pijn syndroom
    - Sudeck-atrofie = reflex sympathische dysftrofie in paretische arm
    - 1/5 van alle CVA
    - remmende factor voor revalidatie
    - attent zijn voor onevenredige pijn
  2. aandoening
    - pijn bij drukken & mobiliseren
    - koude & oedeem van lidmaat
22
Q

complicaties van CVA

A
  1. zwelling van weefsel = druk
    - sufheid
    - coma
    - dood
  2. infecties
    - longen = pneumonie
    - urinair
  3. andere
    - cardiaal = grootste doodsoorzaak
    - decubitus = doorlig wonden
23
Q

verloop van hersenbloedingen

A
  1. klinisch beeld
    - gevulde sulci op hersenen
    - zwelling dooe oedeem
    - dichtklappen van ventrikels
    - eerste dagen van infarct
  2. gevolgen
    - sterven door druk
    - bloedingen in herstenstam
    - craniectomie = deel van schedel wegnemen voor drukwegname
24
Q

intracerebrale bloedingen klinisch

A
  1. oorzaken
    - hypertensie
    - ruptuur van artriosclerotisch of misvormd bloedvat
    - arterioveneuze malformatie of tumor
    - leiden allemaal tot bloedklonters
  2. symptomen
    - hoofdpijn, bewustzijnsdaling of coma door overdruk
    - focale uitvalsverschijnselen afh van lokatie
  3. voorkeursplaatsen
    - thalamo-capsulair
    - putamino-capsulair
    - centrum semi-ovale
    - cerebellair
    - herselstam
25
Q

intracerebrale bloedingen therapie

A
  1. prognose
    - hogere mortaliteit
    - recuperatie beter dan grote CVA
  2. therapie
    - groot = allow natural death
    - klein putaminaal of stam = chirurgie
    - contralaterale ventrikel drainage
26
Q

subarachnoïdale bloeding algemeen

A
  1. oorzaken
    - ruptuur van aneurysma
    - vaak op circulus van Willis
    - aangeboren zwaktes van vaatwand
    - vaak wearning leak met hoofdpijn
    –> moeilijk te onderscheiden van migraine
  2. symptomen
    - hoofdpijn
    - nekstijfheid
    - verminderde bewustzijn
    - focale uitval
  3. complicaties
    - herbloeding
    - vaatspasmen
    - vochthuishoudings en elektrolyten problemen
    - secundaire hydrocefalie
27
Q

subarachnoïdale bloeding klinisch

A
  1. diagnose
    - CT-scan
    - lumbaal punctie = bloed in CSV
    - angiografie
  2. therapie
    - clipping = neurochirurgie
    - coiling = neuroradiologie
    - symptomatologie = snelle interventie
    - comateuze patiënten = afwachten