Lesur 4.5 Flashcards
1
Q
Anfang nächsten Jahres
A
begin volgend jaar
2
Q
bringen
A
opleveren
3
Q
erwarten
A
verwachten
4
Q
Ohrring
A
de oorbel
5
Q
durcheinanderbringen
A
door elkaar halen
6
Q
Adjektiv
A
het adjectief
7
Q
brav
A
braaf
8
Q
Demonstrativpronomen
A
het demonstratiefpronomen
9
Q
Stammbaum
A
de stamboom
10
Q
Kompliment
A
het compliment
11
Q
Komplimente machen
A
complimentjes geven
12
Q
Ausdruck
A
de uitdrukking
13
Q
Erstaunen
A
de verbazing
14
Q
ausdrücken
A
uitdrukken
15
Q
einkreisen
A
omcirkelen