Les 8 Flashcards

1
Q

Hoeveel jaar is hij? 2 manieren

A

كم عُمره؟ كم عُمر ها؟

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Twee honden

A

كابان

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Twee meisjes

A

بنتان

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Twee onderwijzeressen

A

مُدَرِّستان

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Bij

A

عِنْدَ

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Aan, voor, om te

A

لِ

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Sarah heeft een grote hond.

A

عند سارة كلب كبير.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

De lerares heeft een computer bij.

A

مع المعلمة حاسوب.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Mohammed heeft een nieuwe auto.

A

لمحمد سيّارة جديدة.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

De boekhouder heeft een oude computer.

A

المحاسب كمبيوتر قريم.
* komt er na de ل een bezitter die bepaald is dan valt met ال dan valt de ا weg.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Mijn zus heeft de pen bij (zich).

A

Als het bezit bepaald is kan het vooraan de zin worden geplaatst (hoeft niet altijd)
القلم مع اختي.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Ik heb een broer en een zus.

A

لي أخ وأخت.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Zij hebben een kleine tas.

A

عندهم حقيبة صغيرة.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Heb je pen en papier?

A

هل معك قلم وورقة؟

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Sarah heeft een grote auto.

A

عند سارة سيّارة كبيرة؟
لسارة سيّارة كبيرة؟

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Ik heb een zus in Marokko.

A

لي أخت في المغرب.

17
Q

Mohammed heeft een nieuwe tas.

A

لمحمد حقيبة جديدة.
عند محمد حقيبة جديدة.

18
Q

Ik heb geen nieuwe auto.

A

ليس/ما عندي سيّارة جديدة.

19
Q

Arabisch boek

A

كتاب عربي

20
Q

Heb jij een zwarte pen bij?

A

هل معك قلم أسود؟

21
Q

Hebben jullie een groot gezin?
Ja wij hebben een groot gezin.

A

هل لكم عائلة كبيرة؟
نعم، لنا عائلة كبيرة.

22
Q

Hebben ze thuis een goed bed?

A

هل عندهم سرير جيد في البيت؟

23
Q

Heeft Tariq een vrouw?

A

هل لطارق زوجة؟

24
Q

Ik ga naar Egypte.

A

ذاهب الى مصر.

25
Q

Heeft de lerares een kat?

A

هل للمعلمة قطة

26
Q

Hebben jullie alles voor de Arabische les?

A

هل معكم كل شيء لدرس العربية؟

27
Q

Hebben de leerlingen een flesje water bij?

A

هل مع الطلّان زجاجة ماء؟

28
Q

Ik heb vandaag geen tijd, ik werk de hele dag.

A

ليس عندي وقت اليوم، أعمل كل اليوم.

29
Q

Tas

A

كيس