Les 20 Flashcards by Marie Vandevelde

Q

Plaatsen

A

أماكِن

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

Wat gaan jullie morgen doen?

A

ماذا تفعلون غَداً؟

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

En om welk uur?

A

و في أي ساعة؟

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

Hoelaat gat je naar je werk?

A

متى تذهب(ين) إلى العمل؟

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

Wanneer eet je in de ochtend en in de avond?

A

متى تأكُل(يب) في الصباح و في المساء؟

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

Wanneer drink je koffie?

A

متى تشرب(ين) القهوة؟

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

Wanneer werk je?

A

متى تعمل(ين)؟

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

Wanneer ga je naar huis na het werk?

A

متى تذهب(ين) إلى البيت بعد العمل؟

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

Wanneer slaap je?

A

متى تنام(ين)؟

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

We gaan naar de stad!

A

نذهب إلى المدينة!

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

De cinéma

A

السِينَما

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

Het Theater

A

المَسْرح

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

Het museum

A

المَتْحَف

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

De kerk

A

الكَنِيسة

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

Het badhuis

A

الحَمّام

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

De tentoonstelling

A

المَعْرِض

Q

Het feest

A

الحَفْلة

Q

Is er een museum in jouw stad?

A

هل هناك المَتْحَف في مدينتك؟

Q

Woon je dicht bij een theater?

A

هل تسكن(ين) قريباً من المَسْرَح؟

Q

Wanneer ga je daarheen?

A

متى تذهب(ين) إلى هناك؟

Q

Hoe doen we dit in het Arabisch?

A

كيف نفعل هذا بالعربية؟

Q

Zullen we samen Arabisch studeren?

A

هل ندرس العربية معاً؟

Q

Zullen we samen het museum bezoeken?

A

هل نزور المَتْحَف معاً؟

Q

Met mij

A

معي

Q

Samen

A

معاً

Q

Zullen we een film gaan kijken in de cinéma?

A

هل نشاهد فيلم في السينما؟

Q

Stipt, precies

A

باضَبْط

Q

Bijna, ongeveer

A

تَقْريباً

Q

Natuurlijk

A

طَبْعاً

Q

Natuurlijk ik hou daarvan

A

طَبْعا! أحب هذا!

Q

Idee, voorstel

A

فِكْرة

Q

Ja, goed idee

A

نعم، فِكرة جيدة!

Q

Goed

A

طَيِّب

Q

Uitstekend, ik zie je dinsdag om 16u30

A

ممتاز! أراك يوم الثلاثاء في الرابعة و النصف!